C.S. Lewis en de evolutietheorie

by | aug 5, 2017 | Apologetiek, Geschiedenis, Onderwijs, Theologie

C.S. Lewis is één van de grootste verdedigers van het christelijk geloof in de twintigste eeuw. Vele christenen hebben veel aan hem te danken en dat geldt zeker ook voor mij.

Hij heeft op indrukwekkende wijze kritiek geleverd op het evolutionisme. Dat is een vorm van geloof: materialisme en dan in een specifieke vorm. Het geloof dat het ontstaan en de ontwikkeling, de evolutie van deze wereld op puur natuurwetenschappelijke wijze verklaard kan worden zonder beroep op God als Schepper. Het samenspel van materie, toeval en tijd zou deze wereld tot stand hebben gebracht. Uit dit geloof komt de evolutietheorie voort, waarin concreet wordt uitgewerkt hoe dat ontstaan en ontwikkeling concreet hebben plaatsgevonden. Lewis was het met het evolutionisme hartgrondig oneens. Als dat zo zou zijn, zei hij, dan zou ons denken ten diepste niet meer zijn dan het toevallige resultaat van cellen en stroompjes en daarom volslagen onbetrouwbaar. Als er niets meer is dan materie, dan heeft het leven geen blijvende zin, dan is er geen deugdelijke grondslag voor moreel goed en kwaad. Lewis ging hartgrondig uit van het theisme: het geloof dat de werkelijkheid niet alleen materieel, maar ook geestelijk is, een schepping door God gemaakt. Deze visie is voor velen tot grote en blijvende zegen geweest. Eén voorbeeld: Francis S. Collins, de Amerikaanse geneticus, die met zijn Human Genome Project het menselijke DNA ontcijferde. Hij beschrijft zijn bekering in het boek “De taal van God” en daarbij wordt duidelijk hoe hij daarbij steun vond bij Lewis.1

In dit artikel wil ik aantonen, dat Lewis niet alleen het evolutionisme maar ook de evolutietheorie verwierp omdat die fundamenteel in strijd is met wat we nu waarnemen in de natuur:
– geen evolutie, maar variatie, specialisatie en degeneratie
– geen toenemende ordening maar systematische achteruitgang.
Daarbij beroept hij zich vooral op wat we nu waarnemen, de aard van de werkelijkheid waarin we leven, en op het gezond verstand. Dat is karakteristiek voor het creationisme. En daarin is Lewis ook nu nog een goede gids!

Het evolutionisme is de levensbeschouwing die de basis vormt van én die steunt op de evolutietheorie. Er is daarbij een wisselwerking tussen geloof, filosofie, religie enerzijds en een natuurwetenschappelijke theorie anderzijds. Het geloof, het evolutionisme gaat uit van de totale werkelijkheid en komt tot opvattingen die niet strikt natuurwetenschappelijk bewezen kunnen worden. De wetenschap, de evolutietheorie gaat uit van alleen de materiële werkelijkheid, de natuur, en dient die te onderzoeken met een strikt wetenschappelijke benadering. Over geloof kun je twisten, voor de wetenschap dien je te buigen.

Dat lijkt mooi, maar de werkelijkheid is ingewikkelder. Het blijkt namelijk dat de wetenschap niet zo neutraal, objectief is als je zou denken of willen. De natuurwetenschap gaat namelijk uit van een wereldbeeld, van uitgangspunten, die zelf niet natuurwetenschappelijk, maar wijsgerig, levensbeschouwelijk van aard zijn. Een mooi woord voor dat stelsel van uitgangspunten is “paradigma”. Een paradigma is een vorm van geloof.
Een paradigma kan in de loop van de tijd veranderen. Dan komt er een andere paradigma met een andere wetenschappelijke theorie. Paradigma en theorie gaan namelijk hand in hand, steunen op elkaar. Een verandering van paradigma gaat in de praktijk erg moeizaam. Er wordt dan zelfs gesproken van een revolutie, een haast gewelddadige omwenteling in opvatting en theorie. Daarbij heb je de grote groep van “traditionelen” die graag vasthouden aan het oude, vertrouwde. Met daarnaast een groep “vernieuwers” die eerst verguisd worden en alleen na veel strijd voet aan de grond krijgen.

