Waarom komt in het geslachtsregister van Lc3 en zekere Kainan voor, die in de overeenkomstige passage in Gn11 ontbreekt? De bestudering van deze vraag leert ons het een en ander over de interpretatie van Bijbelse geslachtsregisters, betoogt prof. Koorevaar. Uitgangspunt daarbij is de betrouwbaarheid van de Bijbeltekst.
De oergeschiedenis staat in Gn1:1-11:26. Deze bestaat uit twee delen: van de schepping tot de zondvloed (1:1-6:8) en van de zondvloed tot de roeping van Abraham (6:9-11:26). Voor het bepalen van een chronologie van die oertijd zijn de stambomen in 5:1-32 en 11:10-26 van belang. Die strekken zich uit over de twee hoofdperioden van de oergeschiedenis. De zondvloed is de grote insnijding.
De getallen in de Masoretische Tekst, de Septuaginta en de Samaritanus in Gn5 en 11 wijken sterk van elkaar af. De onderstaande tabel bevat drie blokken met elk drie zuilen. De eerste zuil bevat de informatie van de Masoretische Tekst (MT), de tweede zuil die van de Septuaginta (LXX) en de derde zuil die van de Samaritanus (Sam).
naam | leeftijd bij de geboorte van de opvolger | jaren daarna | totale leeftijd | ||||||
MT | LXX | Sam | MT | LXX | Sam | MT | LXX | Sam | |
Adam | 130 | 230 | 130 | 800 | 700 | 800 | 930 | 930 | 930 |
Set | 105 | 205 | 105 | 807 | 707 | 807 | 912 | 912 | 912 |
Enos | 90 | 190 | 90 | 815 | 715 | 815 | 905 | 905 | 905 |
Kenan | 70 | 170 | 70 | 840 | 740 | 840 | 910 | 910 | 910 |
Mahalalel | 65 | 165 | 65 | 830 | 730 | 830 | 895 | 895 | 895 |
Jered | 162 | 162 | 62 | 800 | 800 | 785 | 962 | 962 | 847 |
Henoch | 65 | 165 | 65 | 300 | 200 | 300 | 365 | 365 | 365 |
Metuselach | 187 | 167 | 67 | 782 | 802 | 653 | 969 | 969 | 720 |
Lamech | 182 | 188 | 53 | 595 | 565 | 600 | 777 | 753 | 653 |
Noach | 500 | 500 | 500 | 450 | 450 | 450 | 950 | 950 | 950 |
Sem | 100 | 100 | 100 | 500 | 500 | 500 | 600 | ||
Arpachsad | 35 | 135 | 135 | 403 | 430 | 303 | 438 | ||
(Kainan) | 130 | 330 | |||||||
Selach | 30 | 130 | 130 | 403 | 330 | 303 | 433 | ||
Eber | 34 | 134 | 134 | 430 | 370 | 270 | 404 | ||
Peleg | 30 | 130 | 130 | 209 | 209 | 109 | 239 | ||
Reü | 32 | 132 | 132 | 207 | 207 | 107 | 239 | ||
Serug | 30 | 130 | 130 | 200 | 200 | 100 | 230 | ||
Nachor | 29 | 79 | 79 | 119 | 129 | 69 | 148 | ||
Terach | 70 | 70 | 70 | 205 | 205 | 145 |
Vóór de zondvloed zien we telkens dat LXX 100 jaar extra heeft voor de leeftijd van de vader bij de geboorte van de genoemde zoon. LXX geeft de indruk gemanipuleerd te zijn. Na de zondvloed zien we, dat zowel LXX als Sam telkens 100 jaar meer hebben, vergeleken met MT. Tekstkritisch is dit moeilijk te evalueren. Met Külling geef ik de voorkeur aan MT.1 Een onzekerheid hierbij vormt Kainan, de zoon van Arpachsad, die in Lc3:36 en in LXX van Gn11:12-14 voorkomt, maar niet in MT. Is Kainan oorspronkelijk, maar is die later bij het proces van overschrijving weggevallen? Of is Kainan niet oorspronkelijk en hebben latere overschrijvers van Lc3 Kainan ingevoegd op grond van LXX? Welke lezing kan tekstkritisch het best de varianten duidelijk maken?
