Educatief kinderboek? Yes or no?

by | jan 22, 2016 | Onderwijs, Recensie

Topnerd Tycho is bedoeld als een educatief kinderboek waarin de auteurs in Jip-en-Janneke taal uitleggen dat volgens hen de evolutietheorie bewezen is en dat dit helemaal niet betekent dat je niet meer in God hoeft te geloven. Basisschoolleerling Tycho doet in een dagboek verslag van zijn dagelijkse belevenissen op school en wordt van tijd tot tijd geconfronteerd met verschijnselen en vragen die met de schepping en het leven samenhangen. Gelukkig heeft hij een oom die een hele knappe professor is en die op al zijn vragen antwoord weet te geven. Deels in het kinderverhaal verweven, deels in aparte kaders worden allerlei weetjes, feiten en verklaringen gegeven. In de benadering van het vraagstuk over schepping of evolutie leunt het boek zwaar op de natuurwetenschappelijke benadering – niet verwonderlijk gezien de achtergrond van co-auteur Cees Dekker.

het-geheime-logboek-van-topnerd-tycho

“Topnerd Tycho is bedoeld als een educatief kinderboek waarin de auteurs in Jip-en-Janneke taal uitleggen dat volgens hen de evolutietheorie bewezen is en dat dit helemaal niet betekent dat je niet meer in God hoeft te geloven.”

Waarnemingen in de natuur worden uit evolutionistisch oogpunt verklaard. Pas op de laatste vier bladzijden van het boek wordt aandacht besteed aan de lezing van Genesis 1 en 2. De historische lezing van de beide hoofdstukken wordt door hen losgelaten, ingegeven door het feit dat zij in deze hoofdstukken ongerijmdheden constateren waarvoor geen logische verklaring lijkt te zijn. Los van de vraag hoe men over de onderliggende problematiek denkt, vraag ik me af hoe geschikt de opzet van het boek is. Voor jongelui die zelfstandig over vraagstukken met betrekking tot schepping of evolutie willen nadenken, staat het verhaal mijns inziens op een te laag AVI-niveau en nodigt het niet uit tot lezen. Het verhaal in het boek beklijft nauwelijks, bestaat uit een nogal lineaire verhaallijn met oppervlakkige en stereotype karakters. Uit educatief oogpunt toont het boek mijns inziens wezenlijke tekortkomingen. In de eerste plaats geeft het boek geen eerlijk beeld van een aantal fundamentele problemen waar de evolutietheorie zich – alle verlegenheidsoplossingen ten spijt – voor ziet geplaatst, waarover later meer. In de tweede plaats wordt het creationisme in dit boek volkomen genegeerd. Nu staat het natuurlijk eenieder vrij om de keuze te maken van wat men zijn lezers wel of niet wil meegeven, maar het boek zet hierdoor niet aan tot kritisch of zelfstandig denken. Als problemen en alternatieve benaderingen of oplossingen niet onderkend of gewoon genegeerd worden, krijgt het boek daardoor meer de vorm van propaganda dan van educatie.

Op de laatste bladzijden van het boek komt de Bijbel zelf aan bod. De hoofdstukken 1 en 2 van Genesis worden met elkaar vergeleken en de auteurs komen tot de conclusie dat daar verschil tussen zit. De reden dat het toch zo in de Bijbel staat is volgens hen deze: ‘De Bijbel legt dat op zo’n manier uit dat de mensen van duizenden jaren geleden er al iets van konden begrijpen’ (p.144). Met andere woorden, die mensen ‘die hadden nog geen telescoop of microscoop’ (p.144), dus díe konden natuurlijk nog niet weten hoe God alles heeft gemaakt. Wat zijn wij toch een knappe koppen. Als ik nu vragen mag, waarom – een vraag die geen enkele theïstisch evolutionist zich schijnt te stellen –, waaróm heeft God in de Bijbel eigenlijk niet gewoon in een of twee hoofdstukken opgeschreven dat ‘de oerzee levende wezens en gewemel voortbracht, en dat de wemelende dieren de vissen en de kruipende dieren voortbrachten, en dat de kruipende dieren het vee en de wilde dieren voortbrachten en dat de dieren de mens hebben voortgebracht? – of iets dergelijks. Dat klinkt toch voor alle mensen van alle tijden zo eenvoudig en aannemelijk als maar zijn kan? Daarvoor hoef je toch niet met twee raadselachtige verhalen aan te komen waar van alles aan lijkt te mankeren? Echter, de reden dat de Bijbel niet in zulke termen spreekt over het ontstaan van de mens, is niet dat dit te moeilijk was voor die arme stakkers 5000 jaar geleden. Die primitieve Egyptenaren waren toch maar even in staat om op basis van hun astronomische waarnemingen en met de hen beschikbare instrumenten tot op de kilometer nauwkeurig de omtrek van de aarde – u leest het goed, de omtrek van de aardbol – te berekenen; een prestatie die ik de gemiddelde ingenieur anno 2015 graag even na zie doen. Nee, de reden waarom de Bijbel er niet in deze termen over spreekt, is niet dat het te moeilijk is, maar eenvoudig dat het niet waar is.

