Darwin en zijn geloof

by | mei 28, 2019 | Biologie, Geschiedenis, Theologie

In zijn Autobiografie en zijn correspondentie onthult Darwin ons de verschillende etappes die hij heeft gelopen in het christelijk geloof. Hij beschrijft dat de ontwikkeling van het christelijk geloof langzaam en geleidelijk plaatsvond vanaf het geloof van zijn jeugd tot het twijfelende agnosticisme in het tweede gedeelte van zijn leven. Hij blijft niettemin verdraagzaam en wordt nooit volledig atheïst. Hij houdt zelfs een zekere achting voor de moraal die uiteengezet wordt in het Nieuwe Testament. De geruchten dat hij het geloof opnieuw zou hebben gevonden op zijn doodsbed blijken ongefundeerd.

In een nummer van de “Courrier International” van februari 2009 met de uitdagende titel “De man die God doodde” herinnerde aan de ingrijpende verandering over het ontstaan van de wereld die in gang gezet is door de theorie van Darwin. De ´variatie bij de soorten´ waren het product van toeval en ‘de natuurlijke selectie’ verving zo goddelijke voorziening van het aanpassingsvermogen.”1

Het religieuze onderwijs van Darwin

Charles Darwin is geboren in 1809 in een welgestelde familie van vrijdenkers aan vaderszijde. Zijn grootvader, Erasmus Darwin, was een deïst, dus genoeg verwijderd van het idee van een persoonlijke God. Zijn vader, de arts Robert, hoewel hij ook een deïst was, was meer een conformist. Hij had geaccepteerd dat zijn kinderen gedoopt werden in de Anglicaanse kerk in en dat zij christelijk onderwijs kregen. De familie van zijn moeder, de Wedgwoods waren lid van de Unitariaanse kerk (een christelijke stroming die de leer van de goddelijke drie-eenheid of triniteit verwerpt) en die open stonden voor de wetenschap. Als kind ging Charles regelmatig met zijn moeder en zijn zussen naar de kerk. Na de dood van zijn moeder in 1817 bezocht Charles regelmatig een Anglicaanse school die een zekere vrijheid voorstond. Verder had de Unitariaanse kerk in haar gelederen een aantal wetenschappers van naam die liet zien dat de wetenschap op zich niet in tegenspraak is met het christelijk geloof. Over die periode schrijft Charles de veelbetekende woorden “Tijdens mijn eerste jaren op school moest ik hard werken om bij te blijven… Tijdens moeilijke momenten bad ik vurig tot God om mij te helpen en ik herinner me goed dat dit bijdroeg tot mijn succes, niet op school, maar tot het gebedsleven en ik verbaasde me erover zoveel geholpen te zijn.”2 Zijn schoolresultaten waren niet zeer goed. Zijn vader stuurde hem in 1825 naar de universiteit in Edinburgh om er geneeskunde te gaan studeren. Hij las daar altijd de Bijbel, getuige de briefwisseling met zijn zus Caroline in 1826. Zijn zus schreef hem : “Ik hoop dat je de Bijbel leest, en niet alleen omdat je denkt dat het niet goed is om hem te lezen maar met het verlangen te leren wat je moet voelen en doen om naar de hemel te gaan na dit leven. Ik weet zeker dat je meer bereikt door je op enkele verzen te focussen dan door simpelweg meerdere hoofdstukken te lezen.”3 Hij antwoordde: “Ik heb geprobeerd je advies op te volgen wat betreft de Bijbel. Welk deel van de Bijbel heeft jouw voorkeur ? Ik houd van de evangeliën.”4

