Augustinus blijft populair onder christenen die geloven dat God de wereld door middel van evolutie en ”survival of the fittest” geschapen heeft. Met name een passage van de kerkvader over „christenen die wetenschappelijke onzin verkondigen” scoort hoog.
De bedoelde aanhaling van Augustinus wordt met groot gemak toegepast op mensen die nog durven uit te gaan van de historische betrouwbaarheid van de Schrift (zie kader ”Roekeloos wetenschappelijke onzin roepen”). Concreet, wanneer het om de bestrijding van creationisme gaat, verdwijnen soms de basale fatsoensregels uit de discussie. In verschillende publicaties sturen theïstisch evolutionisten een medechristen weg met een citaat uit Augustinus’ verklaring van Genesis dat impliceert dat de creationist wetenschappelijk volslagen onkundig zou zijn. Hij zou bovendien anderen van het geloof afhouden door zijn mond open te doen. Zo’n benadering getuigt van diepe minachting voor het creationistische standpunt. De bewuste aanhaling van Augustinus staat ook op pro-evolutiewebsites en in academische publicaties zoals het ”Counter-creationism Handbook” (2007) van Mark Isaak.

Aurelius Augustinus
Geloofsboek
In de strijd tegen het creationisme wordt Augustinus gewoonlijk in het Engels aangehaald, niet in het Latijn of het Nederlands. Dat geeft reeds aan dat de bron zelf niet is ingezien. Het Engelse citaat komt overigens uit een boek uit 1982 dat bijna niemand bezit, laat staan gelezen heeft. Het typisch evolutionistische gebruik van deze passage is dan: „Blijkbaar had Augustinus in zijn tijd moeite met mensen die wetenschappelijke conclusies trokken over de wereld op grond van de overtuiging dat Genesis natuurwetenschappelijke informatie verschaft.” De Bijbel is volgens die evolutionistische opvatting niet meer dan een geloofsboek en mag niet anders worden gebruikt.
De kerk heeft daar lange tijd anders over gedacht. Augustinus ook. De boodschap van hoop en genade rustte volgens de kerkvader op de historische realiteit van zonde, dood en oordeel. Dood, ziekte, verderf kwamen in de wereld als gevolg van de zondeval. De hoop en genade in de Schrift hebben een historisch-feitelijke context. Die notie ontbreekt bij het theïstisch evolutionisme in zijn huidige gedaante; dat mist een Bijbels Godsbeeld. Het maakt van Christus een Scheppingswoord (Logos) dat schiep door middel van een bittere overlevingsstrijd van miljoenen jaren van dood en verderf. De dood is binnen deze leer niet de laatste vijand, maar Christus’ trouwe bondgenoot die hem al bijna 5 miljard jaar dient als scheppingsmechanisme. God mocht het resultaat uiteindelijk dan ”zeer goed” vinden, maar alle creaturen die verdrukt, verdrongen en afgeslacht werden voordat het ‘scheppingsproces’ dit punt bereikt had, zullen daar beslist anders over ‘gedacht’ hebben. Bij dit soort theïstische evolutie-opvattingen gaat de traditionele leer over God, de mens en de zonde op de schop. De genadeleer verliest zijn historische basis en de Christus van de evangeliën Zijn oprechtheid. De eschatologie raakt op de achtergrond.
De rest van dit artikel is te lezen via de website van het Reformatorisch Dagblad. Het artikel in deze krant was een, door de RD-redactie, bewerkte vorm van een groter artikel. Dit grote artikel is inclusief literatuuropgaaf hier te downloaden.