Zo is het gegaan met de opkomst van het evolutionisme en de evolutietheorie. Die zijn in de loop van de negentiende eeuw opgekomen met Darwin als bekende baanbreker. Het evolutionisme is het paradigma, de evolutietheorie is de bijbehorende theorie. Voor het geloof in het evolutionisme is kenmerkend, dat het ontstaan van deze werkelijkheid verklaarbaar zou moeten zijn vanuit die werkelijkheid zelf. Het geloof, dat je daarbij God buiten beschouwing kunt laten. Het geloof in een schepping die zichzelf geschapen heeft zonder Schepper. En dat werkt door in de evolutietheorie: Je mag best geloven dat God alles geschapen heeft, maar dat mag geen rol spelen in je wetenschappelijke verklaring. Maar wat, als de wetenschappelijke verklaring tegen grenzen aan loopt, omdat de orde, de complexiteit, doelmatigheid en schoonheid onverklaarbaar zijn? De echte, goede wetenschapper gaat dan onderzoeken of zijn uitgangspunten van onderzoek moeten worden bijgesteld. Voor de “fundamentalistisch-gelovige” materialistische wetenschapper is dat ketterij, onaanvaardbaar, “on-natuurwetenschappelijk”.

Het creationisme biedt een alternatief paradigma. Het gaat er van uit dat in overeenstemming met de Bijbel God de wereld in zes dagen schiep, dat er een zondeval heeft plaatsgevonden, waardoor het kwaad en het lijden voet aan de grond kreeg in de wereld en dat er een wereldwijde zondvloed is geweest. Daarmee heb je een heel ander raamwerk voor de verklaring van het ontstaan en de geschiedenis van de wereld en van het leven dan bij het evolutionisme. Het geloof in de betrouwbaarheid van de Bijbel is niet natuurwetenschappelijk bewijsbaar maar dat geldt ook voor het materialistische geloof in een schepping zonder Schepper. Bij het creationisme hoort een “creatietheorie”, een natuurwetenschappelijke verklaring van zaken als aardlagen, fossielen, biologie. Want de Bijbel mag dan uitspraken doen over schepping en geschiedenis van deze wereld, dat zijn geen natuurwetenschappelijke gegevens! Ook al zijn ze historisch betrouwbaar en als zodanig van betekenis.

Kortom. Op grond van het bovenstaande kun je nu onderscheid maken tussen paradigma’s:
1. materialisme (er is niets anders dan materie) tegenover theïsme (geloof in God)
2. evolutionisme tegenover creationisme

En je kunt onderscheid maken op het gebied van de theorie:
3. de evolutietheorie
4. een creatietheorie. Ik zeg “een” omdat het de vraag is of je te maken hebt met een hypothese (een voorlopige opzet voor een theorie) en omdat er nog veel werk verzet moet worden om te komen tot een verdere invulling van zo’n theorie.
Lewis was onmiskenbaar een theïst. En de vraag is nu: kun je theïsme combineren met de evolutietheorie?

Het theïstisch evolutionisme (TE) combineert die twee. TE-ers geloven in de Bijbel maar wat daarin niet strookt met de evolutietheorie ontdoen ze van de historische betekenis, “vergeestelijken” ze. Hun geloof in de wetenschap, in de evolutietheorie weegt zwaarder dan hun geloof dat wat de Bijbel zegt echt gebeurd, waar is. Dat doen ze in de heilige overtuiging dat het evolutionisme niet juist is, maar dat de evolutietheorie wel waar is, zelfs bewezen. En ze geloven ook heilig, dat de Bijbel waar nodig als niet-historisch gelezen kan of moet worden. Ze doen het met het vurige verlangen dat christenen hun geloof niet kwijtraken als ze ontdekken dat wat de Bijbel lijkt te zeggen over het verleden niet klopt met wat de evolutietheorie leert. Dat verlangen is prachtig! Maar de overtuiging, hun geloof in de theorie is naar mijn mening onjuist, niet terecht. Ze doen zo geen recht aan de Bijbel, ze doen ook geen recht aan de werkelijkheid. Dat laatste blijkt uit het schromelijk tekortschieten van de evolutietheorie. Helaas is hun geloof zo sterk, dat ze de ogen sluiten voor alle gegevens waaruit blijkt dat die theorie niet deugt.