aardbol.wikipedia

“Die primitieve Egyptenaren waren toch maar even in staat om op basis van hun astronomische waarnemingen en met de hen beschikbare instrumenten tot op de kilometer nauwkeurig de omtrek van de aarde – u leest het goed, de omtrek van de aardbol – te berekenen; een prestatie die ik de gemiddelde ingenieur anno 2015 graag even na zie doen.” (BRON)

Wie zich enigszins de moeite getroost om er een degelijk commentaar op het boek Genesis op na te slaan, vindt wel degelijk bevredigende verklaringen voor de tekst in Genesis 1 en 2 – verklaringen die in geen enkel opzicht te kort doen aan de historiciteit van het scheppingsverslag. Men moet echter wel de keuze maken om deze verklaringen serieus te nemen en niet op voorhand af te wijzen, omdat ze niet stroken met de resultaten van de moderne wetenschap. Mijns inziens wringt hier de schoen. Ook een wetenschapper kan leiden aan bedrijfsblindheid, zodat hij al zijn waarnemingen alleen nog maar kán zien als ‘bewijs’ voor zijn theorie. Zo ziet prof. Veenstra (Nederlands Dagblad, 13 oktober 2015) zijn waarnemingen in het DNA als ‘overweldigend bewijs voor evolutionaire schepping’. Het enige dat deze waarnemingen bewijzen, is dat prof. Veenstra over een goede elektronenmicroscoop beschikt. Al het overige is gebaseerd op vooronderstellingen, aannames en conclusies.

Laat ik illustreren wat ik bedoel aan de hand van het verhaal van Albert en Jeanette. Voor alle duidelijkheid: ik ken geen echtpaar dat Albert en Jeanette heet, de namen in dit verhaal zijn net als het verhaal zelf gefingeerd en iedere gelijkenis berust op louter toeval. Albert en Jeanette zijn al twaalf jaar gelukkig getrouwd, maar op een gegeven moment beginnen Albert steeds meer dingen op te vallen. Hij meende een telefoongesprek te hebben opgevangen tussen Jeanette en een man die hij niet kent. Op een dag ziet hij een colbert aan de kapstok hangen dat hij niet herkent en waar Jeanette desgevraagd een vage verklaring over geeft. Toen hij laatst ’s morgens het tuinpad afliep, zei buurman Bert tegen hem: ‘Jeanette heeft het er maar druk mee he?’. ….Het zal toch niet waar zijn? Het valt hem op dat Jeanette de laatste tijd vaker ‘moe’ is ’s avonds. Hij checkt de telefoon van Jeanette en daar ziet hij het bewijs: allemaal oproepen met onbekende nummers, waar een aantal onbekende namen tussen staan. Een laatste appje zegt: ‘Tot morgen drie uur’. Albert is er ziek van. ’s Middags gaat hij vroeg naar huis en als hij vijf over drie de straat in keert, rijdt er voor zijn huis net een auto weg waar alleen een man in zit. Hij is woest, Albert stormt het huis binnen en confronteert Jeanette met al het bewijs dat hij heeft verzameld van haar ontrouw. Jeanette barst in huilen uit. Ze had de afgelopen maanden haar oude hobby van confectiewerk opgenomen om hard te sparen voor hun eerste jubileum en wilde hem daarmee verassen. Nu pas realiseert Albert zich dat hij de afgelopen maanden al die tijd de naaimachine op tafel had zien staan. In de bellijst van zijn vrouw hadden trouwens ook onbekende namen van vrouwen gestaan. En die man die hier net de straat uit reed, die kan hooguit een paar minuten binnen zijn geweest…. Al het ‘bewijs’ dat Albert had gehad bleek helemaal geen bewijs te zijn. (1) Het bewijs dat hij had, was niets meer dan waarnemingen, die hij gewoon niet goed had geïnterpreteerd, hoewel ze allemaal leken te kloppen! (2) Hij was zo overtuigd van zijn theorie, dat hij totaal niet meer ontvankelijk was voor andere ideeën. (3) Hij realiseerde zich dat hij andere waarnemingen volkomen had genegeerd of klakkeloos had overgenomen. (4) Het enige echte bewijs ontbrak: hij had Jeanette nooit met eigen ogen op de bank aangetroffen in gezelschap van een man. Bescheidenheid en terughoudendheid zouden Albert niet hebben misstaan.

