Piet den Breejen
Drs. P. den Breejen was vanaf nov. 1960 tot 1976 werkzaam als analist, aanvankelijk werkte hij mee aan enkele research-projecten van 2 TNO-instituten. Hierna kwam hij in dienst van het pathologisch laboratorium van het academisch ziekenhuis Dijkzigt in Rotterdam, op de afd. elektronenmicroscopie. Daar was hij betrokken bij een onderzoek van dr. W.C. de Bruin, wat resulteerde in zijn proefschrift: “De pathogenese van experimenteel verwekte Atheromatose bij konijnen”. Tijdens dit onderzoek werd veel aandacht besteed aan het zichtbaar maken van celstructuren voor electronenmicroscopische waarneming. Naast zijn werk op dit laboratorium studeerde hij van 1971-1978 biologie (parttime) aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Deze studie werd afgesloten met een doctoraalscriptie over de relatie tussen de buitenmembraam van het Rauscher Leukemie virus en zijn gastheercel. Vanaf aug 1977 tot aug 2006 was hij docent biologie aan de Christelijke Scholengemeenschap “De Lage Waard” voor HAVO en VWO en vanaf 1990 gaf hij daarnaast ook godsdienstlessen. Sinds zijn pensioen verdiept hij zich opnieuw in de moleculaire celbiologie.
Stoffelijke werkelijkheid van God afhankelijk

Stoffelijke werkelijkheid van God afhankelijk

Ik heb met bijzondere belangstelling nummer 29/3 van Kontekstueel doorgenomen. De problematiek van geloof en wetenschap, die daar ter sprake komt, houdt mij al vanaf mijn latere tienerjaren bezig, vooral waar het evolutie betreft. Ik ben er zodoende van overtuigd dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd.

Het ontstaan van leven

Het ontstaan van leven

In de evolutietheorie wordt het principe van “Survival of the fittest” gehanteerd als een van de drijvende krachten. Het is echter onjuist om een isgelijkteken te zetten tussen SF en evolutie. Dat zou alleen mogen als SF zou leiden tot het ontstaan van hoger ontwikkelde levensvormen uit lagere, bij mijn weten is dit nooit aangetoond, noch in de natuur noch experimenteel.