Dr. Karel Deddens (1924-2005) en zijn ‘Hoofdsom der belijdenis’

by | jun 23, 2020 | Onderwijs, Theologie

“Wat belijden wij over de schepping van alle dingen? Dat de Vader door Zijn Zoon de hemel, de aarde en alle schepselen uit niets heeft geschapen. Hij heeft aan elk schepsel zijn eigen taak gegeven om zijn Schepper te dienen (art. 12 N.G.B.)” Dat schrijft dr. Karel Deddens in zijn ‘repetitieboekje‘ voor de catechisanten (1981).1

Karel Deddens (1924-2005) promoveerde op 20 maart 1975 op een proefschrift met als titel Annus liturgicus? Een onderzoek naar de betekenis van Cyrillus van Jeruzalem voor de ontwikkeling van het ‘kerkelijk jaar’.2 Dat deed hij aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt te Kampen.3 Hij schreef in 1956 het boekje Hoofdsom der belijdenis. Een repetitieboekje voor catechisanten dat verschillende herdrukken beleefde en zelfs in verschillende talen, zoals Engels, Papiaments, Hongaars, Frans en Koreaans, vertaald is. Verschillende jongeren (maar ook ouderen) hebben hieruit kennis geput tijdens de catechisaties.

Inleiding

Het boekje is, volgens dr. Deddens, niet bedoeld om de bestaande Heidelbergse Catechismus te vervangen, maar “als bij de openbare belijdenis des geloofs de vraag beantwoord wordt aangaande de waarachtige en volkomen leer der zaligheid, dan dient daar kennis óók van de andere belijdenisgeschriften. Dat er geen leerboekje bestaat, dat in kort bestek de inhoud der belijdenis overziet, moet toch als een leemte worden aangemerkt.” In het onderstaande artikel is het niet de bedoeling het hele boekje samen te vatten of een verdediging van het Gereformeerd Belijden te schrijven, daarvoor leent zich de website van Logos Instituut niet en zou bovendien vervreemdend werken voor een deel van onze achterban. In dit artikel kijk ik slechts naar wat het ‘repetitieboekje’ zegt over schepping, zondeval en zondvloed, maar ook over de Schrift en Schriftgezag.

Het onfeilbare Woord

Dr. K. Deddens spreekt al op de eerste over de Schrift. Hij stelt de vraag wat het verschil is tussen de Bijbel en een belijdenis. Als antwoord wijst hij erop dat de Bijbel Gods eigen Woord is ‘en dus onfeilbaar’. Een belijdenis echter is een mensenwoord ‘en wel feilbaar’. Een belijdenis moet daarom, volgens Deddens, altijd getoetst worden aan Gods Woord.4 De Bijbel heeft voor de theoloog absoluut gezag, omdat de Heilige Schrift het Woord van God is.5 Dat komt omdat Gods Woord niet is ‘voorgekomen uit de wil van een mens, maar de mensen hebben, door de Heilige Geest van Godswege gesproken; daarna heeft God geboden Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen’.6 Dit contra de Schriftkritiek, waarbij de Bijbel niet in zijn geheel aanvaard wordt ‘als het betrouwbare en onfeilbare Woord van God’.7 De Bijbel is dus geen menselijk getuigenis. Dr. Deddens noemt het een ‘moderne dwaalleer (…) als men beweert dat de Bijbel een menselijk boek is, waarin een goddelijke boodschap verpakt zit’.8 In vraag 39 wordt gevraagd hoe wij weten dat de Bijbel Gods Woord is. Deddens antwoord: “Omdat de Heilige Geest getuigt dat de Bijbel Gods Woord is. Bovendien ligt het bewijs ervan in de Bijbel zelf (art. 5 N.G.B.).11

