Inhoudsopgave
Recent werd voor jonge-aarde-creationisten het probleem opgeworpen dat er teveel stenen artefacten uit de steentijd zouden zijn om binnen de chronologie van de jonge aarde gemaakt te kunnen zijn. Dit werd beweerd door the Natural Historian, pseudoniem voor prof. dr. Joel Duff, en met deze claim stuurde hij creationist dr. Terry Mortenson met een kluitje in het riet. Nauwkeurig lezen van het oorspronkelijke onderzoeksartikel laat zien dat (a) de schatting van het aantal stenen werktuigen in Afrika gebaseerd is op een chronologie van miljoenen jaren en (b) dat het aantal stenen werktuigen wel degelijk in een chronologie van de jonge aarde gepast kunnen worden.
Inleiding
Op 14 maart 2015 verscheen er op www.thenaturalhistorian.com een blog met de titel: Trillions of Stone Age Artifacts: A Young Earth Antrhopology Paradox (Duff 2015a). In vier stappen laat Duff zien wat het probleem is voor jonge-aarde-creationisten:
1. Een recent onderzoek naar de concentratie van stenen werktuigen op een locatie in Zuid-Libië wijst uit dat het daar gaat om minstens 250.000 stenen werktuigen per vierkante kilometer, alleen al wat er aan het oppervlak te zien is.
2. De onderzoekers bekeken ook andere gepubliceerde schattingen van de concentratie van stenen werktuigen in Afrika. De onderzoekers schatten het gemiddelde van het hele continent Afrika op 500.000 tot 5.000.000 stenen werktuigen per vierkante kilometer.
3. Aangezien Afrika ongeveer 30.000.000 vierkante kilometer is, gaat het om een totaal aantal stenen werktuigen tussen de 15 en de 150 biljoen.
4. Binnen de chronologie van de jonge aarde is er hooguit 500 jaar voor de steentijd, een kleine nazondvloedse populatie kan nooit al deze stenen werktuigen gemaakt hebben.
Het laatste citaat maakt duidelijk dat er heel wat winnen is als creationisten deze grote hoeveelheid stenen werktuigen kunnen verklaren. Het is voor professor Duff een van de belangrijkste argumenten tegen het jonge-aarde-creationisme. Dr. Terry Mortenson van Answers in Genesis nam de handschoen op. Op de website www.anwersingenesis.org gebruikte hij de cijfers van professor Duff in een artikel met de titel: Trillions of “Artifacts” – Who’s Really Got the Problem? (Mortenson 2015). Hij maakte hierbij twee observaties:
1. Als het echt gaat om 15 tot 150 biljoen stenen artefacten, dan is dit ook een probleem voor de chronologie van de oude aarde.
2. Waarschijnlijk gaat het helemaal niet om artefacten uit het stenen tijdperk, maar om natuurlijk gevormde keien.
Mortenson kreeg met deze opmerkingen verschillende anti-creationistische blogs over zich heen (Baker 2015, Benton 2015, Duff 2015b, Fransen 2015). Dr. Mortenson zat er waarschijnlijk met beide opmerkingen naast. Voor de eerste geldt dat het niet alleen gaat om daadwerkelijke gebruiksvoorwerpen, maar ook om de resultaten van het maken daarvan: splinters en andere stukken rots die je overhoudt als je een stenen werktuig maakt. Ook met de tweede opmerking zat dr. Mortenson er waarschijnlijk naast. De onderzoekers hebben, in het door prof. Duff geciteerde onderzoek, door de mens gemaakte voorwerpen onderscheiden van natuurlijk gevormde keien:
The mean proportion of lithics to unmodified stones in the quadrats is 31.3%; the range varies from 7% to 84%. There is no statistically significant relationship between the number of lithics and the number of unmodified stones in the quadrats, although it is probable that this would be strongly influenced by size—as the number of small pebbles increases, the proportion of lithics goes down. (Foley & Lahr 2015)
Dit is het artikel waar het om gaat, het oorspronkelijke, wetenschappelijke artikel waar prof. Duff naar verwijst. Om te zien of zijn eerste drie claims standhouden, zullen we dit artikel moeten analyseren.
Hoe komen de onderzoekers aan hun getallen?