Het is eigenaardig dat de leeftijden van Kainan en Selach in LXX precies dezelfde zijn, 130 jaar bij de verwekking van de betreffende zoon en 330 jaar voor de levensduur daarna. Dit kan gebruikt worden als argument voor de oorspronkelijkheid van LXX, namelijk dat er tijdens het proces van overschrijving Kainan is weggevallen (homoioteleuton). Toch blijft het eigenaardig dat bij beide oudvaders alle getallen precies gelijk zijn. Dat is abnormaal en onaannemelijk. Dat betekent dat er bij Kainan in LXX iets niet klopt. Wat is er gebeurd dat Kainan en Selach precies dezelfde leeftijden hebben? Het is moeilijk aanneembaar dat Kainan later zomaar is ingevoegd. Wilde een overschrijver ook tien generaties hebben tussen Sem en Terach (afgesloten door drie zonen) net zoals er tien generaties zijn tussen Adam en Noach (afgesloten door drie zonen)? Heeft hij de naam Kainan zomaar uit de lucht gegrepen? Wist de invoeger dan maar niets beter om de leeftijden van de volgende persoon over te nemen?
Dit alles is ook moeilijk aanneembaar. Het is daarom goed mogelijk dat Kainan oorspronkelijk is. Er moet een andere verklaring gegeven worden waarom Kainan in LXX staat en waarom hij precies dezelfde leeftijden als Selach heeft. Dan moet er ook een verklaring gegeven worden waarom MT dat niet heeft en dat het redelijk is dat MT Kainan achterwege gelaten heeft. Een homoioteleuton is wel begrijpelijk, maar dan moet men aanvaarden dat MT corrupt is en de vragen bij LXX blijven onopgelost. Dit is niet bevredigend.
Een mogelijke oplossing moet in een andere richting gezocht worden. Volgens Gn10:22 LXX heeft Sem nog een zesde zoon, Kainan. Daarmee zijn Arpachsad en Kainan broers van elkaar. Met andere woorden: LXX zelf is tegenstrijdig. Kainan is volgens 10:22 een broer en volgens 10:24 en 11:12 een zoon van Arpachsad. Volgens 11:12 MT is Selach de zoon van Arpachsad en volgens 11:12 LXX en 10:24 LXX is Kainan de zoon van Arpachsad. Daarmee kunnen Kainan en Selach ook broers van elkaar zijn. Dus zowel Arpachsad en Kainan als Kainan en Selach kunnen broers zijn. Daarmee moeten we de broergedachte opnemen. Wat kan er gebeurd zijn? We zijn op vermoedens aangewezen, waarbij er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Hierbij is het onvermijdelijk dat we de grens tussen tekstevaluatie en wordingsgeschiedenis van de tekst overschrijden. Het onderstaande betoog gaat ervan uit dat Kainan en Selach broers zijn. Maar een gelijksoortige argumentatie kan ook opgebouwd worden als Arpachsad en Kainan broers zijn.
(a) Arpachsad had twee zonen, Kainan en Selach, en zij waren tweelingbroers. Eber, de daarop volgende zoon in de lijn, kan natuurlijk maar de zoon van een van hen zijn en wel van Selach. Dat verandert er echter niets aan dat Kainan en Selach in de erfopvolging gelijke rechten hadden. Zij stonden in een vroeger stadium van de tekst gelijkwaardig naast elkaar, maar grafisch was het niet te vermijden dat zij ook na elkaar stonden. Later vonden afschrijvers het onbevredigend, dat er een persoon in de rij stond die geen leeftijden had. Men heeft diezelfde leeftijden ingevoegd, omdat zij tweelingbroers waren. Die ene zoon (Eber) stond immers in voortzetting van hen beiden, omdat ze gelijke rechten hadden. Daarom moesten er ook dezelfde leeftijden zowel voor de vader als voor zijn tweelingbroer komen. De lezers begrijpen toch wel (ondersteund door de mondelinge traditie), als ze precies dezelfde leeftijden zien, dat het niet om een na elkaar, maar om een naast elkaar moest gaan? Ja, ze wilden juist verhinderen dat dit gelijktijdige na elkaar als een historisch na elkaar gelezen zou worden. Helaas is dit niet gebeurd. Latere lezers (zonder de mondelinge traditie) konden moeilijk anders als dit grafische naast/na elkaar als historisch na elkaar opvatten, zoals de rest van de tekst.