seldenrijk_4.sol

“Je kunt denken dat fossielen en DNA ‘bewijs’ leveren, maar weet je zeker dat je de waarnemingen goed hebt geïnterpreteerd?”

Iedereen die wordt opgeleid tot wetenschapper krijgt, als het goed is, vorming in wetenschapsfilosofie en wetenschapslogica. Hij leert kritisch nadenken over wetenschappelijke paradigma’s, waarnemingen en toetsbaarheid. Zeker iemand die gevormd is in de natuurwetenschappen hoort te weten wanneer voor een stelling nu wel of geen sluitend wetenschappelijk bewijs is geleverd. Ik moet keer op keer constateren dat alle zelfbeheersing in het schepping-evolutiedebat direct na het startschot als sneeuw voor de zon verdwijnt. Prof. Cees Dekker maakt zich in zijn boekje ook schuldig aan deze fout. ‘De evolutietheorie is ontdekt door wetenschappers (p.76) …Dat soorten dieren en planten ontstaan zijn in een lang proces van evolutie is gewoon bewezen…. Je ziet het in de fossielen, je ziet het in het DNA’ (p.115). En na een anekdote over de werking van antibiotica volgt de volgende combinatie van vraag-en-antwoord: Tycho: ‘dus tante Janet is het bewijs dat de evolutietheorie echt waar is?’ Prof. Schoten: ‘precies’ (p.117). Het feit dat dit in een kinderboek staat, is eerder een verzwarende dan een verzachtende omstandigheid. Wetenschappers hebben niet bewezen dat evolutie plaatsvindt (over welke wetenschappers hebben we het trouwens?). Zij hebben waargenomen dat er mutaties plaatsvinden in DNA en zij hebben waargenomen dat de aardlagen fossielen bevatten. Maar zij hebben niet waargenomen dat macro-evolutie plaatsvindt. Alleen hun theorie zegt dat het wel zo gegaan zou móeten zijn. Maar is de waarneming van een overweldigende hoeveelheid van de meest uiteenlopende diersoorten in de aardlaag van het Cambrium nu écht een bewijs voor evolutie? Of hebben ze iets bedacht om het kloppend te maken? Hebben we ooit echt waargenomen dat mutatie-en-natuurlijke-selectie-alléén zorg dragen voor genengroei en het mechanisme zijn voor toegenomen complexiteit? Eigenlijk niet hè? Wijst onze kennis goed beschouwd niet eerder op het tegendeel? Je kunt denken dat fossielen en DNA ‘bewijs’ leveren, maar weet je zeker dat je de waarnemingen goed hebt geïnterpreteerd? Heb je gezíen en kun je het reproduceren dat ze macro-evolutie opleveren, of dénk je dat ze dat doen? Als fossielen het gevolg zijn van een wereldwijde, vernietigende en alles bedelvende vloed, wat blijft er dan over van dit bewijs voor evolutie? En intussen wordt maar gesuggereerd dat Darwins theorie in de afgelopen 150 jaar is beproefd en dat door alle wetenschappers is aangetoond dat het allemaal blijkt te kloppen (p.133)! Ik vind het niet integer dat je zoiets in een kinderboek opschrijft.

Ik zou nog verder kunnen gaan over de passages uit het boek over de oerknal (p.33), de ouderdomsdatering (p.44), de scheppingsdagen (p.48), de taal van de Bijbel (p.57), het wegredeneren van data verkregen met de C14 methode (p.61), het verschil tussen mens en dier (p.65), jaarringen (p.90), sneeuwlagen (p.93) zwerfkeien (p.98), of zwarte gaten (p.122), maar de boekbespreking zou daarmee een wetenschappelijke verhandeling worden en zijn doel voorbijschieten. Bovendien, ik wil mijn lezers niet alles voorkauwen. Ik zou je er liever toe willen aanzetten – terugdenkend aan het verhaal van onze Albert – om zélf na te gaan (a) of deze dingen echt wel zo zijn als Cees Dekker ze voorstelt en (b) of ze misschien niet anders moeten worden geïnterpreteerd dan de auteurs ons altijd hebben voorgehouden.

bijbel_vergrootglas.pixabay

“De auteurs kiezen ervoor de wetenschap als uitgangspunt te nemen in hun zoektocht naar de oorsprong van het leven, en voor de lezing van de Schrift vindt men dan hopelijk nog wel een oplossing. De consequenties, laat staan de uitgangspunten voor de benadering van de Schift, worden niet goed doordacht.”

