Dr. Harm Veldman schrijft een boek over Martin Luther (1483-1546)

by | mei 11, 2021 | Onderwijs, Theologie

Martin Luther (1483-1546) – Kroniek van Luthers leven en werk in de context van zijn tijd. Dr. Harm Veldman schreef over hem in 2021 een lezenswaardig boek. De historicus loopt kort het leven door van deze bekende kerkhervormer. We lezen zijn beschrijving hieronder vooral op ‘onze thema’s’, namelijk de historiciteit van de Schrift en het debat over geloof en wetenschap.

Maarten Luther (1483-1546), de bekende kerkhervormer. Historicus dr. Harm Veldman schreef over hem dit jaar een lezenswaardig boek. Dr. Harm Veldman heeft al meerdere kerkhistorische boeken en artikelen op zijn naam staan. Hij promoveerde in 2009 aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen op een proefschrift met als titel Hendrik de Cock (1801-1842): op de breuklijnen in theologie en kerk in Nederland. Deze keer schrijft hij dus over de kerkhervormer Maarten Luther. Het rijk geïllustreerde en mooi opgemaakte boekje werd uitgegeven door De Banier. De Apeldoornse prof. dr. Herman J. Selderhuis schreef een voorwoord. Hieronder volgt een korte bespreking.

Veldman heeft zijn boek ingedeeld in vijf perioden. Hij begint met de jonge jaren van Luther, daarna zoomt hij in op Luthers ontdekking van Gods gerechtigheid. In de derde periode bespreekt Veldman de verantwoording van Luther voor kerk en keizer en zijn verblijf op de Wartburg. De strijd met Erasmus komt aan bod in de vierde periode. Als laatste worden, in de vijfde periode, Luthers laatste jaren besproken. Voor sommigen laat Luther vanwege zijn anti-Joodse houding een bittere nasmaak achter. Veldman schuwt het niet om ook dit pijnpunt te bespreken en aan te pakken. Naast Luther geeft Veldman ook biografische informatie van tijdgenoten van Luther, zoals Huldrych Zwingli (1484-1531) en Johannes Calvijn (1509-1564). Het is niet de bedoeling het hele boekje samen te vatten en zo overzicht te geven van het leven van Luther, daarvoor dient het boekje zelf gelezen te worden. Hieronder datgene wat ik waardevol achtte voor het debat over geloof en wetenschap.

De eerste periode: De jonge jaren

Maarten Luther werd 10 november 1483 geboren in het Duitse Eisleben. Zijn vader was Hans (Johannes) Luder (1459-1530) en zijn moeder Margarethe Lindemann (1459-1531). Zijn vader werkte in een kopermijn. Hoe zou hij over het ontstaan van dit koper gedacht hebben? Door God ingeschapen of ontstaan in één of meerdere (catastrofale) gebeurtenissen. Bij de doop van Luther verwijst Veldman naar de erfzonde. Veldman: “De doop was een sacrament dat volgens de rooms-katholieke kerkleer de toegang tot de hemel garandeerde. De doop moest, volgens kerkvader Augustinus, zo vroeg mogelijk bediend worden. Het belang ervan was gelegen in het geloof dat de doop de erfzonde wegnam.

Veranderingen

De tijd waarin Luther geboren werd, werd gekenmerkt door grote veranderingen. Veldman noemt er drie: ontdekkingsreizen, kunst en wetenschap en opkomende geestesbewegingen. De eerste Europese ontdekkingsreizigers die volgens Veldman grote resultaten boekten waren de Portugezen. Deze ontdekkingsreizen hadden grote betekenis voor onder andere scheepvaart, handel en geografische kennis. In kunst en wetenschap wilde men terug naar de bronnen: werken van kerkvaders en klassieke schrijvers werden weer afgestoft en gelezen. Ook de Reformatie is niet los te denken zonder invloed van de werken kerkvader Aurelius Augustinus (354-430). De nieuwe geestesbewegingen hadden hun opkomst en invloed te danken aan de uitvinding van de boekdrukkunst. Als het gaat om de ontdekkingsreizen wordt op bladzijde 25 nog gesproken over Bartholomeus Diaz en Christophorus Columbus. Of de wereld steeds groter werd, zoals Veldman zegt, waag ik te betwijfelen. Al ver voor Columbus waren er Europeanen in Amerika geweest, zoals de Vikingen. Heeft deze, in die tijd, vermeende ‘groter wordende wereld’ niet iets weg van een west-Europees superioriteitsgevoel? Een mooi detail dat Veldman noemt is dat in 1490 de Congolese koning Nzinga Nkuwu overging tot het christelijk geloof.