(b) Kainan en Selach waren (gewone) broers. Een van die twee, Kainan, was getrouwd, maar stierf kinderloos. Zijn lijn dreigde uit te sterven. Zijn broer Selach ging nu met diens weduwe een zwagerhuwelijk aan (Dt25:5-6; Ru4:10). De eerste zoon die aan Selach geboren werd, Eber, kwam nu ook op de naam zijn broer Kainan. Hoe gaat een schrijver dit gegeven in een lineaire stamboom opnemen? Beide ‘vaders’ moesten dan genoemd worden, waarbij de leeftijden van de biologische vader (Selach) ook de leeftijden van de erkende vader (Kainan) werden.
(c) Kainan en Selach waren gewone broers of tweelingbroers. Selach stierf toen zijn vrouw in verwachting was van zijn zoon Eber. Kainan heeft daarna de weduwe van zijn broer in zijn huis gehaald en is met haar getrouwd. Eber was daarmee zowel de zoon van Selach (de biologische vader) als van Kainan (de stiefvader). Hoe ging de schrijver van Gn11:10-26 daarmee om? Wiens leeftijden moest hij in zijn lijst opnemen? Hij kan moeilijk de leeftijden van Selach nemen, want zijn zoon was nog niet geboren toen hij stierf. Bovendien leefde hij helemaal niet meer na de geboorte van zijn zoon. De schrijver had een dilemma. Hij was altijd gewend zowel de leeftijd van de vader bij de geboorte van de betreffende zoon, als ook het aantal jaren daarna te noemen. Dit kon nu niet. Hij kon niet anders dan de leeftijden van Kainan nemen. Hij was daarom ook verplicht om Kainan zelf te noemen, met zijn leeftijden en al. Daarna heeft hij die leeftijden ook aan Selach toegekend. Eber was immers toch de zoon van Selach?
In alle drie gevallen, behalve in de eerste fase van het eerste geval moet (oorspronkelijk) in de tekst gestaan hebben, dat Eber zowel de zoon van Kainan als de zoon van Selach was. Tijdens een latere ontwikkeling in de teksttraditie van (de Hebreeuwse Vorlage van) LXX werd bij Kainan de naam Eber vervangen door Selach, zodat Selach de zoon van (zijn broer) Kainan werd. Dat was begrijpelijk, want Eber kan toch maar één vader gehad hebben? Dus moest in het denken van de afschrijvers er iets in de vroegere tekstoverlevering fout gegaan zijn, en dat dacht men nu te herstellen door Eber te vervangen door Selach. Zodoende liep de tekst in Gn11:10-26 weer consequent! Tijdens een latere ontwikkeling in de teksttraditie van MT werd de informatie dat Eber de zoon van Kainan was, weggelaten. Uit de mondelinge traditie wist men dat dit op zichzelf wel correct was, maar dit deed niet (meer) ter zake, omdat die informatie geen meerwaarde bracht in de directe lijn van Arpachsad – Selach – Eber.
Een andere mogelijkheid voor MT is, dat de oorspronkelijke informatie over Kainan en Selach als tweelingbroers bewaard was en dat Eber alleen maar de zoon van Selach was. Dan heeft men besloten om de naam Kainan te schrappen, omdat Kainan voor de directe lijn van Arpachsad – Selach – Eber niet beslissend was. In al deze gevallen is de huidige MT correct in de directe lijn Arpachsad – Selach – Eber met de erbij behorende leeftijden. Tegelijk heeft LXX de naam Kainan correct bewaard, hoewel die daar in een verkeerd lineair kader staat.
Hoe zit het in deze gevallen met Kainan in Lc3:35-36? In het OT en in Mt1:1-17 beginnen de stambomen met de stamvader en eindigen in de betreffende doelpersonen.2 De stamboom in Lc3:23-38 is bijzonder, omdat die in historisch omgekeerde volgorde loopt. De verbinding met de volgende persoon of schakel gebeurt door de genitief tou (‘van [de]’). NBG vertaalt tou met ‘de zoon van’. De vraag is of dat correct is en of deze vertaling op juiste wijze de verbinding tussen twee personen reflecteert. Lucas heeft in 3:24-38 nu eenmaal tou en niet hyios tou (‘zoon van’), zoals in Mt1:1, de inleiding van de stamboom van Jezus in Mt1:1-17. De inleiding (en sleutel) van de stamboom van Lucas is 3:23: ‘En hij, Jezus was (…) zijnde een zoon, zoals gemeend werd, Jozef van Eli (…).’ Het is merkwaardig dat tussen Jezus en Jozef, en wel voor Jozef, de genitief tou ontbreekt. Jozef is stiefvader. Vanaf Jozef wordt wel met tou de brug naar de volgende naam geslagen. Het is mogelijk om dit als ‘zoon van’ te interpreteren en te verbinden met ‘zijnde een zoon’ in 3:23b.