De Schepping

God was er al vóór de grondlegging van de wereld.12 Volgens Deddens zijn zowel de Heere Jezus Christus als de Heilige Geest niet geschapen of voortgebracht, maar éénswezens met de Vader.13 God kan door twee middelen door ons gekend worden, namelijk ‘door de schepping, onderhouding en regering van de gehele wereld’ en nog ‘duidelijker en volkomener door Gods Woord’. Dr. Deddens schrijft dit in navolging van artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.14 De Vader heeft door Zijn Zoon ‘de hemel, de aarde en alle schepselen uit niets’ geschapen. “Hij heeft aan elk schepsel zijn eigen taak gegeven om zijn Schepper te dienen.” Deddens verwijst hierbij naar artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.15 God heeft, nadat hij alle dingen heeft geschapen, de wereld niet ‘aan het toeval of het lot prijsgegeven, maar overeenkomstig Zijn heilige wil leidt en regeert Hij ze zo, dat in deze wereld niets gebeurt zonder zijn beschikking’.16 Deddens verwijst hierbij naar artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

De schepping van de mens en het verbond

God schiep de mens goed, rechtvaardig en heilig, ‘zodat hij met zijn wil in alles overeen kon stemmen met de wil van God’.17 Deddens verwijst hierbij naar artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Nadat de mens geschapen is, heeft God een verbond opgericht. Het verbond is ‘de betrekking, waarin de HEERE de mens tot Zich gesteld heeft bij de schepping’.18 Dit verbond is opgericht tussen twee partijen. “God is de eerste Partij, de mensen onder het hoofd Adam vormen de tweede partij.19 Belofte en eis vormen de delen van het verbond.20 In het verbond belooft de HEERE dat Hij Vader wil zijn voor zijn kinderen21 en eist Hij ‘dat Zijn kinderen gelovig voor Hem zullen leven naar Zijn wet’.22 De dreiging van het verbond is ‘dat de ongehoorzame mens met de dood wordt gestraft’.23

De zondeval en het verbroken verbond

Hierboven spraken we, in navolging van het ‘repetitieboekje’ van dr. Karel Deddens over het verbond. De mens heeft echter het verbond niet gehouden. “In Adam hebben alle mensen gezondigd en het verbond gebroken.24 God heeft toen het verbond niet afgeschaft, maar ‘heeft het na de val voortgezet als genadeverbond’.25 Zowel de belofte, als de eis, als de dreiging van het verbond zijn niet veranderd.26Christus is de Middelaar van het verbond, Die de twee partijen met elkaar verzoent.27

Na de zondeval werd de mens, volgens dr. K. Deddens, ‘in al zijn doen en laten goddeloos, verkeerd en verdorven’.28 Sinds de zondeval worden mensen ‘in zonde ontvangen en geboren’.29 Deze zonde heet de erfzonde, ‘een verdorvenheid van de gehele natuur en een erfelijk kwaad’.30 Een kerk die deze erfzonde ontkent wordt door Deddens bij de sekten gerekend.31Toen de mens in verderf en ondergang was gestort, heeft God bewezen dat Hij barmhartig en rechtvaardig is (art. 16 N.G.B.).32 Hoe heeft God Zijn barmhartigheid bewezen? “Doordat Hij diegenen uit dit verderf trekt en verlost die Hij in Zijn eeuwige en onveranderlijke raad uit louter genade verkoren heeft in Jezus Christus (art. 16 N.G.B.).33 Hoe heeft God Zijn rechtvaardigheid bewezen? “Doordat Hij de anderen laat in hun val en verderf, waarin zij zichzelf gestort hebben (art. 16 N.G.B.).”34 God heeft de mens niet met lege handen uit het Paradijs gestuurd, maar hen een belofte meegegeven. Deddens: “God heeft de mens getroost met de belofte hem Zijn Zoon te geven, die geboren zou worden uit een vrouw, om de kop van de slang te vermorzelen, en hem gelukzalig te maken (art. 17 N.G.B.).39 Ook zet Deddens zich in zijn ‘repetitieboekje’ af tegen Nederlands Gereformeerde Kerken die in 1967 ontstonden.40 Daarnaast haalt Deddens uit richting de Christelijke Gereformeerde Kerken, door aan te geven dat ook ‘bij hen wat de leer betreft de Schriftkritiek wordt getolereerd’.41 Omdat Deddens geen namen noemt, wordt niet duidelijk wie of welke stroming hij in het vizier heeft met dit antwoord.