Studie

In april 1501 gaat Maarten Luther studeren aan de universiteit van Erfurt. Deze universiteit bestaat al minimaal sinds 1392. Dr. Veldman schrijft: “Ook in 1501 moesten de nieuwe studenten nog steeds getraind worden in de zeven ‘artes liberales’, de ‘vrije kunsten’: grammatica, dialectica/logica, retorica, aritmetica, geometrica, musica en astronomia, als basis voor verdere studie aan een faculteit.” Veldman noemt de universiteit van Erfurt ‘streng, maar wel bloeiend’. Beginnende studenten moesten kennisnemen van de theologie van theoloog en scholasticus Thomas van Aquino (1225-1274). Veldman: “Hij leerde onder meer dat Schepper en schepping een eenheid vormen; de engelenbrug (-ladder) zorgt ervoor dat er op en neer vele krachten door het heelal vloeien, waar geen tegenspraak bestaat tussen geloof en verstand – want alles ontspringt uit de bron van Gods wijsheid”. De historicus wijst op Johannes Duns Scotus (1266-1308) en tegenhanger van Aquino. Veldman: “Hij grensde natuurlijk denken en geloof sterk van elkaar af. God regeert via het geloof, waar het verstand voor haar vragen over bovennatuurlijke thema’s geen eigen antwoord op kan geven – alleen via geloof zijn die vragen te aanvaarden”. Op de universiteit van Erfurt was, volgens de historicus, het werk van Willem van Ockham (1288-1347) toonaangevend en beslissend. Veldman: “Hij leerde de volkomen scheiding tussen geloof en verstand (= natuurlijke kennis), Via de natuurlijke weg kan een mens niet komen tot geloofskennis”. Deze strijd tussen de nominalisten en de realisten staat bekend als de universaliënstrijd.1 Mijns inziens nog steeds een actueel vraagstuk. Hoe verhoudt zich het geloof tot het verstand? Ook in de poging van theïstische evolutionisten tot aanvaarding van universele gemeenschappelijke afstamming goed om jezelf af te vragen. Maarten Luther deed in februari 1505 examen en behaalde hij de titel van Magister Artium (meester in de vrije kunsten).

Na zijn examen ging Luther het Augustijner klooster te Erfurt in. Veldman schakelt na bespreking hiervan over op de stichting van de universiteit van Wittenberg. De historicus: “Op 16 oktober 1502 vond in Wittenberg de plechtige opening plaats van de door keurvorst Frederik III van Saksen gestichte universiteit die de naam Leucorea kreeg, welke Griekse naam zoveel betekent als ‘witte berg’.” De keurvorst had daarvoor al het privilege gekregen van keizer Maximilaan om een universiteit te stichting. In 1507 gaf ook de paus zijn goedkeuring. Veldman weet te vermelden dat de eerste decaan dr. Johannes von Staupitz (1460-1524) was en dat er daarnaast nog vier hoogleraren diende waaronder Jodocus Truttfetter (1460-1519).

In het klooster ging zijn studie verder en Luther moest onder andere ook de werken van Petrus Lombardus (1100-1180) bestuderen en de scholastieke methode van vraag-en-antwoord zich eigen maken. Veldman: “Het denken van Thomas van Aquino kreeg ook volle aandacht, maar in Erfurt hield men de vinger aan de filosofisch-theologische pols: men wilde ook leren van de reacties van latere en eigentijdse denkers op het gedachtegoed van de groten uit de voorafgaande tijd”. Luther bestudeerde daarom ook de geschriften van Willem van Ockham (1285-1347) en de Duitse denker Gabriël Biel (1410-1495). Volgens de historicus heeft Luther ‘zich later van de Scholastiek afgekeerd en zich alleen aan de Heilige Schrift toevertrouwd. Of hij daarom helemaal losgekomen is van deze denkmethode valt te betwijfelen. Hij heeft wel ingezien dat de Scholastiek een methode was die de waarheid van Gods Woord trachtte te vangen in een logisch systeem dat de theologie volledig aan de banden van de traditie legde’. Van deze scholastieke valkuilen kunnen wij ook wat leren. De onpeilbare diepte van de Heilige Schrift is niet te vangen in een of ander denksysteem en de aardgeschiedenis is niet te vangen in een allesomvattend wetenschappelijk model. Denksystemen en modellen schieten (uiteindelijk) te kort en zijn te beperkt!