Het ontbreken van tou voor Jozef moet ons echter voorzichtig maken. Het woord tou kan de functie van verbindingsschakel hebben, waarbij die schakel wel de mogelijkheid heeft om het vaderschap uit te drukken, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn, en daarom ontbreekt het woord bij Jezus in verbinding met Jozef.3 Wij moeten oppassen bij de interpretatie van lineaire stambomen, omdat niet altijd de lijn consequent verticaal wordt volgehouden. Soms kan die onderbroken worden door een horizontale onderbreking, terwijl de horizontale leden (zonen) wel na elkaar genoemd worden. Als iemand dat niet (bij voorbaat) weet, dan leest hij die verticaal. Een bekend voorbeeld is 1Kr1:1-4. Sem, Cham en Jafet worden lineair na Lamech en Noach geplaatst.4 Pas door vergelijking van 1:5, 1:8, en 1:17 (en met de kennis van Gn) kunnen we ontdekken dat Sem, Cham en Jafet wel eens broers kunnen zijn.
Zo is er discussie over wat in 1Kr3:17-24 verticaal en wat horizontaal is. Om hoeveel schakels gaat het daar? Kan dit bij Lc3:35-36 ook het geval zijn, en dus Kainan horizontaal geïnterpreteerd worden? Misschien. Dat is alleen maar mogelijk als we de lijst in verbinding met de stambomen in Gn11 en 1Kr1 lezen. De vraag is of Lucas LXX van Gn11 in zijn huidige bekende vorm voor zich had. Of had hij een andere Griekse tekst van Gn voor zich, of zelfs een Hebreeuwse tekst waarin Kainan ook voorkomt, maar die toch iets anders was dan de LXX-tekst in Gn11:11-13? Hij moet meer gehad hebben, omdat we de informatie in Lc3:23-31 (30) niet in het Oude Testament terug vinden, noch in LXX noch in MT. In ieder geval is dat gedeelte van de stamboom tussen de tijd van Nehemia en Jezus nieuw.5
Welke conclusie kunnen we nu bij Lc3:35-36 trekken voor het begrijpen van Kainan in Gn11? Als tou begrepen moet worden als ‘zoon van’, dan heeft MT een schakel verloren. Indien tou alleen als verbindingsformule bedoeld is, dan hoeft MT geen verticale schakel verloren hebben. Er kan geen definitieve conclusie getrokken worden. Daarmee kan Lc3:35-36 geen beslissende bijdrage leveren voor het begrijpen van de positie van Kainan binnen zijn familie. Allerlei voorstellen van interpretatie van Gn10:12-14, zoals die boven gedaan zijn, blijven open en hoeven niet in tegenspraak met Lc3 te zijn.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Ellips. De volledige bronvermelding luidt: Koorevaar, H.J., 2010, De aan- en afwezige Kainan in Genesis 11:12-13 als vader, zoon en broer, Ellips 35 (295): 38-42.
Voetnoten
- Külling, S., Geschlechtsregister von Adam bis Noah – von Noah bis Abraham: Sind die Genealogien in Genesis 5 und 11 historisch und lückenlos? Immanuel-Verlag. Riehen 1995, p. 8-9.
- In Mat 1:1-17 is er een combinatie. 1:1 is de inleiding en begint met de doelpersoon Jezus Christus en verbindt deze in twee grote stappen over David met Abraham. Dat gebeurt door de formule: ui`ou/ de zoon van. Vanaf 1:2 begint de omgekeerde, historische richting van Abraham naar Jezus toe.
- In Joh 6:42 menen de joden dat VIhsou/j o` ui`o.j VIwsh,f Jezus de zoon van Jozef is. Hier ontbreekt de genitiefverbinding tou/ tussen zoon en Jozef.
- LXX heeft na Noach ingevoegd: ‘de zonen van Noach’. Dit is echter een interpretatieve vertaling om te vermijden dat een lezer die lijn lineair zou opvatten.
- Misschien heeft Külling gelijk dat Lucas oorspronkelijk Kainan niet had, maar dat later tijdens het proces van transmissie Kainan werd ingevoegd om NT aan LXX aan te passen. Tekstkritisch staat dit voorstel wel erg zwak.