Voetnoten

  1. Ik heb gebruik gemaakt van de vijfde druk van dit boekje: Deddens, K., 1981, Hoofdsom der belijdenis. Repetitieboekje voor de catechisanten, (Goes: Oosterbaan & Le Cointre B.V.), vijfde druk.
  2. Deddens, K., 1975, Annus liturgicus? Een onderzoek naar de betekenis van Cyrillus van Jeruzalem voor de ontwikkeling van het ‘kerkelijk jaar’ (Goes: Oosterbaan & Le Cointre B.V.).
  3. Harinck, G., Berkelaar, W.J., 2018, Domineesfabriek. Geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen (Amsterdam: Prometheus), p. 545.
  4. Vraag en antwoord 3, blz. 7.
  5. Vraag en antwoord 34, blz. 12.
  6. Vraag en antwoord 33, blz. 11-12.
  7. Vraag en antwoord 35, blz. 12.
  8. Vraag en antwoord 36, blz. 12.
  9. Vraag en antwoord 39, blz. 12.9 Omdat de Bijbel Gods Woord is, is de Schrift alleen regel van het geloof. Deddens: “Men mag geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, of de gewoonte met Gods waarheid (art. 7 N.G.B.).10Vraag en antwoord 43, blz. 13.
  10. Dit staat in vraag en antwoord 19, wat gaat over de Gereformeerde visie op de uitverkiezing.
  11. Vraag en antwoord 46, blz. 13 en Vraag en antwoord 47, blz. 14.
  12. Vraag en antwoord 32 op blz. 11.
  13. Vraag en antwoord 48, blz. 14.
  14. Vraag en antwoord 49, blz. 14.
  15. Vraag en antwoord 50, blz. 14.
  16. Vraag en antwoord 51, blz. 14.
  17. Vraag en antwoord 52, blz. 14.
  18. Vraag en antwoord 53, blz. 15.
  19. Vraag en antwoord 54, blz. 15.
  20. Vraag en antwoord 55, blz. 15.
  21. Vraag en antwoord 56, blz. 15.
  22. Vraag en antwoord 57, blz. 15.
  23. Vraag en antwoord 58, blz. 15.
  24. Vraag en antwoord 59-61, blz. 15.
  25. Vraag en antwoord 63, blz. 16.
  26. Vraag en antwoord 64, blz. 16.
  27. Vraag en antwoord 65, blz. 16.
  28. Vraag en antwoord 66, blz. 16.
  29. Vraag en antwoord 95, blz. 20.
  30. Vraag en antwoord 67, blz. 16.
  31. Vraag en antwoord 68, blz. 16.
  32. Vraag en antwoord 69, blz. 16.
  33. Vraag en antwoord 70, blz. 16.35 De kerk, wat Deddens daaronder verstaat is te lezen in vraag en antwoord 85, bestaat al vanaf het begin van de wereld en zal er zijn tot het einde toe.

    Conclusie

    We zien hierboven dat dr. Karel Deddens belijdt dat de Bijbel Gods onfeilbare Woord is. Hij gelooft daarnaast in een goede schepping (van de mens) en dat het sinds de zondeval is misgegaan met deze schepping. Over de zondvloed wordt door Deddens niets geschreven in dit ‘repetitieboekje’, we kunnen daarom vanuit dit boekje niet weten hoe hij daarover dacht. We zien dat Deddens sterk vasthoudt aan de (vroegere) kerkleer van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt door de volgende vragen te stellen: ‘Welke reformatie werkte God in 1834, 1886 en 1944?36Vraag en antwoord 104-107, blz. 22.37 Zeker niet iedereen uit onze achterban zal deze visie onderschrijven, al vermoed ik dat onze achterban wel zal onderschrijven dat prof. dr. H.M. Kuitert en dr. H. Wiersinga, die genoemd worden in vraag en antwoord 108, afweken van de Schrift en de belijdenis.38Vraag en antwoord 108, blz. 22.

  34. Vraag en antwoord 109, blz. 23.
  35. Vraag en antwoord 110, blz. 23.