De orthodoxie van de jonge Darwin

Na twee jaar had Darwin geen zin meer om door te gaan met zijn studie medicijnen. Zijn vader stelde hem voor om dominee te worden. Omdat hijzelf niet gedacht had aan die richting wilde hij erover nadenken. “Ik zou toch nauwkeurig moeten instemmen met alle dogma’s van de kerk van Engeland. Hoewel, anderzijds heb ik niets tegen het idee om dominee te worden op het platteland.”5 Hij las daarom de Anglicaanse geloofsbelijdenis en andere boeken over het geloof en concludeerde “Omdat ik, niet in het minst twijfelde, in die tijd, aan de letterlijke waarheid van ieder woord uit de Bijbel, heb ik me er snel van overtuigd dat onze geloofsbelijdenis volledig moet worden geaccepteerd… maar ik ben nooit gek genoeg geweest om te zeggen of denken : Credo quia incredibile (Ik geloof omdat het ongelofelijk is).”6 In 1828 ging hij dus in Cambridge theologie studeren. Tijdens zijn studies in Cambridge kreeg Charles kennis van de geschriften van William Paley waarover hij zei : “de logica van dit boek (View of the Evidences of Christianity) evenals zijn natuurlijke theologie hebben me evenveel plezier verschaft als die van Euclides. In die tijd maakte ik me geen zorgen over de uitgangspunten van Paley. Er meteen op vertrouwend, was ik gecharmeerd en overtuigd door de perfecte samenhang van zijn argumentatie.”7 Paley had het voorbeeld van een horloge genomen wat moeilijk het resultaat van toeval kan zijn om te kunnen begrijpen dat de complexiteit en de perfecte aanpassing van de onderdelen van al het leven niets anders kan zijn dan een uitgedacht plan bedacht door de grote Horlogemaker.

De twijfel van Darwin

In 1831 ging Darwin aan boord van de Beagle, als naturalist, met als opdracht om de flora, fauna en geologie te beschrijven van de landen die bezocht zouden gaan worden. Hij had ontdekt dat het daar was dat zijn echte roeping lag en zijn intentie om dominee te worden doofde op “geheel natuurlijke” wijze uit.8 In zijn autobiografie heeft Charles Darwin meerdere pagina’s aan de verandering van zijn religieuze overtuigingen gewijd. We ontdekken er dat het tijdens deze vijfjarige wereldreis is geweest dat hij langzamerhand het geloof van zijn jeugd is gaan verliezen dat hij nog had tijdens zijn vertrek: “Terwijl ik aan boord van de Beagle volledig orthodox was, herinner ik me dat ik uitgelachen werd door verschillende officieren toen ik de Bijbel citeerde als een onbetwistbare autoriteit wat betreft de moraal.9

Wetenschappelijke redenen

Volgens Ernst Mayr, één van de vaders van de moderne evolutietheorie, was de consequentie van die orthodoxie, het geloof “in een wereld gecreëerd en bevolkt met onveranderlijke soorten.”10 Darwins observaties dwongen hem heel snel om vragen hierover te stellen : “Waarom hebben deze soorten, waarbij men veronderstelt dat ze zijn gecreëerd op de eilandengroep Galapagos en nergens anders, zo’n duidelijke gelijkenis met die soorten die gecreëerd zijn in Amerika? Er is niets in de bestaansomstandigheden, in de geologie van de eilanden, in de hoogte, in het klimaat, dat lijkt op de Amerikaanse kust. Aan de andere kant is er in het vulkanische gebied, wat betreft het klimaat, de hoogte en het oppervlak van de eilanden een grote overeenkomst met de Kaap-Verdische eilanden; maar wat een gigantisch verschil wat betreft de inwoners.” En concluderend: “De theorie m.b.t. de onafhankelijke creaties kan geen uitleg verschaffen over deze natuur.”11 Met andere woorden ; Darwin begon te twijfelen dat alle soorten vast waren en dus ook dat God alle soorten had geschapen. Hij begon ook te twijfelen aan de natuurtheologie (natural theology): “het oude argument van een doelgerichtheid in de natuur, zoals gepresenteerd door Paley, die me vroeger heel overtuigend leek, is gevallen sinds de ontdekking van de ‘wet van de natuurlijke selectie’. Voortaan kunnen we niet meer beweren dat het mooie scharnier van een tweekleppige schelp moet zijn gemaakt door een intelligent wezen, zoals een scharnier van een deur door een mens… Het lijkt er niet op dat er een grote doelgerichtheid in de variatie van de organische wezens en in de actie van de natuurlijke selectie is dan de richting en het waaien van de wind.12 Toch bekent hij veel later: “Mijn theologie is volledig twijfelachtig; Ik kan niet naar het heelal kijken als resultaat van blind toeval en toch zie ik geen bewijs van een goed ontwerp, zelfs niet in de details.”15 Hij herschreef het in een brief in 1866 : “Het heeft me altijd heel plausibel geleken te zien dat de immense hoeveelheid van pijn en lijden in deze wereld het onvermijdelijke resultaat is van de opeenvolging van natuurlijke evenementen, van de algemene wetten in plaats van directe interventie van God, er geheel bewust van zijnde dat het niet logisch is als we refereren aan een alwetende God.”16