In 1508 werd Luther tijdelijk benoemd aan de universiteit van Wittenberg als invaller voor Jodocus Truttfetter (1460-1519). Naast deze benoeming studeerde hij verder op de filosofie en de systematische theologie. Op 18 en 19 oktober 1512 vond aan de universiteit zijn promotie plaats. Prof. Andreas Bodenstein von Karlstadt werd zijn promotor. Na zijn promotie werd Luther hoogleraar aan de universiteit van Wittenberg. Veldman: ‘hij [mocht] ‘ex professo’ (d.w.z. met gezag) de Bijbel uitleggen’. De historicus merkt ook nog op dat ‘de Heilige Schrift’ voor Luther ‘de enige toetssteen’ was ‘voor theologie en kerkleer; ook als hij ooit in conflict zou komen met de kerkelijke autoriteiten’. Geldt dat tegenwoordig nog? De Heilige Schrift de enige toetssteen voor theologie en kerkleer? Helaas wordt door sommige theologen de naturalistische evolutietheorie als hermeneutische sleutel gebruikt.

De tweede periode: Luther en Gods gerechtigheid

Luther worstelde met de prangende vraag hoe een rechtvaardige God tegenover de mens staat. Veldman: “En dan niet de mens zoals God hem had geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid, maar zoals die zich tegen Go had gekeerd en in zonde was gevallen. Hier was ook maar één antwoord mogelijk: Gods rechtvaardigheid eiste dat deze mens werd gestraft; zo’n mens kon niet voor God bestaan”.

Dr. Veldman wijst er op bladzijde 56 op dat Luther met Kerst 1514 preekte over de proloog van het Johannes-evangelie. Over het Woord dat bij God was, God was en alle dingen had geschapen. In die preek stelt Luther de vraag waarom Jezus door Johannes als het ‘Woord’ wordt voorgesteld. Veldman: “Luther wijst hier op de overeenkomst met Genesis 1 en stelt dat God als Schepper in Zijn Zoon scheppend actief is. Het Woord is tegelijk daad. De schepping is echter ontaard door de zonde, nu komt God weer in actie door het Woord. Hij sticht een nieuwe levensgemeenschap door Christus, die uit zal monden in een vernieuwde creatuur van absoluut pure gerechtigheid en heiligheid”. Luther wijst er in de preek op dat Christus ‘van eeuwigheid Gods Zoon’ is en dat door Hem ‘de schepping tot stand’ kwam. Wanneer Christus in het hart van de gelovige komt wonen spreekt Veldman van ‘herschepping’ en ‘herscheppingswerk’.

De mens moest volgens Luther afzien van eigen gerechtigheid en leven van de door God geschonken gerechtigheid. Veldman: “Het moest zó worden: Adam (= de oude mens) moest ondergaan en Christus moest alleen de overhand behouden”. Toen Luther n.a.v. Romeinen 1:17 begrepen had hoe het zat met ‘Gods gerechtigheid’ ging voor hem ‘de ‘porta paradisi’, de poort van het paradijs’ open.

Erasmus

In een paragraaf op bladzijde 62 bespreekt dr. Veldman de bijbelvertaling van Erasmus waar Luther erg blij mee was. In 1516 gaf Desiderius Erasmus een nieuwe editie uit van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament. De historicus: “Erasmus was eerst niet van plan het Griekse Nieuwe Testament uit te geven; wellicht zag hij de donkere bui van de kerkelijke kritiek al hangen.” Het werd een paralleluitgave samen met een nieuwe Latijnse vertaling. Veldman: “Dit Nieuwe Testament was het eerste in het Grieks gedrukte Bijbelgedeelte. De kerkleiding verweet Erasmus dat hij de funderingen van de kerk aantastte – en dat in een tijd waarin er al zoveel in de kerk veranderde”. Luther was er zoals gezegd blij mee, maar volgens dr. Veldman ‘verbijsterde’ het hem ‘dat ‘de prins der humanisten’ als de beste uitlegger van de wereld zich de centrale boodschap van de Bijbel niet toe-eigende’.

