In het jaar 2015 ontmoeten leden van BioLogos elkaar, op slechts een mijl afstand van mij, om het theïstisch evolutionisme te promoten. Ik typ op dat moment vrolijk het tegendeel van deze visie. Ik ben getroffen door het feit dat voor sommige christenen discussies over de schepping niet belangrijk zijn: gaat het niet alleen om een kwestie van interpretatieverschillen over de tijd en de methode? Voorstanders van een literair-historische benadering van Genesis poneren dat de aarde zes- tot tienduizend jaar oud is; voorstanders van de verschillende evolutionaire modellen pleiten voor miljoenen tot miljarden jaren. Voorstanders van een literair-historische benadering pleiten voor een goddelijk scheppingswerk dat plaats vond met adembenemende, bovennatuurlijke snelheid en resulterende in een alles omsluitende dynamische schepping in een tijdspanne van één week. Voorstanders van de evolutionaire modellen poneren een kalm goddelijk werk, hoofdzakelijk door middel van natuurlijke processen in een grote periode van tijd. En er zijn ook nog mensen die pleiten voor een oude-aarde-model, onderbroken door bovennatuurlijk scheppingswerk. Allen zeggen dat God schiep en God onderhoudt. Waarom dan toch debatteren?

Heel eenvoudig: omdat God, zoals in Hebreeën 12:25 staat, tot ons spreekt door Zijn Woord. Wij zijn het er denk ik allemaal over eens dat de Schrift de essentiële aspecten onthult van wat God ons wil laten weten over het ontstaan van de schepping. Simpelweg omdat de Schepping bestaat als gevolg van Hem en voor Hem. Als we preken of schrijven over Genesis, dan hebben we het over wat God heeft gezegd en wat Hij heeft gedaan, een realiteit die onlosmakelijk verbonden zijn met Wie God is. Het is verkeerd om toe te voegen aan of weg te nemen van wat God openbaart over Zichzelf en de manier waarop Hij ons heeft gemaakt. Genesis en oorsprong zijn onlosmakelijk verbonden met onze leer aangaande Christus: degene door Wie alles geschapen is (Kol. 1:15-17). Het is verweven met onze leer over de mens, zonde en verlossing (zie Mattheüs 19:4-6; Marcus 10:6-8; Lukas 3:23-38, Romeinen 5 en 1 Korinthe 15). Als we de Evangeliën verstaan als het geschreven Woord van God aan ons, dan is het niet vergezocht om te zeggen dat de Genesis-interpretatie inherent bij het Evangelie hoort. Schepping en verlossing zijn niet alleen verbonden in de menselijke opvattingen: ze behoren tot de Drie-enige God als Zijn werken. Genesis gaat eerst over God, en als tweede over ons. Onze exegese en hermeneutiek hebben theologische en spirituele gevolgen, ten goede of ten kwade.
In de hedendaagse discussie over Genesis en de menselijke oorsprong, claimen sommigen een historische Adam en Eva als het eerste mensenpaar dat een evolutionair-bovennatuurlijke overgang naar de mensheid markeert. Sommigen poneren een figuurlijk paar als archetype voor een evoluerende, vroege mensheid. Bekend met de historische uitzonderingen sta ik samen met de hoofdstroom van de historisch-christelijke, orthodoxe gelovigen voor de literair-historische traditie; met inbegrip van de schepping van Adam en Eva, resp. uit het stof en uit een rib, op de zesde dag (een dag van gewone duur). Er zijn tal van redenen voor de duurzaamheid van deze visie, ondanks de uiteenlopende pogingen om het tegendeel aan te tonen door een minderheidsstroming vanaf de kerkvaders tot het heden. In de eerste plaats is een literair-historische interpretatie van de schepping, met inbegrip van de menselijke oorsprong, exegetisch opmerkelijk levensvatbaar. Het is ook hermeneutisch in overeenstemming met de gehele tekst van Genesis. Ten tweede hangt het naadloos samen met de rest van de Schriftleer over de schepping, de mens en verlossing. De literair-historische traditie betreffende oorsprong hangt samen met een volledig ingesloten exegetische christelijke theologie.