Theologische redenen

In de twee jaren die volgden op de terugkomst van zijn reis spreekt Darwin een aantal gedachten over de Bijbel uit. “Beetje bij beetje kwam ik tot de overtuiging dat het Oude Testament met zijn wereldgeschiedenis een foute openbaring is, met de Toren van Babel, de regenboog als teken, etc. En omdat dit God de bedoelingen van een wraakzuchtige tiran geeft, is het niet waard om dat meer te vertrouwen dan de heilige boeken van de Hindoes of de geloven van andere barbaren… Hoe meer vorderingen wij maken in de kennis van de onveranderlijke natuurwetten, hoe moeilijker het is om de wonderen te geloven. Men kan niet bewijzen dat de evangeliën zijn geschreven op het moment waarover de gebeurtenissen verhalen. … Ze verschillen op verscheidene punten, hoewel dit toelaatbaar is voor de ooggetuigen. Door dit soort gedachten ben ik er langzamerhand toe gekomen om niet meer te geloven in het christendom als heilige openbaring.”17 Hij heeft ook tegen een aantal doctrines van het christendom geprotesteerd. “Ik kan moeilijk aannemen dat iemand graag wil dat het christendom waar is; omdat, als dat het geval is, de Schriften duidelijk aangeven dat mensen die niet geloven, te weten mijn vader, mijn broer en bijna al mijn beste vrienden, eeuwig gestraft zullen worden. En dit is een afkeurenswaardige doctrine.”18

Persoonlijke redenen

In 1851, overleed zijn dochter Annie, die hij in het bijzonder beminde, als gevolg van een ziekte op 10-jarige leeftijd. Velen denken dat dit overlijden heeft bijgedragen aan zijn verwijdering van het geloof en van de opvatting van een welwillende God. Terwijl voor zijn zeer vrome vrouw Emma, het geloof een bronvan troost is geweest.

De geleidelijke verandering naar het agnosticisme

Al analyserende over zijn religieuze weg, zei Darwin zelf: “Het ongeloof is me zo zeer langzaam maar ook zeer overtuigend binnengevallen. Deze ontwikkeling is zo langzaam gegaan dat ik geen gevolgen ondervond van angst.”19 Zijn waarnemingen in het veld leidden bij hem ertoe zich te verwijderen van zijn verwondering voor de natuur geordend door God en tot het kiezen van een rationalistische visie. Op het moment dat hij “The Origin of Species” schreef had hij al het christelijk geloof verloren zoals hij het zich veel later goed herinnerde in een brief geschreven in 1880: “Het spijt me dat ik u moet informeren dat ik niet geloof in de Bijbel als heilige openbaring en dus niet in Jezus Christus als Zoon van God.”20 Echter, de onmogelijkheid van het bedenken dat het heelal en de mens het resultaat van toeval zijn “zet me aan om te denken aan een eerste oorzaak die begaafd is met een intelligentie min of meer gelijk aan die van de mens” en hij “kan beschouwt worden als deïst.”21 Vervolgens is hij er zelfs geleidelijk toe gekomen om deze positie van deïst te heroverwegen “Deze conclusie leek me solide toen ik de “The Origin of the Species” schreef; Sinds die periode van wisselende gedachten is deze gedachte langzaam afgebrokkeld. Het geheim van het begin van alles is ondoorgrondelijk. Daarom moet ik me ermee tevreden stellen dat ik agnost blijf.”22 In een brief geschreven in 1879 heeft hij zijn altijd twijfelende, nooit definitieve, positie nauwkeurig aangegeven: “In mijn meest extreme veranderlijkheid ben ik nooit een atheïst geweest in de betekenis van de ontkenning van het bestaan van een God… Ik denk dat in het algemeen (naarmate ik ouder word) maar niet altijd, de term agnost mijn gemoedstoestand het best omschrijft.”23 In een artikel van “Réforme” vindt men deze zin die goed de religieuze weg van Darwin beschrijft: Hij, die een gelovige zonder zorgen was, is voor de rest van zijn dagen een gekwelde agnost geworden.”24