De derde periode: Verantwoording en quarantaine

Dispuut in Heidelberg

Luther werd uitgenodigd om op het dispuut van Heidelberg (25 april 1518) zijn stellingen uit te leggen en de (laten) bediscussiëren. Dr. Veldman schrijft over deze interessante kwestie: “Kernkwestie was de al of niet beslissende plaats van de Bijbel in theologie en kerk. Voor Luther en zijn medestanders was de Scholastiek niet (meer) de norm voor de kerk. Dat hield ook in dat de kerkelijke traditie, zoals die door Rome werd bewaakt, voor hen geen bindende kracht had”. De historicus gaat verder op bladzijde 72: “Luther stelde: De Bijbel moest weer open en het zicht op de juiste exegese moest niet worden verduisterd door een visie die officieel geaccepteerd was. De enige manier om de kerk weer op het goede spoor te krijgen lag in de terugkeer naar de Bijbel, sola Scriptura”. Het betoog van Luther werd samengevat in 28 theologische stellingen en 12 filosofische. In deze filosofische stellingen nam de kerkhervormer volgens Veldman ‘afstand (…) van de in de kerk heersende wijsbegeerte van de filosoof Aristoteles. Het was een bevrijding van de scholastieke theologie die niet gemakkelijk tot stand kwam: denksystemen ondergeschikt maken aan het Woord van God bleek een lastige operatie’. Hier ligt een les in. Kunnen en willen wij ons (wetenschappelijke) denksysteem of werkmodel ondergeschikt maken aan Gods Woord? In een ander dispuut (te Leipzig dec. 1518) gaf Luther nogmaals aan ‘dat de kerk geen ander boek als hoogste gezag mocht erkennen dan de Bijbel’.

Vertaling Bijbel

Luther wordt ontvoerd en op de Wartburg in bescherming (quarantaine) genomen. Daar begon hij aan een groot project: de vertaling van de Bijbel in het Duits. Hij gebruikte daarvoor de teksteditie van het Nieuwe Testament, in het Grieks uitgegeven door Erasmus. Veldman: “Na twaalf weken noeste vertaalarbeid was het manuscript klaar en werd het in september 1522 door Melchior Lotter (1470-1549) te Wittenberg gedrukt in een oplage van 3000 exemplaren; het kreeg de bijnaam de ‘Septemberbijbel’. Hoewel de prijs van anderhalve gulden erg hoog was, moest al na drie maanden een tweede druk verschijnen, waarin diverse correcties werden aangebracht.” Na de vertaling van het Nieuwe Testament begon Luther aan het Oude Testament. Dit duurde wat langer, na twaalf jaar was de hele Bijbel in het hoog-Duits verschenen. We spreken dan over het jaar 1534. Deze Bijbel is ook van grote betekenis geweest voor het taalgebruik van het hoog-Duits.

De vierde periode: Martelaren en strijd

Luther en de Joden

Wanneer je positief over Luther spreekt wordt je door sceptici en critici vaak ‘om de oren geslagen’ met Luthers antisemitistische uitspraken. En terecht, want die waren niet mals. Toch is het niet altijd zo geweest. Veldman op bladzijde 107: “Luther publiceerde in 1523 zijn brochure ‘Dass Jesus Christus ein geborener Jude sei’. Hij hekelde daarin de onwaardige behandeling van de Joden door de kerk. Hij nodigde de Joden uit om zich te bekeren tot Christus en Zijn Kerk. Twintig jaar later, 1543, sloeg Luthers houding tegenover de Joden om in afkeer: zij hadden geen gevolg gegeven aan zijn oproep tot aansluiting bij de kerk van de Reformatie.

Strijd met Erasmus

In 1524 schreef Erasmus zijn boek De libero arbitrio (Over de vrije wil). Luther ging hier tegenin. Hij geloofde niet in een vrije wil; ‘de mens was door de zonde een knecht van het kwaad geworden – hij moest door Gods genade leren zijn wil te onderwerpen aan Gods heilige wil’. Luther schreef daarom het pamflet De servo arbitrio (Over de geknechte wil).