Dit betekent niet dat er sprake is van een gebrek aan intelligente stellingen die de literair-historische traditie uitdagen, hoewel niet in de eerste plaats door alternatieve interpretaties van Genesis 1-3. Op sommige punten zijn de literaire en Bijbels-theologische inzichten van de voorstanders van de andere visie volledig in overeenstemming met de literair-historische traditie, maar alleen de literair-historische traditie vermijdt de fouten en valkuilen die inherent zijn aan de alternatieve standpunten. De grootste inhoudelijke uitdaging voor de literair-historische traditie zijn de gangbare dateringsmethoden, in het bijzonder in relatie tot de fossielen. Zelfs hier geeft een verstaan van een volwassen schepping, de zondeval, de vloek en de daaruit voortvloeiende natuurlijke processen afgewisseld met episodes van catastrofen door de tijd heen overtuigende antwoorden op vraagstukken betreffende de geologische ouderdommen en de daaropvolgende biologische aanpassingen. De literair-historische traditie kent een exegetische, hermeneutische en theologische samenhang met de Schrift, historische, blijvende waarde boven alle andere interpretatieve modellen, evenals uitgebreide kerkelijke en confessionele ondersteuning. Er is een goede reden om te geloven dat dit als een voorbeeld staat van de door de Heilige Geest vervulde belofte van Christus om Zijn Kerk te leiden in de waarheid van het Woord.

Duizenden jaren heeft de hoofdstroom van de kerk begrepen dat Genesis een ontzagwekkend mysterie onthult. De hele schepping – van materie en tijd, licht en duisternis, sterren en soorten dieren en planten (niet gelijkgesteld met moderne soorten) – werden onderscheiden, volwassen en productief in één week geschapen, met orde en met een onderlinge relatie, met daarvóór niets anders dan alleen Gods bestaan. De Drie-eenheid handelde in een plotselinge, kosmische gebeurtenis die Zijn wijsheid, kracht en vreugde onthult. In deze context vormde God Zijn beelddrager, Adam, wiens menselijkheid Christus Zelf aan zou nemen. Toen Adam vanuit het stof der aarde geschapen werd, blies God de levensadem in hem zodat hij een levend wezen werd. Eva werd eveneens op een dergelijke intieme manier geschapen: uit Adams rib, op dezelfde dag. Het goddelijke werk van de scheppingsweek culmineerde in deze zondevrije volwassenen, om te genieten van de gemeenschap met God en de blijdschap van het prototypische huwelijk, om vruchtbaar te zijn en te vermenigvuldigen en zich te verheugen in de prachtige schepping. Hier is het begin van de mensheid, het begin van onze geschiedenis.
Vrijwel iedereen, inclusief Peter Enns en ikzelf, zijn het erover eens dat dit de gangbare historische weergave van de christelijke orthodoxie is. We zijn het allebei erover eens dat “de kerk de historiciteit van Adam en Eva nooit in twijfel heeft getrokken.” Enns stelt echter dat dit niet van belang is, “omdat ze in de geschiedenis van de kerk tot voor kort niet te maken hadden met evolutie of wetenschappelijke ontdekkingen.” Deze uitspraak geeft verkeerd weer wat de kerk leerde vanaf de kerkvaders tot aan het tijdperk van de Verlichting. Het is namelijk een reflectie van hen die vandaag de dag alternatieve interpretaties van Genesis over de menselijke oorsprong voorstellen. Het re-interpretatieve kader stelt dat “evolutie en oude teksten het Bijbelse verhaal in zijn culturele context zet, nieuwe factoren zijn het die we moeten aangrijpen.” Hoewel dit sommigen aanspreekt (en evolutie en oude teksten moeten er op een intelligente manier worden bijgehaald) geloof ik dat het Bijbelse verhaal juist datgene is dat zowel de evolutionaire hypothesen als de teksten uit het oude Nabije-Oosten in hun context plaatst. De Schrift verlicht. Ze onthult dat Adam en Eva wonderbaarlijk zijn geschapen door God, zonder enige afkomst, in minder tijd dan één van onze dagen.
Dit artikel is onderdeel van ons Symposium over de Historische Adam.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen. Het originele artikel is hier te vinden: http://www.booksandculture.com/articles/webexclusives/2015/june/first-man-and-woman.html?paging=off