Geloofde Lewis in de evolutietheorie?

Was Lewis theïstisch evolutionist of creationist? Het lijkt of je moet kiezen: ja of nee. Maar zoals zo vaak is de werkelijkheid niet zo simpel. Als ik het moet samenvatten: hij geloofde niet in de evolutietheorie, maar wel in een geleidelijk ontstaan van het leven. Hoe dat zit wil ik nu duidelijk maken.

1. Lewis en de visie op de historiciteit van de Bijbel.

Op dit punt staat Lewis aan de kant van TE. Ik citeer: “Ik heb daarom geen moeite met, bijvoorbeeld, de opvatting van geleerden die zeggen dat het scheppingsverhaal in het boek Genesis afgeleid is van oudere Semitische verhalen, die pagaan en mythisch waren.”2 Die verhalen zouden volgens Lewis door Gods leiding zo bijgewerkt kunnen zijn in de loop van de geschiedenis, dat ze toch letterlijk, historisch gelezen zouden moeten worden, maar dat is in dit geval niet zo. Hij zegt dat zelf heel duidelijk: “In Genesis 2:7 lezen we, dat God de mens van stof uit de aardbodem formeerde en hem leven inblies. (…) De mens is een dier; maar een dier dat geroepen is of verheven wordt, of (zo u wilt) dat gedoemd is, tot meer dan dierlijkheid. Volgens de gangbare biologische opvatting (voorzover ik met de evolutieleer problemen heb, zijn die niet van religieuze aard) ondergaat een van de primaten een verandering, waardoor hij mens wordt, maar hij blijft een primaat en een dier.“3 Uit de door mij onderstreepte tekst blijkt, dat Lewis theologisch de opvatting van de TE-ers deelt, dat Genesis 1 en 2 niet als letterlijk, historisch gelezen hoeven te worden.

2. Lewis en de Mythe van de evolutietheorie.

Lewis maakt een scherp onderscheid tussen “populaire Evolutie”, “populair evolutionisme” enerzijds en “de echte, biologische evolutieleer” anderzijds. Dit onderscheid is heel belangrijk! Want Lewis heeft niets tegen “de echte evolutieleer”, maar alles tegen de “populaire evolutie”.
Wat is volgens Lewis die populaire evolutie? Dat blijkt “de evolutietheorie” te zijn, zoals we daar nu over spreken. Het is een Mythe, een ongerechtvaardigd geloof dat er een evolutie is van oerknal tot aarde, van levenloos tot eerste leven, van eerste leven tot de mens met uitsluitend natuurlijke oorzaken. Die evolutie is geen wetenschappelijke veronderstelling, maar wordt volgens Lewis dogmatisch gelovig aanvaard als een feit. “In de wetenschap is de evolutie een theorie over veranderingen, in de Mythe is het een feit aangaande verbeteringen.”4 Met andere woorden: in de evolutietheorie hebben we niet te maken met een wetenschappelijke theorie maar met een materialistisch geloof. Geen hypothese maar een dogma. “Voor de wetenschap, nogmaals, is evolutie een zuiver biologische theorie. … Maar de Mythe kent niets van deze terughoudendheid. Van een veranderingstheorie wordt een verbeteringstheorie gemaakt en vervolgens een kosmische theorie. Niet alleen aardse organismen, maar alles beweegt zich opwaarts en voorwaarts. De rede ‘evolueerde’ uit het instinct, deugd uit complexen, poëzie uit erotisch gejank en geknor, beschaving uit barbarij, het organische uit het anorganische, het zonnestelsel uit een sterrensoep. … in de Mythe geldt ‘Evolutie’ (zoals de Mythe haar opvat) als formule van alle bestaan.”5 Lewis noemt daarbij de verklaring van professor Watson voor het geloof in deze evolutiethorie: “Volgens hem wordt de evolutie als theorie ‘door zoölogen aanvaaard, niet omdat het proces is waargenomen of (…) omdat er logisch samenhangende bewijzen zijn, maar omdat het enige alternatief, een speciale schepping, duidelijk ongeloofwaardig is.“6 In deze visie op de evolutietheorie verschilt Lewis fundamenteel van het TE.