Luther over het huwelijk

Luther trad in 1525 in het huwelijk met Katharina von Bora. Veldman kijkt daarom op bladzijde 111 en 112 naar wat Luther over het huwelijk zegt. Volgens Luther is het huwelijk een ordening van God. Luther: “De natuurlijke liefdesband tussen man en vrouw is het eerste wat we goed mogen waarderen. Tegelijk is het huwelijk meer dan een natuurlijk ding, het is een gave van God die zoet en heerlijk is. Maar als een huwelijk slecht wordt, is het een hel.” Verder citeert Veldman Luther als volgt: “De lichamelijke gemeenschap is er niet alleen voor het verwekken van kinderen, zij dient tevens de versterking van de onderlinge liefde. Dit is de paradijsregel, al is de zondeval er helaas tussen gekomen: er wordt geen kind verwekt of de erfzonde komt mee.” Luther zag het huwelijk dus in het licht van schepping en zondeval.

Eerste protestantse universiteit

Op 1 juli 1527 werd de eerste protestantse universiteit opgericht in Marburg. Deze wed opgericht door landgraaf Philipp van Hessen en telde in het begin 11 professoren en 84 studenten. De universiteit bestaat nog steeds en heet de Philipps-Universität.

Augsburgse confessie

Voor de Rijksdag in Augsburg schreef Philippus Melanchton de Confessio Augustana. In de inhoudsopgave, weergegeven door dr. Veldman op bladzijde 124, zien we dat hierin ook de leerstukken erfzonde, vrije wil en oorzaak van de zonde in opgenomen is.

De vijfde periode: Luthers laatste jaren

De laatste periode die Veldman bespreekt in zijn boekje over Luther is het laatste deel van zijn leven, sterven en het sterven van zijn vrouw.

Heliocentrisme

Dr. Veldman bespreekt ook de opkomst van het heliocentrisme. Nicolaus Copernicus (1473-1543) publiceerde in 1543 (kort voor zijn dood) De revolutionibus orbium coelestium. Veldman: “Dit ging in tegen de officiële opvatting van de Rooms-Katholieke Kerk. Daarom aarzelde Copericus lang dit werk uit te geven. (…) In 1616 kwam het werk op de kerkelijke Index (= verboden lijst) te staan, later werd het in gecensureerde vorm vrijgegeven.” Volgens de historicus werd dit boek een belangrijke factor in het wetenschappelijke denken over het heelal. Veldman uit het heliocentrisme voortvloeiende consequenties voor de visie op de schepping. Wat deze consequenties zijn geeft de historicus niet aan en ik denk ook dat deze consequenties meevallen. Of het nu geocentrisme of heliocentrisme is, de schepping wordt daar niet wezenlijk anders door of de scheppingsgeschiedenis hoeft ten diepste niet anders gelezen te worden. Naast dit wetenschappelijk werk verwijst Veldman ook nog naar de Zuid-Nederlandse arts Andreas Vesalius (1514-1564) die met zijn De humani corporis fabrica de basis legde voor de modern-wetenschappelijke anatomie.

Luther en de Joden

Hierboven lieten we al zien wat dr. Veldman over de houding van Luther tegenover de Joden schreef. Dat was in 1523 positief. In 1543 publiceerde Luther Von den Juden und ihren Lügen, waarin Luther zich uiterst negatief over Joden uitliet. Veldman: “De veranderde houding van Luther wordt vrij algemeen verklaard uit de grote teleurstelling over het uitblijven van de bekering van de Joden na zijn geschrift in 1523. Al in 1543 kwam het tot een uitwijzing van Joden uit Duitse steden, tot verwoesting van synagogen en scholen. In de twintigste eeuw beriepen Hitler en zijn nationaal-socialisten zich op Luther voor hun gruwelijk antisemitisme.” Volgens de historicus is het niet correct om dit antisemitisme te noemen, omdat ‘deze aanduiding pas in de negentiende eeuw werd gehanteerd, waarbij de achtergrond niet gevormd werd door religieuze overwegingen, maar door het sociaal-darwinisme en de daarbij behorende rassenleer’. Liever spreekt Veldman van anti-judaïsme. “Luthers geschrift bezorgt hem tot de dag van heden een kritische benadering als reformator; het is een zwarte bladzijde in zijn levensverhaal.” Veldman wijst nog op de bundeling van Luthers geschriften in Martin Luthers Judenschriften onder redactie van Harry Oelke en uitgegeven in Göttingen in 2016.

Dr. Harm Veldman heeft een waardevol boekje geschreven en ik hoop dat velen dit boekje zullen aanschaffen. Dat kan via de uitgever De Banier: https://www.debanier.nl/martin-luther-1483-1546.

Voetnoten

  1. Zie Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Universali%C3%ABnstrijd.