Enige tijd geleden werden we door ‘De Redactie’ weer eens bijgespijkerd aangaande de zogenaamde ‘evolutie van de mens’. Toen stond er de volgende titel te lezen: “Wij mensen zijn 100.000 jaar ouder dan gedacht, en leefden overal in Afrika.” Blijkbaar tonen “nieuwe vondsten in Marokko aan dat Homo sapiens, de ‘Moderne mens’, niet 200.000 jaar geleden op de aarde verscheen, maar minstens 300.000 jaar geleden. En dat hij niet enkel in een ‘Tuin van Eden’ in Ethiopië leefde, maar toen al verspreid was over het hele continent”. Marokko als ‘de bakermat van de mensheid’ lijkt echter zeer onwaarschijnlijk. Ook de gelijkschakeling Homo sapiens / ‘Moderne mens’ is zeer problematisch en wordt door vele wetenschappers niet aanvaard. Verder hebben mensen niet de gewoonte om te ‘verschijnen’. En als klap op de vuurpijl zou de ‘Tuin van Eden’ in Ethiopië gelegen hebben. Waarom worden in de vulgarisering van een schijnbaar ‘wetenschappelijke’ ontdekking, Bijbelse elementen geïntroduceerd? Op basis van Ezechiël 31:16 weten we, dat de Hof van Eden in een Syrisch-Libanees gebied zou gelegen moeten hebben. Want “de bomen van Eden” worden daar als “de mooiste van de Libanon” beschreven. De Libanon is een gebergte in het midden van Libanon en in het zuidwesten van Syrië. De hoge, met sneeuw bedekte pieken hebben de Libanon in het verleden waarschijnlijk zijn naam gegeven: “laban” betekent “wit” in het Aramees, de taal van Christus. De Qadisha-vallei en het zogenaamde ‘Bos van de ceders van God’ liggen ook in de bergen van de Libanon. In de loop van de geschiedenis vluchtten vele Christenen naar het gebergte, waar ze relatief veilig waren voor vervolging en waar ze grotten bewoonden en soms complete kerken uithakten in de rotsen. In het gebergte bevinden zich trouwens nog steeds verscheidene kloosters.
Maar, volgens dit nieuwe ‘wetenschappelijke’ onderzoek moet de bakermat van de mensheid niet in Eden en ook niet in Ethiopië gezocht worden, maar wel in Marokko, meer bepaald in de Jebel Irhoud, zo’n 400 kilometer ten zuiden van Rabat. Daar zijn nu immers overblijfselen van de Homo sapiens gevonden die gedateerd kunnen worden op 315.000 jaar geleden, en dat is ruim 100.000 jaar ouder dan de oudste resten die tot nu toe in Ethiopië werden gevonden. Het gaat blijkbaar om 16 nieuwe overblijfselen die toebehoorden aan minstens vijf individuen. Eerder, in 1968, waren in de Jebel Irhoud ook al zes overblijfselen gevonden van een jong exemplaar van Homo sapiens. Dat werd toen eerst gedateerd op 40.000 jaar oud, later op 160.000 jaar. Een internationaal team van onderzoekers onder leiding van professor Jean-Jacques Hublin van het Max-Planck-Institut für evolutionäre Anthropologie in Leipzig had echter twijfels bij die datering en begon in 2004 nieuwe opgravingen op de site. Zijn bevindingen zijn nu gepubliceerd in twee artikels in het populairwetenschappelijk tijdschrift ‘Nature’. “Deze ontdekking vertegenwoordigt de oorsprong zelf van onze soort, de oudste Homo sapiens ooit gevonden in Afrika of elders”, zei Hublin op de persvoorstelling.