Het belangrijkste punt in het artikel van Foley en Lahr is dat zij het oudste door de mens beïnvloede landschap hebben gevonden. Het gaat om de Messak Settafet, een zandsteenmassief in de Centrale Sahara. Om deze conclusie te staven, is er een onderzoek gedaan naar de dichtheid van stenen artefacten die door de mens zijn gemaakt. Inderdaad kan hierbij punt 1 van the Natural Historian bevestigd worden:
These data indicate a minimum density of quarter of a million lithics per km2. (Foley & Lahr 2015)
Echter, wanneer we het artikel nauwkeurig lezen, blijken de andere twee beweringen van prof. Duff niet bevestigd te kunnen worden. Allereerst de bewering dat de onderzoekers naar andere onderzoeken hebben gekeken om een “overall estimate” te doen voor het Afrikaanse continent. Inderdaad hebben de onderzoekers naar eerdere onderzoeken gekeken:
Data from extensive surface surveys can be used to provide an indication of the scale of discarded lithic debris across various landscapes. (Foley & Lahr 2015)
In de online Supporting Information schrijven de auteurs bovendien dat er te weinig van dergelijke onderzoeken zijn:
Most archaeological surveys are focused on producing site maps, rather than systematic densities of lithics, and so although there is excellent information on the widespread distribution of lithics, there is less data which have been quantified in a way that allows for systematic comparison. The examples used here provide some indication of the range, but it should be noted that context and method differ considerably; for example Foley (1981) is a recent Holocene example, across many sedimentary contexts, whereas Isaac (1981) is a sediment-specific survey of units known to contain artifacts. (Foley & Lahr 2015)
Als we de afzonderlijke onderzoeken bekijken (dat zijn er drie), dan zien we dat twee van de drie sites geen 500.000 tot 5.000.000 artefacten per vierkante kilometer bevatten, maar veel minder. Het is uiteraard nooit de bedoeling geweest om op basis van deze drie onderzoeken een gemiddelde bepalen voor heel het Afrikaanse continent. De auteurs zijn veel terughoudender:
In visual terms, this means that one can expect to encounter a prehistoric lithic artefact in some areas of Africa every m2, and in others every 50 m2. (Foley & Lahr 2015)
Overigens is de verwarring van prof. Duff wel te begrijpen, want ook andere artikelen over dit onderzoek maken de fout van prof. Duff:
The research team have used this and other studies to attempt to estimate the volume of stone tools discarded over the last one million years of human evolution on the African continent alone. (URL: http://www.cam.ac.uk/research/news/saharan-carpet-of-tools-is-the-earliest-known-man-made-landscape)
De vraag die nu dus gesteld moet worden, is: hoe komen de onderzoekers dan wel aan hun schatting van het gemiddelde aantal stenen artefacten per vierkante kilometer in Afrika? Het klopt namelijk wel degelijk dat de onderzoekers de gemiddelde dichtheid van stenen artefacten per vierkante kilometer schatten op 500.000 tot 5.000.000:
If we exclude the upper and lower extremes, the models suggest an average density of between 106 and 107 per km2 (i.e., between one million and ten million artefacts per km2, which would be close to the highest observed density of the Nubian Desert (12 million per km2). Given the complex and variable ecology across Africa today and in the past, and an uneven hominin distribution, a more realistic estimate would be to consider the prehistoric distribution of stone tools over half the continent’s surface, yielding an average density of between 0.5 million and 5 million artefacts per km2. (Foley & Lahr 2015)
Hoewel de auteurs het direct boven de geciteerde zinnen ook uitleggen, staat hun werkwijze uitgebreider beschreven onder het kopje Methods en daar onder het kopje Estimates of stone tool production. De auteurs gebruiken de volgende formule om het totale aantal stenen artefacten te berekenen: Nt = (AD)(FG)T Nt is hierin het totale aantal stenen artefacten, A is de totale oppervlakte van Afrika (30 miljoen km2), D is de gemiddelde bevolkingsdichtheid gedurende de steentijd, die de auteurs schatten op tussen de een en tien personen per 100 km2, F is het aantal werktuigen dat per persoon per jaar werd gebruikt (tussen de tien en honderd) en G is het aantal schilfers en andere stukken dat daarbij werd geproduceerd. Maar wat is T?:
Length of time: although stone tool manufacture is known to extend back at least 2.5 Ma, its frequency and distribution in Africa in the early phases was probably low. For the sake of simple modelling used here, a duration of one million years of uniquitous stone tool making is used, and more realistic models would probably increase this number, although the rate would change considerably across time and this should be factored into more refined models. (T) (Foley & Lahr 2015)
De schatting van 500.000 tot 5.000.000 stenen artefacten per km2 is dus gebaseerd op de aanname dat het stenen tijdperk een miljoen jaar geduurd heeft.