Eén ding wil ik nog uit het boek lichten: het ontstaan van het leven. Hoewel we niet precies weten hoe dat is ontstaan, doet professor Dekker ons wel een suggestie (p.134): ‘Wetenschappers hebben uit fossielen ontdekt dat er 3,5 miljard jaar geleden al leven op aarde was…. Meteorieten waren niet alleen verwoestende indringers. Ze brachten nuttige stoffen naar de aarde. Zoals aminozuren bijvoorbeeld. In de ruimte zweven allerlei moleculen die de bouwstenen vormen voor DNA bijvoorbeeld en andere moleculen die in jouw lichaam zitten. Via stukjes ruimtepuin zijn ze naar de aarde gekomen. De bouwsteentjes kunnen onder de juiste omstandigheden in elkaar klikken tot grotere bouwstenen: de eerste grote moleculen ontstaan. En als die moleculen in vetbolletjes terechtkomen, dan heb je iets wat begint te lijken op een heel simpele cel. Zo is het waarschijnlijk gegaan: er kwamen steeds meer onderdelen in die vetbolletjes terecht – tot het uiteindelijk een echte levende cel werd.’

Dit is typisch een moment om net als Albert even je rekensommen na te kijken. Wat voor aminozuren hebben we het eigenlijk over en in welke concentraties? Hoe zouden deze reacties dan moeten verlopen in het milieu dat verondersteld geheerst zou hebben op aarde? Is ooit aangetoond dat mutaties en natuurlijke selectie een mechanisme zijn dat genengroei of onherleidbare complexiteit veroorzaakt? Klopt de theorie nu echt wel, of denken de wetenschappers dat het zo gegaan moet zijn? En wat te zeggen over de laatste stap in dit proces? Het leven is ontstaan uit levenloze materie? Cees, is dit wat wij nu zo nodig in een kinderboek willen meegeven over het door niemand ooit doorgronde wonder van de oorsprong van het leven? De werkelijkheid is toch veel mooier dan dit sprookje-voor-het-slapen-gaan.

De auteurs kiezen ervoor de wetenschap als uitgangspunt te nemen in hun zoektocht naar de oorsprong van het leven, en voor de lezing van de Schrift vindt men dan hopelijk nog wel een oplossing. De consequenties, laat staan de uitgangspunten voor de benadering van de Schift, worden niet goed doordacht. Als wij nu ‘ontdekken’ dat de Bijbel niet klopt met de wetenschap, wat blijft er bij kinderen dan over van het gezag van, en, meer dan dat, van het vertrouwen in de Schrift? Zijn Adam en Eva dan niet het eerste mensenpaar? Hoe zit het dan met de Bijbelse leer van zondeval en verlossing? Heeft dan niet alleen Mozes zich vergist, maar ook Paulus en David en Johannes en Lukas en Mattheüs? Mijns inziens worden kinderen met onnodige vragen opgezadeld, in plaats van met antwoorden. Het boek eindigt er dan mee met te stellen dat God nog altijd de maker is van alle dingen. Mij komt een dergelijke uitspraak over als lippendienst. Als het leven echt langs een lange weg van willekeur en toeval is ontstaan, is God geen Maker, maar Toeschouwer. Nu ja, Hij heeft dan de natuurwetten en natuurkrachten gegeven, maar een Maker, een Formeerder, een kunstig Vakman, die mensen schept naar zijn eigen beeld en gelijkenis (!), die God verricht daden die wetmatigheden ver te boven gaan. Daarin toont Hij Zich mijn God, mijn Schepper, mijn Verlosser.

De titel van deze boekbespreking stelt de lezer voor een keuze over het educatieve kinderboek. Hoe mijn keuze is uitgevallen staat onomwonden vast.

Dit artikel is met toestemming van de auteur, licht gewijzigd, overgenomen uit Focus. De volledige bronvermelding luidt: Beugen, P. van, 2015, Educatief kinderboek? Y/N, Focus 28 (6): (…).