De houding van de agnost Darwin t.o.v. het geloof

In tegenstelling tot sommige van zijn aanhangers tijdens zijn leven en een groot aantal Darwinisten tegenwoordig is Darwin altijd tolerant geweest t.o.v. christenen. Dit was in het bijzonder het geval in de relatie met zijn zeer gelovige vrouw, waarvan hij zegt: “Zij is de grootste zegen in mijn leven geweest… Zij die oneindig superieur is in alle morele kwaliteiten.”25 Hij zag elders in het christendom: “het nobele geloof en het bestaan van een almachtige God”26 en “de hoogste vorm van religie – het grandioze idee van een God die de zonde haat en de waarheid liefheeft.”27 Hij gaf toe dat “de vraag … te weten of er een God of heerser van het heelal bestaat” een vraag is welke bevestigend beantwoord moet worden door zulke slimme mensen die tot nu toe nog nooit bestaan hebben.”28 Darwin heeft niet meer diegenen gezien die de confrontatie zochten tussen de wetenschap en het geloof. Aan zijn vriend, de dominee Innes, heeft hij in 1878 geschreven: “Ik zie geen verbetering hoe de religie en de wetenschap samengehouden kunnen worden … zo verwijderd …. maar ik ben het geheel en al met je eens over het feit dat er geen enkele reden is voor het feit dat de discipelen van deze twee scholen elkaar scherp aanvallen terwijl iedereen zich stringent aan zijn/haar geloof vasthoudt.”29

Heeft Darwin op zijn doodsbed het geloof teruggevonden?

Een zekere Engelse evangeliste, mevrouw Hope, heeft beweerd Darwin bezocht te hebben vlak voor zijn dood. Sinds dat bezoek, volgens een artikel, verschenen in de “Baptist Watchman Examiner” in 1915, had Darwin toen zijn theorie verloochend, een jeugdzonde, en had hij het geloof in zijn redder Jezus-Christus teruggevonden. Echter, Francis, de zoon van Darwin, en vervolgens ook zijn dochter Henrietta, hebben deze late bekering weerlegd. Volgens hen, heeft hun vader de wetenschappelijke overtuigingen behouden en is hij een agnost tot zijn dood gebleven.

Hoe moeten de verslagen van Darwin over zijn religie beoordeeld worden

Voor sommigen heeft Darwin niet openlijk willen verklaren dat hij een atheïst was geworden en dat hij zich daarom had verborgen achter de term ‘agnost’. Dit om zijn vrouw, zijn familie, een aantal goede vrienden en een deel van de Engelse samenleving in die tijd niet te choqueren. Het is waar dat Darwin een twijfelachtige verhouding heeft gekend met het christelijk geloof en dat dit op verschillende manieren uitgelegd kan worden. Bij voorbeeld : hij verwierp het christendom volledig terwijl hij doorging met het financieel ondersteunen van de kerk in zijn dorp. Hij heeft in verschillende gevallen getoond dat hij een groot respect bewaarde voor de moraal in het Nieuwe Testament. Zijn meest heftige tegenstanders, meestal de christenen uit zijn tijd, maar ook die van vandaag, hebben hem gezien als een agent van satan, die er de oorzaak van is dat de fundamenten van het christendom opnieuw ter discussie gesteld werden en die heeft bijgedragen aan de opkomst van het atheïsme en al het slechte wat daaruit voortkomt (immoraliteit, oorlog, etc.). Als men niet wil ontkennen dat het darwinisme één van de factoren is die de theologie sterk heeft beïnvloed en het religieuze gevoel wat uitkomt bij een samenleving zonder God is het niet zeker of dat de intentie van Darwin is geweest. Wat betreft het andere, hij is een “gentleman” geweest en zelfs een waardige niet-confessionele heilige die ook discussieerde met zijn christelijke opponenten en die zijn vriend Huxley verweet veel te heftig tegen hen te zijn.30 Darwin onderzocht alle feiten voor- of tegen zijn theorie31 en hij bleef nederig ondanks het succes van zijn theorie. De laatste zin van zijn autobiografie is veelzeggend: “met de gemiddelde capaciteiten zoals die van mij, is het verrassend dat ik er toe in staat ben geweest om de opinie van de wetenschappelijke mensen op enkele belangrijke punten te beïnvloeden.”32 Wat te denken van Darwin ? Het verlies van zijn geloof is misschien te wijten aan zijn kritische en veel te rationalistische lezing van de Bijbel maar ook aan de voor hem discutabele theologie van de eeuwige hel. Toch moet men erkennen dat Darwin heeft geleefd volgens de christelijke principes in zijn verhouding met anderen. Het zou verkeerd zijn om hem in diskrediet te brengen en hem te veroordelen. Hij, die zelfs voor christenen een voorbeeld van tolerantie en wijsheid geweest zou kunnen zijn. Evengoed, is het legitiem zijn theorie te bediscussiëren en hier kritisch over te zijn. Zo kan men betwisten of hij werkelijk diegene is geweest: “De man die God doodde”.