Te veel of te weinig?
Toch is er dan nog het probleem van de enorme aantallen stenen werktuigen op sommige plekken in Afrika, zoals ook in de besproken studie. De Messak is een zandsteenformatie van 15.000 km2 waar de gemiddelde dichtheid aan stenen gebruiksvoorwerpen 75 per m2 is, ofwel 75.000.000 per km2. Hoe is zo’n gigantische hoeveelheid in de korte tijd na de zondvloed ontstaan? De verklaring ligt waarschijnlijk in het feit dat de Messakformatie grote hoeveelheden mensen aantrok.
“Finally, we can consider briefly the implications for understanding hominin behaviour in prehistory. Perhaps the most important of these is whether super-abundant raw material patches such as the Messak were magnets to draw communities into an area. If, as seems likely, the success of a community depended to any significant extent on its use of stone tool technology, then there would be enormous advantage in identifying, knowing and remembering such localities.” En: “First, the scale of activity is such that it is clear how important stone tool activities were for hominins, and it shows that African Pleistocene Homo was a strongly technologically dependent genus, and its distribution would have been as limited by the availability of stone as of any other resource. Second, landscapes such as these must have been magnets for hominin populations, either for ‘stone foraging trips’ or for residential occupation.” (Foley & Lahr 2015)
Het is daarom ook niet verwonderlijk dat dergelijke gebieden grote hoeveelheden stenen werktuigen bevatten: ze waren als magneten voor mensen.
Nog een keer rekenen
Laten we de berekening van prof. Duff nog eens overdoen. Een argument is natuurlijk pas echt “devastating” als je de parameters het gunstigst invult voor het jonge-aarde-creationisme en het echte aantal alsnog bij lange na niet gehaald wordt. Laten we kijken of we de 15 biljoen stenen werktuigen kunnen halen binnen de chronologie van de jonge aarde.
Nt = (AD)(FG)T
A is de oppervlakte van Afrika, dus 30 miljoen km2. Echter, we zullen er net als in het oorspronkelijke artikel van uit gaan dat slechts de helft bewoonbaar is. We nemen dus 15 miljoen km2.
D is de populatiedichtheid. Deze is maximaal 1 persoon per 10 km2 in de steentijd, ofwel 0,1 per km2.
F en G zijn beide maximaal 100.
En dan T. Volgens prof. Duff is hij royaal als hij de jonge-aarde-creationisten 500 jaar voor de steentijd gunt. Het gaat hierbij echter om de ‘gesloten’ chronologie die organisaties als Answers in Genesis hanteren. Er zijn echter ook creationisten geloven dat er hiaten zitten in de geslachtslijsten van Genesis (de zgn. ‘open’ chronologie), waaronder pioniers voor het creationisme, zoals prof. dr. Whitcomb en prof. dr. Morris (1961) en prof. dr. Willem Ouweneel (1976). Wanneer we met hen concluderen dat de periode tussen de zondvloed en Abraham enige duizenden jaren uitgerekt kan worden, dan zijn er enige duizenden jaren beschikbaar voor de steentijd. Maar laten we hierin conservatief blijven en duizend jaar uittrekken voor de steentijd. Dan hebben we alle parameters die nodig zijn voor de formule.
Wat blijkt? Deze berekening komt precies uit op 15 biljoen. Dus zelfs al was het zo dat er zoveel stenen artefacten uit de steentijd zijn als berekend met de aanname dat de steentijd een miljoen jaar heeft geduurd, dan is dat alsnog niet dodelijk voor de chronologie van de jonge aarde.
Als we de formule toepassen op de Messakformatie, opnieuw de gunstigste parameters nemen en een tijdsduur van duizend jaar nemen, dan hebben daar al die tijd gemiddeld 7,5 personen per vierkante kilometer geleefd. Dat lijkt mij helemaal niet onmogelijk voor een magneet van steentijdmensen.
Opmerkelijk
Iets verkeerd hebben gelezen is menselijk en ik neem dat prof. Duff niet kwalijk. Echter, ik ben niet de eerste die tot de conclusie kwam dat hij het fout had gelezen. In de comments onder Duff (2015a) schreef ene Thomas Schwartz:
I don’t think your conclusions in this article follow from the source article. The calculation which gives the Giza pyramid equivalents is an estimate of how much artifacts ought to exist given certain assumptions regarding population density and the time period involved. The authors write that their mid-range calculation gives a result where the busiest quarry area on record would in fact be just above the continent-wide average in size. Also, all of these calculations are placed in the introduction. Results and discussion does not seem to add any direct support to them.
