Het nieuwe schooljaar is al weer enige tijd aan de gang. De bekende spandoeken met ‘De scholen zijn weer begonnen’ erop hebben opnieuw een duidelijke boodschap afgegeven. Dit jaar heeft die boodschap een diepere lading gehad voor mij persoonlijk daar dit mijn eerste jaar is als volleerd leerkracht. Wanneer je een ‘echte’ meester bent lever je automatisch je laatste vakantieweek in. Deze week moet je namelijk besteden aan het voorbereiden van het nieuwe schooljaar. In het schoolgebouw is nog geen kind te bekennen. Toch is het in die week een drukte van jewelste. Overal zijn collega’s druk bezig hun lokaal weer in gereedheid te maken om hordes kinderen aan te kunnen. De vloeren worden gestofzuigd, de muren worden gesopt, de ramen krijgen nieuwe beschilderingen, nieuwe digibord-tools worden getest, de jaarbestelling wordt uitgepakt en dubbel gecontroleerd en de startvergadering is een feit.
Na vijf studiejaren krijg ik dan toch echt de regie in handen over mijn eerste eigen klas. Dat geeft best een goed gevoel. Ontspannen mag je nu met de opgedane ervaring je eigen plan trekken. Maar je eigen plan trekken doe je niet zomaar. Het brengt alle verantwoordelijkheid van de wereld met zich mee. Je bent verantwoordelijk voor het welzijn van kinderen op verschillen terreinen. Je moet zorgen voor structuur, veiligheid en hen een cognitieve ontwikkeling kunnen garanderen. Elke dag kun je keuzes maken in wat je de kinderen daadwerkelijk mee wil geven voor vandaag en de toekomst. Je hebt als leerkracht nou eenmaal de mogelijkheid om te sturen in de kennis die je de kinderen wilt bijbrengen. Wat niet onderschat moet worden is dat de levensvisie en het geloof van de leerkracht een grote rol spelen in die sturing. In feite heeft een leerkracht ontzettend veel macht. Wellicht zijn meesters en juffen machtiger dan de minister-president. Deze macht mag echter niet misbruikt worden. Het is zaak dat je als leerkracht nagaat of de kennis die je doorgeeft klopt en natuurlijk in hoeverre die kennis wordt gekleurd door je eigen levensovertuiging.
Dat de lesstof wordt gekleurd door de levensovertuiging van een leraar is denk ik onontkoombaar. Iedereen heeft een bepaald geloof en dat maakt dat iedereen automatisch bevooroordeeld is. Zo heb ik vanuit mijn geloofsovertuiging niet alleen gecontroleerd of de jaarbestelling compleet is, maar heb ik ook gecontroleerd of de lesmethodes die de school hanteert accuraat zijn. Daarbij doorloop ik ook
de kast met jeugdliteratuur. Ik houd namelijk graag zicht op wat de kinderen in mijn klas tot zich nemen aan informatie. Kinderen slikken alle informatie uit ‘weetjesboeken’ vaak als zoete koek terwijl niet alle informatie in zulke boeken even kosjer is. Wanneer ik een lesmethode check op accuraatheid begin ik meestal bij de geschiedenismethode. Ik lees het eerste hoofdstuk vluchtig door en trek de conclusie: deze methode is niet accuraat. Ik doorloop de boekenkast met jeugdliteratuur. Als snel kom ik informatieve boeken tegen over het ontstaan van deze wereld. Ik lees de eerste bladzijdes vluchtig door en trek de conclusies: Deze informatieve boeken zijn niet accuraat.