De overblijfselen zijn gedateerd door Daniel Richter, een expert in geochronologie aan het Max Planck Instituut. Met de thermoluminescentie-methode kwam hij tot een datering van 315.000 jaar geleden, ruim de helft ouder dan wat tot nog toe gezien werd als de oudste menselijke overblijfselen. Dat waren de fossielen van Omo I en Omo II, die ontdekt zijn in Omo Kibish in Ethiopië, en die een datering kregen van 195.000 jaar. Iets jonger waren drie schedels die eveneens in Ethiopië gevonden werden in de buurt van het dorp Herto in de Afar-regio. Die werden gedateerd op 160.000 jaar oud. Het feit, dat tot nog toe al de oudste resten van de ‘Moderne mens’ in dezelfde streek in Ethiopië gevonden werden, heeft ertoe geleid dat men dacht, dat alle mensen afstamden van een populatie die in Oost-Afrika leefde, in een soort ‘Tuin van Eden’ in zwart Afrika. “De nieuwe vondsten zetten deze theorie volledig op losse schroeven”, zegt Hublin. “Want, het is niet alleen zeker, dat er ook in Marokko al zeer vroeg ‘Moderne mensen’ leefden, maar dat zij ook tweezijdige, vuurstenen spitsen produceerden die kenmerkend zijn voor wat men de ‘Middle Stone Age’ noemt”. Deze periode uit de Afrikaanse prehistorie is gelijktijdig met het ‘Midden-Paleolithicum’ in Europa waar de zogenaamde ‘Neanderthalers’ toen leefden.
Volgens paleo-anthropoloog Antoine Balzeau – die echter niet meegewerkt heeft aan de ontdekking – betekent dit, dat “zeer verschillende groepen mensachtigen tegelijkertijd geleefd hebben, niet enkel ver van elkaar verwijderd in afgelegen streken, maar mogelijk ook in gebieden die dicht bij elkaar liggen. Het gaat dan om verschillende groepen archaïsche Homo sapiens, de primitievere Homo erectus, de Neanderthalers, de Denisova-mens en mogelijk ook de Homo naledi. Er zijn dus gedurende lange tijd verschillende soorten mensen op aarde geweest, die elkaar ontmoet hebben, die samengewoond hebben, die genen uitgewisseld hebben”. Dit is eigenlijk zeer opmerkelijk, want indien dit werkelijk verschillende soorten mensen geweest zouden zijn, dan kunnen ze biologisch gesproken géén genen uitwisselen. Professor Hublin voegde eraan toe: “We verwijderen ons hoe langer hoe meer van de lineaire visie op de menselijke evolutie, met een opeenvolging van soorten die de een na de ander komen”. De nieuwswaarde van deze mededelingen ontgaat ons volledig, aangezien dit net de gangbare theorie is binnen de hedendaagse Paleo-anthrolopogie.
Een van de vondsten is een aangezicht, en de onderzoekers zeggen dat het “aangezicht van deze vroege Homo sapiens het gezicht is van iemand die je op de metro zou kunnen ontmoeten”. Professor Hublin zegt blijkbaar vaak al grappend, dat “als de mens van Jebel Irhoud een hoed zou dragen, men geen verschil met ons zou kunnen zien”. Dit betekent, dat er blijkbaar géén spoor van ‘evolutie’ te bespeuren is. Maar, persoonlijk heb ik professor Hublin dit nog nooit horen zeggen, maar het zou wel kunnen kloppen. Het grapje, dat Hublin hier trouwens maakt over de mens van Jebel Irhoud, heeft hij trouwens ‘geleend’ van Carleton S. Coon, een professor van Harvard, die in de jaren ’40 van de vorige eeuw precies hetzelfde zei van de Neanderthaler. Maar volgens Hublin die eerst beweerde, dat er geen verschil is, is er nochtans wel degelijk een verschil: “De hersenpan verschilt nogal sterk van die van de hedendaagse mensen”. “Wat de grootte betreft, zijn de hersenen van de mensen van de Jebel Irhoud al behoorlijk groot”, zei Hublin. “De grootte valt binnen de variatie bij nu levende mensen. De belangrijkste verschillen zitten in de vorm. Het zijn hersenen die veel minder bolvormig zijn, want ze zijn langwerpiger”. Hublin doelt natuurlijk op de dolichocefale vorm van de schedel, die blijkbaar karakteristiek is voor de mens van Jebel Irhoud. Echter, Hublin vergeet er wel bij te vertellen, dat dolichocefalie of langschedeligheid, net het typische kenmerk is van de schedel van de Neanderthaler. Met andere woorden, we hebben nu 300.000 jaar geleden zogenaamd ‘moderne’ mensen in Afrika en tezelfdertijd Neanderthalers in Europa die beiden gekenmerkt worden door een langwerpige schedel. Op zich is dit interessant nieuws, ook al past het niet echt in het kraam van de aanhangers van de zogenaamde Out-of-Africa-theorie. Méér dan 30 jaar geleden nam de wetenschap aan, dat ook in Noord-Afrika Neanderthalers geleefd hebben. Daarna heeft men 30 jaar tijd nodig gehad om van deze Noord-Afrikaanse ‘Neanderthalers’, ‘Moderne mensen’ te maken. Nu blijkt nog maar eens, dat deze Noord-Afrikaanse ‘Moderne mensen’ niet alleen op Neanderthalers lijken, maar dat ze ook nog eens dezelfde cultuur hebben. Met andere woorden, omwille van ideologische redenen worden de Noord-Afrikaanse ‘Neanderthalers’, ‘Moderne mensen’ genoemd en worden de Europese ‘Moderne mensen’, ‘Neanderthalers’ genoemd, terwijl in werkelijkheid het dezelfde soort betreft.