Professor Duff schreef hierop als antwoord:
Hi Thomas, I’m glad you took the time to look at the article and check the calculations and my assumptions. I went back and forth on some of the numbers. I did find it strange that the authors produced estimations that they which were in the intro but they provided methods of how they did them in the methods section in the back of the article. For my 15 to 150 trillion I used their more “realistic” numbers for the average density per square km. Notice that that number is 0.5 to 5 million per km2 which is below their 1 to 10 million high estimates. The conflation of estimations based on population size and # artifacts produced and actual artifact counts used to estimate artifacts in a particular region makes the paper a bit difficult to explain. I hedged my wording here and there but as you say, a YEC may just wish to say that Gize numbers are based on estimation parameters with dubious assumptions. I think the assumptions are reasonable but that won’t help. I do think that they present enough comparative data from other sites in Africa to provide reason to believe that trillions of artifacts are present. I had planned a few months ago to write about the site in the Nubia desert. I may need to look at those numbers again and see if this paper fits the observations there. Thanks again for your observations.
Kortom, prof. Duff gelooft dat de vooronderstellingen redelijk zijn, wat betekent dat een jonge aarde wordt bekritiseerd op basis van de vooronderstelling van een oudere aarde. Een ander opmerkelijk punt is dat wat ik hierboven geschreven heb, eenvoudig is op te zoeken in de oorspronkelijke bron (Foley & Lahr 2015). Dit artikel is open access en daarmee zou iedereen het kunnen lezen. Ik vraag mij daarom af waarom niet alleen Joel Duff, maar ook Terry Mortenson, Jonathan Baker, Adam Benton en René Fransen deze fout niet ontdekt hebben.
Conclusie
Professor Duff stelde het aantal stenen artefacten in Afrika voor als ‘een volgende nagel in de doodskist van het jongeaardecreationisme’ en ‘een van de meest verwoestende bewijsstukken tegen de jongeaardehypothese’. Echter, hij heeft zijn claim dat er 15 tot 150 biljoen stenen artefacten in Afrika zijn niet kunnen onderbouwen zonder de aanname dat de steentijd een miljoen jaar duurde. Bovendien laten berekeningen zien dat 15 biljoen stenen artefacten zelfs in het ongunstigste geval geen probleem is voor de chronologie van de jonge aarde. Ook de Messakformatie is dat niet.
Bronnen
J. Baker (2015), Terry Mortenson concedes: ‘Stone Age’ tools are a problem for YEC, URL: https://ageofrocks.org/2015/07/08/answers-in-genesis-creationism-and-stone-aged-tools/
A. Benton (2015), Trillions of artifacts are REALLY a problem for creationists, URL: http://www.evoanth.net/2015/08/03/trillions-of-artifacts-are-really-a-problem-for-creationists/
J. Duff (2015a), Trillions of Stone Age Artifacts: A Young Earth Antrhopology Paradox, URL: https://thenaturalhistorian.com/2015/03/14/trillions-of-stone-age-artifacts-a-young-earth-anthropology-paradox/
J. Duff (2015b), Answers in Genesis Struggles to Make Sense of Vast Numbers of Stone Age Artifacts, URL: https://thenaturalhistorian.com/2015/08/03/answers-in-genesis-struggles-to-make-sense-of-vast-numbers-of-stone-age-artifacts/
R.A. Foley (1981), Off-Site Archaeology and Human Adaptation in Eastern Africa, British Archaeological Research
R.A. Foley & M.M. Lahr (2015), Lithic Landscapes: Early Human Impact from Stone Tool Production on the Central Saharan Environment, PLoS One
R. Fransen (2015), Aanzet voor een creationistisch onderzoeksprogramma (4), URL: http://www.sterrenstof.info/aanzet-voor-een-creationistisch-onderzoeksprogramma-4/G.L. Isaac & J. Harris (1981), Stone age visiting cards: approaches to the study of early land use patterns. In: I. Hodder, G. Isaac, N. Hammond (ed.), Pattern of the past: essays in honour of David Clarke, Cambridge University Press. pp. 131–156.
T. Mortenson (2015), Trillions of “Artifacts” – Who’s Really Got the Problem?, URL: https://answersingenesis.org/archaeology/trillions-of-artifacts/
W.J. Ouweneel (1976), De ark in de branding, Buijten & Schipperheijn
J.C. Whitcomb & H.M. Morris (1961), The Genesis Flood, The Presbyterian and Reformed Publishing Company