Wanneer een geschiedenis- of aardrijkskundemethode of welk ander boek dan ook uitgaat van de betrouwbaarheid van het evolutionisme, bestempel ik die als niet accuraat. Al jaar en dag krijgen kinderen de evolutietheorie voorgeschoteld als zijnde een wetenschappelijk theorie. De evolutietheorie is verre van een wetenschappelijke theorie en staat daarbij geheel haaks op het scheppingsverhaal dat in Genesis wordt beschreven. Ik zie het als een voorrecht dat ik als christelijke leerkracht de kinderen mag wijzen op de tal van gaten in de evolutietheorie en ik hen ook mag wijzen op het meest accurate geschiedenisboek dat er bestaat: de Bijbel. Gelukkig staat er daar voor ieder kind ook een exemplaar van in de kast. Betekent dit nu dat de kinderen in mijn klas mijn geloofsovertuiging moeten overnemen? Dat natuurlijk niet. Iedereen is nou eenmaal vrij te geloven wat hij zelf wil. Wel hoop ik hen te leren zelfstandig na te gaan of de inhoud, van welke informatiebron dan ook, gebaseerd is op geloof of op feiten.
Het wijzen op de betrouwbaarheid van de Bijbel en met name op de betrouwbaarheid van het boek Genesis, is niet geheel vanzelfsprekend in het christelijk basisonderwijs. Veel christelijke scholen hebben de ‘de waarheid van de evolutietheorie’ geaccepteerd en stellen dat de Bijbel dan maar anders geïnterpreteerd dient te worden. Het weerspiegelt de visie op de Bijbel in het algemeen: ziet een school de Bijbel als het woord van God waar alles, inclusief lesmethodes, aan getoetst dient te worden of ziet een school de Bijbel enkel als inspirerend boek dat een ‘goede’ toevoeging is voor het dagelijks leven? Doorleeft een christelijke basisschool dat de Bijbel het fundament moet vormen voor het leven of geeft het de leerlingen mee: ‘Doe maar met de inhoud wat je wilt’?
Voor de zomervakantie heb ik me een jaar lang beziggehouden met de vraag: op welke manier kan een christelijke basisschool het beste omgaan met het schepping/evolutievraagstuk? Het was de hoofdvraag van mijn afstudeeronderzoek dat bekroond is met de Wim Terhorst scriptieprijs 2018. Zoals ik eerder aangaf is het niet de bedoeling dat een leerkracht zijn of haar geloof oplegt aan de kinderen maar een leerling wel aan het denken mag zetten. Voor mijn onderzoek heb ik filosofielessen ontworpen en ben ik daadwerkelijk met de bovenbouw aan het filosoferen geslagen over geloof, wetenschap, schepping en evolutie. Het mooie van filosoferen met kinderen is dat ze leren van het vragenstellen zelf. Het gaat niet zozeer om het antwoord. Wanneer een christelijke school ervoor kiest om te filosoferen over het schepping/evolutievraagstuk kan de leerkracht zijn of haar geloof ook niet opleggen aan de kinderen. Tijdens een filosofieles mag alles gedacht, geloofd en besproken worden. Vrijheid van denken voor de leerkracht en vrijheid van denken voor de leerling.
Er bestaat veel discussie over schepping en evolutie. Ook in de christelijke wereld. Wellicht zijn binnen een school de meningen verdeeld over de lezing van het eerste Bijbelboek. In mijn scriptie heb ik ook stilgestaan bij de vraag: wat maakt een christelijke school nou precies christelijk? Het uitdragen van de christelijke waarde en normen alleen? Naar mijn mening is een christelijke basisschool écht christelijk wanneer het Bijbelgetrouw onderwijs aanbiedt. Alles is dan in lijn met de inhoud van de Bijbel. Wanneer ik met de kinderen uit mijn klas ga nadenken en filosoferen over de geschiedenis van de wereld, dan hoop ik hen met de juiste vragen nieuwsgierig te maken voor de geloofwaardigheid van het zesdaagse scheppingsverhaal uit Genesis. Niet omdat ik mijn macht als leerkracht expres wil misbruiken, maar puur omdat ik geloof dat God almachtig is. Hij is bij machte om te scheppen op de manier die Hij heeft laten noteren in Zijn woord.