John Waltons boek The Lost World of Genesis One: Ancient Cosmology and the Origins Debate (InterVarsity, 2009) moet wel ophef veroorzaken. Waarom? John Walton richt zich als Oudtestamenticus tot een breed publiek over de betekenis van Genesis 1. Walton wil zich inleven in wat Genesis 1 te zeggen had tot de oude Israëlieten. Zij stellen niet dezelfde vragen aan Genesis als de door de wetenschap beïnvloede mens uit de 21ste eeuw. Walton stelt dat Genesis 1 en andere oude scheppingsverslagen zich op functie richten en niet op het materiële.

“Walton merkt terecht op dat Genesis 1 focust op praktische functies, meer dan op een scheikundige (materiële) samenstelling. Maar soms gaat hij naar een tweede betekenis van “materieel” en “functie”.”
Bijvoorbeeld, op de derde dag verzamelde God de wateren op één plaats om zo twee functionele ruimtes te scheppen: het droge land en de zee. Daar was geen nieuw materiaal voor nodig. Op de vierde dag maakte God de zon, de maan en de sterren met een functie: “om op aarde licht te geven, om over dag en nacht te regeren en om het licht van de duisternis te scheiden” (Genesis 1:17-18). Genesis zegt niets over de materiële samenstelling van zon, maan en sterren en evenmin zou dergelijke informatie (die meer technisch/theoretische informatie in de moderne wetenschap is) relevant zijn.
Walton merkt terecht op dat Genesis 1 focust op praktische functies, meer dan op een scheikundige (materiële) samenstelling. Maar soms gaat hij naar een tweede betekenis van “materieel” en “functie”. Hij omschrijft “functie” dan als strikt religieus: de zeven dagen van Genesis 1 (die hij als 24-uurs dagen verklaart) beschrijven de inauguratie, de inwijding, van een kosmische tempel tot een volledig functionerende tempel. Vóór de zeven dagen zou er nog een eerdere, gewone schepping van astronomische, geologische en biologische werelden zijn geweest, die zich over langere tijdsperioden uitstrekte. Deze vroegere gebeurtenissen behoren tot “de materiële fase” die Genesis, zo stelt hij, niet noemt (blz. 92-99). Het etiket “materieel” omvat nu alle aspecten van fysieke uiterlijkheden.
Dit beeld geeft impliciet aan dat wanneer Genesis 1:9 zegt: “Laat het droge land te voorschijn komen; en het was zo”, dit niet betekent dat het droge land verscheen. Veeleer dat God het gebied van het droge land (dat al millennia fysiek en geologisch van het gebied van de zee was gescheiden) voor de eerste keer als een ruimte binnen de kosmische tempel liet functioneren en als een ruimte gezien moet worden.
In de meeste culturen ervaart de mens de wereld als een geheel. Zij scheiden niet voortdurend “materiële” en “functionele” aspecten. Alle aspecten van de gewone ervaring, inclusief fysieke ervaring, zijn “functioneel” in brede zin, omdat zij ons betekenisvol beïnvloeden. De vroege mens was in de fysieke verschijningsvorm van de wereld geïnteresseerd en Genesis 1 spreekt daar over, evenals over andere functies. Het droge land verscheen op de derde dag. Het maakte deel uit van een totaalproces waarin God een wereld maakte waarin Hij zou wonen. Fysiek voorkomen en veel andere “functies” behoren tot dit geheel. Zoals veel vertalers uit de voorbije eeuwen inzagen, spreekt Genesis 1 over wat gewone mensen kunnen zien en ervaren. Het zegt dat God dit alles maakte, inclusief allerlei extra aspecten die toekomstige generaties nog zouden kunnen ontdekken (ook de wetenschap!).
In zijn betere ogenblikken zegt Walton dit ook min of meer. Hij begrijpt dat Genesis 1 geen beschrijving geeft in modern wetenschappelijk jargon en dat het een andere focus heeft dan de moderne wetenschappelijke verslagen over voorbije eeuwen. Maar Genesis behandelt niet, wat Walton wel impliciet stelt, een totaal onderscheiden “laag” van persoonlijk doel en tempelwijding, die geen implicaties omtrent fysieke verschijningsvormen bevat. Zowel Genesis 1 als de wetenschap geven verklaringen die implicaties hebben omtrent uiterlijk voorkomen. Het zijn simpelweg geen twee lagen die elkaar nooit in hun implicaties overlappen.
Walton heeft Genesis met een onjuist contrast tussen materieel en functioneel gelezen en met een dubbelzinnige betekenis voor de twee termen. Als resultaat ontkoppelt hij Genesis 1 kunstmatig van vragen over fysieke verschijningsvorm en komt zo tot een onhoudbare uitleg. Problematische beschrijvingen in Waltons boek vergroten de moeilijkheden. Zowel oude mythologische denkbeelden als Genesis 1 krijgen het etiket: “Oude Kosmologie”; zij vertegenwoordigen “Oude Wereld wetenschap” en “kosmische geografie”. Deze termen wekken verwarring en kunnen zo materiële verwantschap met de moderne wetenschap suggereren. Deze ongelukkige manier van etiketteren ondermijnt Waltons nadruk op de kenmerkende focus van Genesis 1. Kortom, Waltons boek lezen we met gemengde gevoelens. Positieve inzichten over de werkelijke focus van Genesis 1 en een aantal onterechte stellingen wisselen elkaar in dit boek af.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van World Magazine. De originele bronvermelding luidt: Poythress, V.S., 2009, Appearances Matter, World 24 (17) en is hier te vinden.