3. Lewis en de evolutie als biologische theorie.

Onder 1 lazen we al dat Lewis zegt geen problemen te hebben met de evolutieleer. Daarmee bedoelt hij niet de gepopulariseerde evolutietheorie, zoals hierboven besproken. Die wijst hij onomwonden af. Hij bedoelt er de evolutietheorie mee, “zoals een praktiserend bioloog die hanteert”7, een “zuiver biologische theorie”8 “In de wetenschap is de evolutie een theorie over veranderingen, in de Mythe is het een feit aangaande verbeteringen.”9 De evolutie waar Lewis het over heeft is een wetenschappelijke hypothese. De evolutietheorie waar wij het over hebben in het dagelijks spraakgebruik is volgens Lewis een Mythe.
Valt deze theorie dan samen met de evolutie van de eerste levende cel en vervolgens van die cel tot de mens? Puur door tijd, toeval, natuurwetten? Volgens het Darwinisme, het Neo-Darwinisme of de laatste aanvulling daarop?

De stelling wordt wel verdedigd, dat Lewis zich kon vinden in deze theorie. Dat komt doordat hij positief spreekt over “de (biologische) evolutietheorie” en men niet zorgvuldig leest wat hij daarmee bedoelt. Een voorbeeld. “Populair evolutionisme verschilt inhoudelijk van de echte, biologische evolutieleer. Voor een bioloog is evolutie een hypothese. Zij dekt meer feiten dan enige andere hypothese die momenteel verkrijgbaar is en wordt daarom aanvaard zolang er geen nieuw vermoeden is, dat nog meer feiten blijkt te dekken met nog minder aannames.”.10 Lewis staat daar in principe positief tegenover. Maar laten we zien hoe hij dat concretiseert. Wat stelt hij zich voor bij evolutie, de “biologische evolutietheorie”? “…ervan uitgaande dat het organische leven ooit is begonnen te bestaan, probeert zij te verklaren hoe bijvoorbeeld een soort die ooit vleugels had die vleugels kwijtraakte. Dit verklaart zij door het negatieve effect van omgevingsfactoren op kleine variaties.“11 Lewis wil geloven dat er een opeenvolging, een ontwikkeling is geweest in de loop van zeer lange tijd van eencellig leven naar de mens. Hij schrijft over de ontwikkeling van een embryo: “…en zo passeren daar de (…) vorm van de voormenselijke organismen, die het embryo in de baarmoeder weer zal doorlopen. Achter ieder spermatozoön ligt de gehele geschiedenis van het universum…”.12 Hij geloofde kennelijk in de recapitulatietheorie van Haeckel en was niet op de hoogte van het bedrog dat daarachter stak. Lewis geloofde ook dat de mens pas na de apen op het wereldtoneel verscheen. Maar wat hij niet geloofde was, dat dit een puur natuurlijk proces was geweest. Hij gelooft in veranderingen, specialisatie, variatie, degeneratie, maar niet in een puur natuurlijke vooruitgang van lager naar hoger, van ongecompliceerd naar zeer gecompliceerd. “Wij leven dan ook in een universum waarin organismen steeds verder in wanorde raken. Deze twee wetmatigheden – onomkeerbaarheid van het sterven en onomkeerbare entropie – bestrijken bijna volledig datgene wat Paulus de ‘ijdelheid’ van de natuur noemde, haar zinloosheid, haar bouwvalligheid. … Toekomst zou je welhaast kunnen definiëren als de periode waarin dat wat nu nog leeft dood is, en de nog resterende geordendheid vermindert.”13