Dit artikel is geschreven door Jacques Sauvagnat en gepubliceerd in de Science & Origines nummer 18 uit 2009 en met toestemming vertaald door Ton de Mik.

Voetnoten

  1. BOWLER P.J., 2009, L’homme qui tua Dieu, Courrier international, n° 954 (12-18 fév.), p. 45-49.
  2. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p.26
  3. DARWIN Ca., 1985, Lettre à Charles Darwin (22 mars 1826) dans : Burkhardt F. et al. (éds.), The Correspondence of Charles Darwin, vol.1 : p. 31
  4. DARWIN C., 1985, Lettre à Caroline Darwin (8 avril 1826), Op. cit., p. 39.
  5. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 55.
  6. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 55.
  7. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 57.
  8. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 56.
  9. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 81.
  10. MAYR E., 1995, Histoire de la biologie, Fayard/Livre de Poche, p. 541.
  11. DARWIN C., 1859 (1992), L’Origine des espèces, GF-Flammarion, p. 456.
  12. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 83.
  13. Darwin C., Lettre à J.D. Hooker (1870) dans: Darwin F. et Seward A.C. (éds.), More Letters 13 De frequente aanwezigheid van het lijden en het kwaad wat hij constateerde in de natuur heeft hem ertoe gebracht te twijfelen dat de God van de Bijbel er de auteur van zou kunnen zijn. Voor Charles was de jonge koekoek, die andere eieren uit het nest gooide, de mieren die andere insecten gebruiken, een wesp, die eieren in rupsen legt waaruit larven komen die de levende rups van binnenuit opeten, niet het resultaat van een schepping maar van natuurlijke selectie.14DARWIN C., 1859 (1992), L’Origine des espèces, GF-Flammarion, p. 297.
  14. DARWIN C., 1866, Letter to M.E. Boole (14 déc. 1866), The Correspondence of Charles Darwin, vol. 14, Letter 5307
  15. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 81,82.
  16. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 83.
  17. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 83.
  18. DARWIN C., 1985, Lettre à F.A. McDermott (24 nov. 1880), Darwin Correspondence Project, non publié.
  19. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p.88.
  20. DARWIN C., 1879, Letter to J. Fordyce (7 mai 1879), Darwin Correspondence Project, non publié.
  21. DARWIN C., 1879, Letter to J. Fordyce (7 mai 1879), Darwin Correspondence Project, non publié.
  22. SILLIAU C., 2009, Darwin, un athée attaché à la morale chrétienne, Réforme, n° 3312 (19 mars 2009), p.14.
  23. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 92.
  24. DARWIN C., 1874 (1999), La filiation de l’homme et la sélection liée au sexe, Syllepse, p. 179.
  25. DARWIN C., 1874 (1999), La filiation de l’homme et la sélection liée au sexe, Syllepse, p. 233.
  26. DARWIN C., 1874 (1999), La filiation de l’homme et la sélection liée au sexe, Syllepse, p. 179.
  27. DARWIN C., 1878, Letter to J.B. Innes (27 nov. 1878), Darwin Correspondence Project, non publié.
  28. DARWIN C., 2009, Origines, Lettres choisies 1828-1859, Bayard, p. 225.
  29. DARWIN C., 2009, Origines, Lettres choisies 1828-1859, Bayard, p. 179, 197.
  30. DARWIN C., 2008, L’Autobiographie, Seuil, p. 135.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!