In donkere grotten komen vissen voor die blind zijn of zelfs geen ogen meer hebben. Onderzoek naar zulke blinde grotvissen heeft een opmerkelijke ontdekking aan het licht gebracht. Door verschillende stammen van deze blinde vissen te kruisen, werd een gedeeltelijk herstel van zicht bereikt.
In het DNA van alle organismen vinden voortdurend genetische kopieerfoutjes (mutaties) plaats. Ook in vissen gebeurt dat. Stel je voor dat zulke vissen mutaties oplopen waardoor het oog zich onvoldoende ontwikkelt. Als die gemuteerde vissen leven in een omgeving waar het licht is, zullen ze geen voordeel hebben ten opzichte van andere vissen. Hun kans op overleven is dan waarschijnlijk minder. De mutaties zullen dan niet worden doorgegeven aan volgende generaties. Maar stel je voor wat er gebeurt als zulke mutaties optreden bij vissen die in grotten leven.
Blind juist goed
Er zijn vissen die nooit met licht in aanraking komen omdat ze zich hun hele leven in het donker bevinden. Als hier mutaties optreden die tot een verminderd zicht leiden, brengt dat geen nadeel met zich mee. Sterker nog, vissen zonder ogen kunnen hier nu zelfs een voordeel hebben! Vissen met ogen kunnen bijvoorbeeld makkelijker ooginfecties oplopen als ze in het donker tegen rotswanden aan zwemmen. Zulke vissen zullen zich minder goed voortplanten, en de in het donker levende vissenpopulatie zal steeds minder vissen tellen met functionele ogen. Na verloop van tijd zullen er alleen nog maar vissen zonder functionele ogen zijn. Op die manier is het begrijpelijk waarom sommige populaties grotvissen geen ogen hebben, maar dat in in plaats daarvan nog slechts een soort litteken zichtbaar is. Generatie op generatie geven de vissen het ‘litteken’ door waar ooit het oog heeft gezeten van de voorouders.
Resultaten
Het gaat dus niet om beschadiging van het DNA of de genen zelf, maar van de informatie die erin opgesloten zit. Dit ontstaat door ongecorrigeerde kopieerfoutjes bij de celdeling, ook wel mutaties genoemd. Het bestaan van blinde vissen is een voorbeeld van degeneratie. Voorheen hadden ze functionerende ogen. Degeneratieprocessen kunnen echter niets toevoegen, ook niet gedurende langere perioden, om zodoende een impuls te geven aan nieuwe en complexe structuren. Grotvissen zijn dus ontwikkeld door processen die in feite het omgekeerde demonstreren van evolutionaire processen (‘van microbe naar mens’). En die processen zijn volledig in overeenstemming met de genetische veranderingen die plaatsvinden in een degenererende, in zonde gevallen wereld.
Onderzoekers van de New York University hebben in 2008 vier gescheiden van elkaar levende populaties van blinde Mexicaanse grotvissen (Astyanax mexicanus ) onderzocht. Omdat ze geen reden hadden om aan te nemen dat in alle populaties precies dezelfde mutaties waren opgetreden, en omdat de ontwikkeling van ogen door vele genen wordt gestuurd, gingen ze ervan uit meerdere mutaties te vinden. Het moest dus mogelijk zijn om uit blinde vissen weer ziende vissen te kweken. Met deze vier verschillende populaties kruisten de onderzoekers verschillende bastaarden (hybriden). Het bleek dat bijna 40 procent van alle gekruiste vissen kon zien! Hoe dat kon? Het verlies van zicht was inderdaad een aantal malen onafhankelijk opgetreden in de afzonderlijke populaties. En de mutaties zaten in verschillende genen. Hoofdonderzoeker biologieprofessor Richard Borowsky zegt hierover: „door hen met elkaar te kruisen werden de genetische onvolkomenheden in de ene afstammingslijn gecompenseerd door de andere, en vice versa. Niet alleen zijn de structuren van het oog –na zo’n lange tijd niet te zijn gebruikt– weer hersteld zodat ze weer functioneren, dat geldt ook voor alle verbindingen met de hersenen die nodig zijn voor de juiste uit wisseling van informatie.”
Lange tijd?
Borowsky gebruikt hier de woorden ‘lange tijd’, maar uit niets in dit experiment blijkt dat het gerechtvaardigd is om hier over ‘lange tijd’ te spreken. Borowsky geeft alleen uitdrukking aan zijn geloof in lange tijdsperioden, een standaardgedachte binnen het evolutionisme. Het uitschakelen van een gen dat betrokken is bij de ontwikkeling van het oog kan door een enkele mutatie gebeuren en daar is beslist geen lange tijd voor nodig. Zodra een kleine groep vissen door geologische omstandigheden is afgesloten van zonlicht, kan het heel snel gaan. Dat er ook weer herstel mogelijk is –en zelfs een herstel van verbindingen binnen de hersenen– toont nu juist dat er geen lange tijd is verstreken. Want let op: het ophopen van mutaties gedurende lange tijdsperioden zou ‘het zicht’ definitief uit de genen hebben laten verdwijnen. Daarvan was hier duidelijk geen sprake.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Wieland, C., Borger, P., 2010, Blinde grotvissen kunnen weer zien, Weet 4: 40-41.