En dan volgt de grote wetenschappelijke conclusie van professor Jean-Jacques Hublin: “Ik denk, dat de belangrijkste bijdrage van ons werk is, dat het toont, dat de ‘Moderne mens’ niet als soort met Adam verschenen is, ineens, en met al de kenmerken van de huidige mensen. Maar, dat de ‘Moderne mens’ het resultaat is van een geleidelijk proces, een lang proces, en een complex proces. En bij de mensen van de Jebel Irhoud zien we, dat een deel van hun anatomie al zeer dicht aanleunt bij wat we zien in de nu levende mensen. Maar andere delen moeten nog een lange evolutionaire weg afleggen, vooral de hersenen”. Ook bij de hedendaagse mens heeft tegenwoordig de ene al beter ontwikkelde hersenen dan de andere. Maar, Hublin probeert natuurlijk met alle mogelijke middelen een goddelijke Schepper buiten spel te zetten. Het is op zich merkwaardig om te zien, dat Hublin blijkbaar wetenschappelijk actief is – niet om de waarheid te vinden – maar om aan te tonen, dat God niet bestaat. Inderdaad, de Evolutietheorie is een vorm van negatieve theologie voor atheïsten. Voor hen is het probleem, dat het Creationisme steunt op een goddelijke Schepper. En dat is voor atheïsten natuurlijk “onwetenschappelijk” omdat het volgens hen een arbitraire, bovennatuurlijke macht introduceert. Met andere woorden, atheïstische ‘wetenschappers’ willen natuurlijk aan wetenschap doen, zonder dat ze door God gestoord worden.
Atheïstische wetenschappers nemen dan maar hun toevlucht tot het Neo-Darwinisme, maar ook deze branche van ‘wetenschap’ zit in een diepe crisis. Mutatie gevolgd door natuurlijke selectie kunnen niet het ontstaan van nieuwe soorten verklaren. Er is geen bewijs voor ‘geleidelijkheid’ binnen het evolutionaire proces, zoals Hublin beweert. En het ‘toeval’ en de ‘willekeurigheid’ die zo een grote rol spelen binnen het Neo-Darwinisme kunnen toch nooit als wetenschappelijke verklaringsgrond worden ingeroepen, aangezien het de facto niets verklaart! Het Neo-Darwinisme, dat zich toch als een naturalistische en materialistische ‘wetenschap’ presenteert, weet géén raad met het hedendaagse moleculaire bewijs, en zoekt zijn toevlucht in allerlei onbewezen veronderstellingen aangaande erfelijkheid. Het Neo-Darwinisme negeert snelle en bruuske biologische processen zoals symbiogenese, horizontale genoverdracht, de acties van mobiele genetische elementen binnen het genoom en de epigenetische wijzigingen. De meeste Neo-Darwinisten hebben het proces van ‘Natuurlijke Selectie’ blindelings verheven tot de enige ‘creatieve’ kracht die alle moeilijke evolutionaire problemen zou oplossen zonder dat daar een echte empirische basis voor bestaat. Vandaag de dag zien ook vele ongelovige en atheïstische wetenschappers in, dat het Neo-Darwisme aan het eind van zijn Latijn is. Echter, voor hen bestaat er geen Alternatief, omdat dat de basis van hun atheïsme en ongeloof zou torpederen.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van het Katholiek Forum. Het originele artikel is hier te vinden.