Skeletten van dinosauriërs en pterosauriërs worden vaak opgegraven in deze karakteristieke houding: de kop naar achter geworpen, de achterpoten gebogen en de staart gestrekt. Deze “dode dinosauriërhouding” vindt men ook bij veel andere fossielen – het meest bekende voorbeeld hiervan is de fossiele vogel Archaeopteryx (zie Afbeelding 2). Er worden zoveel fossielen in deze houding aangetroffen dat een recent artikel in New Scientist schreef dat er “In feite te veel zijn om het toeval te noemen.”1
Afbeelding 1. Een recent artikel in New Scientist schreef over een Archaeopteryx fossiel: “Het kan geen toeval zijn dat zoveel dode dieren er zo uitzien.”1
Dit is geen nieuws voor paleontologen. De vraag waarom zoveel fossielen in deze houding worden aangetroffen “baart paleontologen al meer dan een eeuw zorgen”.1 De Duitse geoloog Yohannes Weigelt suggereerde in 1927 in zijn boek over tafonomie (de studie van hoe men denkt dat dode organismen begraven en gefossiliseerd werden) dat “de houding van dode dinosauriërs” veroorzaakt wordt door het samentrekken van pezen wanneer het organisme begint uit te drogen. Anderen suggereerden: in de modder duiken en vast geraken; een sterven in de slaap; doodsverstijving (rigor mortis); dehydratatie in zout water en het in die houding gesleept worden door stromend water. Maar voor paleontologe Cynthia Marshall Faux van het Museum van de Rockies in Montana (VS) klonk geen van deze ideeën juist. Marshall Faux had vele uren als vrijwillige veearts aan het Montana Raptor Conservation Center2 gespendeerd met het redden van gewonde roofvogels. Niet alle gewonde vogels overleefden het, wat betekende dat Marshall Faux praktische ervaring had met dode en stervende vogels—iets waar andere paleontologen zelf geen ervaring mee hadden. Zij kon dus zien dat de pogingen van het paleontologische gemeenschap om de veelvoorkomende “dode dinosauriërhouding” te verklaren niet klopte met de werkelijkheid. “Ik las in de literatuur over doodsverstijving (rigor mortis), het uitdrogen van pezen enzovoorts, maar het kwam niet overeen met mijn praktijkervaring als veearts. Dode kadavers die beginnen te bewegen? Dat houdt helemaal geen steek.” Daartegenover wist Marshall Faux dat dieren die sterven door vergiftiging of die aangereden worden door een wagen deze houding aannemen terwijl ze nog (amper) in leven zijn. Controle met de werkelijkheid Marshall Faux besloot om de verschillende theorieën eens grondig te onderzoeken.
Ze nam waar dat pas gestorven vogels in doodsverstijving gaan en er daarna weer uit gaan, maar “niet één maal” bewogen ze.
Ze poogde kadavers uit te drogen om te zien of de uitdrogende spieren, pezen en gewrichtsbanden de ledematen zouden verdraaien. De kadavers droogden uit—maar ze nam niet de minste beweging waar.
Na een experiment waarbij snel uitgedroogde ligamenten helemaal niet samentrokken, beweerde Marshall Faux dat als een uitdrogende pees zelfs nog geen spijker uit piepschuim kon trekken, het moeilijk is om voor te stellen dat dit de kop van een dinosauriër zou verplaatsen!
Om de theorie van de “dehydratatie door zout water” te testen plaatste Marshall Faux kwartel kadavers in kuipen met zout water. De dode kwartels “weigerden pertinent om te zinken”3 en ze vertoonden nog steeds geen verandering in hun houding toen de kuipen overwoekerden met “overvloedige bacteriëngroei” en ze weggegooid moesten worden.
Afbeelding 2. Deze Struthiomimus dinosaurus is gestorven in de klassieke ‘dode dinosauriërhouding’—kop naar achter, staart gestrekt en de achterpoten gebogen.
Wat de andere theorieën betreft, sloten Marshall Faux en haar collega paleontoloog Kevin Padian van de Universiteit van Californië het overlijden tijdens de slaap uit, omdat “geen enkel bekend dier in zo’n houding slaapt”1,4 En de veronderstelling dat de kadavers in die houding werden gesleept door stromend water komt niet overeen met de waarneming dat bepaalde fossielen een doodshouding aannamen met hun nek en ledematen in tegengestelde richtingen – wat onwaarschijnlijk is bij snelstromend water. Verder vroegen Padian en Marshall zich af: hoe waarschijnlijk is het dat dieren van over heel de wereld in modder terechtkwamen en daar dan vast kwamen te zitten?
Voor Marshall Faux bleef er maar één mogelijke verklaring over: de doodsstrijd. Zij en andere veeartsen bevestigen dat dieren de “opisthotonische houding” aannemen kort voordat ze sterven (dus niet erna). Dit gebeurt vanwege spastische spierbewegingen die het gevolg zijn van ernstige functiestoornissen in het centrale zenuwstelsel. Kortweg: een tekort aan zuurstof. Wat zou dan de verstikking veroorzaakt kunnen hebben van zoveel gefossiliseerde beesten die zo goed bewaard zijn gebleven in de typische “dode dinosauriërhouding”? Een verdronken wereld Alhoewel Marshall Faux en Padian dit misschien niet willen erkennen, spreekt de Bijbel van een catastrofale gebeurtenis—op wereldschaal—die de houding van zoveel van de fossielen die ze bestudeerd hebben eenvoudig verklaart. De zondvloed in de dagen van Noach was uitermate verwoestend, aangezien “alles met levensadem in zijn neusgaten van alles wat op het droge leefde, stierf”, dat wil zeggen “van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht” (Genesis 7 vers 22–23). De uiteindelijke pijnlijke doodsstrijd van sommige van deze schepselen kan men vandaag de dag nog steeds waarnemen—een teken voor de snelle begraving onder modderige lagen van nu uitgeharde sedimentgesteenten die bacteriële afbraak en aaseters dwarsboomde. Voorzeker een niet mis te verstane getuigenis dat mensen van overal het beste nog eens kunnen overpeinzen (Lucas 17 vers 26–30, 2 Petrus 3 vers 3–7 en 15). Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Creation Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Catchpoole, D., 2009, Death throes, Creation 31 (3): 42-44 (artikel).