Vooruitgang kan er alleen zijn doordat God ingrijpt en op bovennatuurlijke wijze tot stand brengt wat puur natuurlijk onmogelijk is.
Het begin, van leven, van de eerste vogel, van de eerste mens is geen natuurlijk gebeuren. “Wat we werkelijk om ons heen zien is een dubbel proces – het volmaakte ‘werpt’ een onvolmaakt zaadje, dat zich vervolgens tot volmaaktheid ontwikkelt. Door strikt eenzijdige concentratie op de ‘opwaartse’ kant van de cyclus is het alsof we ‘Evolutie’ waarnemen. Ik wil beslist niet ontkennen dat de organismen op deze planeet wellicht zijn ‘geëvolueerd’. Maar als we moeten afgaan op parallellen met de natuur zoals we die kennen, dan zou het redelijk zijn te veronderstellen, dat dit evolutieproces de tweede helft van een langdurig patroon is – dat het primitieve begin van het leven op deze aarde ‘geworpen’ is door een volledig en volkomen leven.”14 Dit ingrijpen van God is volgens Lewis geen natuurlijk maar een bovennatuurlijk karakter. Het is principieel misleidend om het te karakteriseren als een eindeloze reeks puur natuurlijke en toevallige veranderingen.

Conclusie

Was Lewis een theïstisch evolutionist? Hij geloofde dat er in de loop van miljoenen jaren een opeenvolging van steeds complexere biologische soorten is geweest door Goddelijk ingrijpen. Hij geloofde, dat de Bijbel op dat punt als niet-historisch moet worden beschouwd. In dat opzicht kun je hem als TE-er beschouwen.

Maar hij geloofde niet dat dit gebeuren een natuurlijk proces is geweest. Dat idee, het hart van de evolutietheorie!, wijst hij met kracht af. Het doet de werkelijkheid geen recht, het is een Mythe, een alleen in schijn natuurwetenschappelijke verklaring. Een “echte wetenschapsman”15 heeft dat wel door. De “enige reden om erin te geloven is niet empirisch maar metafysisch – het dogma van een amateur-metafysicus die ‘speciale schepping’ ongeloofwaardig vindt.”16

Als TE-ers of creationisten zich op Lewis willen beroepen, dan hebben ze allebei een stukje gelijk. Maar in een eerlijke discussie zal duidelijk moeten zijn:
– Lewis wees het evolutionisme radicaal af
– Lewis wees de evolutietheorie (in de gangbare betekenis) óók af, zelfs als een groteske Mythe.
Daar kunnen de creationisten mee instemmen.
– Lewis geloofde in ontwikkeling in de loop van de tijd die in grote lijn overeenkomst vertoont met het beeld dat de evolutietheorie geeft, maar waarbij de oorzaak niet natuurlijk was maar berustte op Goddelijk ingrijpen
– Lewis geloofde dat Genesis 1 tot 8 niet geschiedenis beschrijft.
Dat past in het theïstisch evolutionisme.

De scherpzinnigheid, nuchterheid en het literair talent van Lewis maakt hem tot een waardevolle bondgenoot voor creationisten, Dat geldt voor de kritiek op het evolutionisme als levensbeschouwing. Het geldt ook voor de kritiek op het geloof dat een natuurlijke verklaring gegeven zou kunnen worden voor het ontstaan van het eerste leven en de ontwikkeling van eencellig leven tot de mens door tijd en toeval.

Voetnoten

  1. Colllins, F.S., De taal van God, Kampen, 2006, blz. 23-44.
  2. Lewis, C.S., Gedachten over de Psalmen, Franeker, 2009 (derde druk), blz. 87. Zie ook Lewis, C.S., Wonderen, Franeker, 1994, blz. 169.
  3. Id., blz. 90, 91.
  4. Lewis, C.S., Varensporen en olifanten, Kampen, 2006, blz. 152.
  5. Id. blz. 153, 154.
  6. Id. blz. 152.
  7. Id. blz. 149.
  8. Id. blz. 153.
  9. Id. blz. 152.
  10. Id. 151, 152.
  11. Id. 153.
  12. Lewis, C.S., Wonderen, blz. 175.
  13. Id. blz. 192.
  14. Lewis, C.S., Varensporen en olifanten, blz. 160, 161.
  15. Id. blz. 152.
  16. Id. blz. 152.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!