Het is vrijdagmorgen zeer vroeg in de ochtend als ik met mijn auto op pad ben naar een congres in het redelijk centraal gelegen Nijkerk.1 Navigatie geeft aan ‘De Fontein’, Dominee Kuypersstraat 2 te Nijkerk. ‘Evolutie. Stel dat het waar is…’. Wat zal deze dag ons brengen? Zal er, net als dr. Kuyper deed2, met veel reserve over het standpunt van universele gemeenschappelijke afstamming over lange perioden gesproken worden? Of zal men slechts een hagiografisch woord wijden aan beroemde personen die deze natuurfilosofie voorstaan? Vooraf is dat moeilijk te zeggen.
Hieronder doe ik uitgebreid verslag van het congres wat op 22 september 2017 plaatsvond in Nijkerk.3 Met 600 á 650 man was de zaal van de kerk volgeboekt. Samen met Douwe Tiemersma en dr. Henk Hofman was ik aanwezig om de boekentafel van Logos Instituut te bemannen. De dag werd geleid door prof. dr. Frank van der Duyn Schouten.4
Opening door de dagvoorzitter
De dagvoorzitter heette ons van harte welkom namens AKZplus5, de commissie Permanente Educatie Predikanten en het Herman Bavinck Centrum aan de Vrije Universiteit. Volgens Van der Duyn Schouten zijn het wel verschillende organisaties, maar delen zij de overtuiging dat ‘de Bijbel richtinggevend voor levensvisie en levenspraktijk moet zijn’. Hoewel sommige gasten daar wat verder van afstaan zal dit beeldbepalend zijn voor de dag, aldus de voorzitter. Dat houdt in dat er wordt gelezen, gezongen en gebeden. De ambitie van de dagvoorzitter is niet hoog gesteld: ‘Ik hoop met u deze dag in min of meer goede banen te leiden’. Na deze korte introductie werd door de aanwezigen uit volle borst Psalm 19 vers 1 en 3 (Nieuwe Berijming 1973) gezongen.6
De hemel roemt den Heer,
het firmament geeft eer
Hem, die ‘t heelal volbracht.
De dag spreekt tot de dag
van wat zijn hand vermag,
de nacht meldt het de nacht.
Er is geen taal, geen woord,
toch wordt alom gehoord
een wijd verbreide mare.
Geen stem gaat van hen uit,
maar overal verluidt
hetgeen zij openbaren.Volmaakt is ‘s Heeren wet,
die ons verkwikt en redt,
waarbij de ziel herleeft.
Getrouw en gans gewis
is Gods getuigenis,
dat dwazen wijsheid geeft.
Des Heeren woord is goed,
wie zijn bevelen doet,
zijn hart wordt opgetogen.
Recht is het woord van God
en louter zijn gebod,
een licht voor onze ogen.
Prof. Van der Duyn Schouten opende, na het zingen, de dag met gebed. Hij vroeg in het gebed zegen over deze dag en of God erbij wilde zijn. Na het gebed las hij uit de Herziene Statenvertaling 1 Korinthe 13 vers 1 tot en met 13. Dit hoofdstuk gaat over ‘De uitnemendheid van de liefde’.
1 Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden.
2 En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de liefde niet, dan was ik niets.
3 En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.
4 De liefde is geduldig, zij is vriendelijk, de liefde is niet jaloers, de liefde pronkt niet, zij doet niet gewichtig,
5 zij handelt niet ongepast, zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad,
6 zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid,
7 zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
8 De liefde vergaat nooit. Wat dan profetieën betreft, zij zullen tenietgedaan worden, wat talen betreft, zij zullen ophouden, wat kennis betreft, zij zal tenietgedaan worden.
9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele,
10 maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden.
11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik het kinderlijke tenietgedaan.
12 Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Bu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.
13 En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.
‘Waar ben je aan begonnen?’, zo pakte de dagvoorzitter zijn openingswoord na het zingen, bidden en lezen weer op. Het was een vraag die hem herhaaldelijk gesteld is na het toezeggen. “Gaat dit ergens toe leiden? Anders dan tot bevestiging van vooringenomen standpunten en het aanscherpen van tegenstellingen.” Hij stelde deze vraag ook aan prof. Van den Brink. Zijn we verder gekomen dan alleen het Reformatorisch Dagblad door de komkommertijd van de zomer heen te helpen? De vraag die Van den Brink gesteld heeft is volgens de dagvoorzitter een legitieme vraag. Hij gaat verder: “Die vraag van Gijsbert heeft natuurlijk weinig relevantie voor hen die a priori zeggen: ‘het kan niet waar zijn’, of ‘ik wil niet dat het waar is’, dan wel ‘ik wil niet weten of het waar is’, of ‘we zullen, althans aan deze zijde van het graf, nooit weten of het waar is’. Dit zijn wat mij betreft overigens stuk voor stuk legitieme standpunten.” Volgens Van der Duyn Schouten mag de vraag hoe het er ‘In den beginne’ aan toegegaan is gesteld worden. Iemand die zich er niet mee bezig wil houden of iemand die op eerbiedige afstand blijft staan valt overigens niets te verwijten, zo gaat de dagvoorzitter verder. “De vraag van Gijsbert is echter relevant voor iemand die zich expliciet of impliciet wil verhouden tot de ontwikkeling van met name de natuurwetenschap. Overigens mijns inziens ook een volstrekt legitiem.” Volgens hem is de categorie mensen die deze vraag stellen binnen de Reformatorische Gezindte groter dan veelal wordt gedacht. “Welke prijs moeten ik betalen als ik niet langer kan ontkennen dat de bewijzen ook voor mij overtuigend blijken te zijn?” Daarom, zo geeft hij aan, is deze vraag uiterst relevant.7 “Is het niet juist typerend voor de Reformatie altijd geweest dat dit soort vragen de ruimte krijgen?” Toch bestaat er dan nog het risico dat we met een dergelijke discussie weinig verder komen. De voorzitter heeft gekozen voor 1 Korinthe 13 omdat daar op weergaloze wijze de beperking van ons menselijk kennen en ons menselijk inzicht in verband wordt gebracht met de allesbeslissende liefde. Als de liefde ontbreekt doe onze kennis en ons inzicht niet ter zake. De geleerde spreekt de hoop uit dat dit hoofdstuk vandaag als leidraad voor de bespreking dient.

En de aarde bracht voort
Prof. dr. Gijsbert van den Brink
Na het openingswoord geeft de dagvoorzitter het woord aan prof. dr. Gijsbert van den Brink8 om een korte verantwoording te geven van het boek wat hij heeft geschreven. Van den Brink bedankte alle mensen voor de komst en verbaasde zich er lichtelijk over dat er veel mensen gedachten en uitwerkingen van theologen interesseren. Het zijn belangrijke thema’s, maar die de allerbelangrijkste. Dit thema hield de auteur van het boek ‘En de aarde bracht voort’9 bezig omdat hij door zijn werk in aanraking kwam met natuurwetenschappers. Deze natuurwetenschappers spraken op zo’n wijze over evolutie, dat het voor hen volstrekt vanzelfsprekend was dat het verhaal klopte. Deze overtuigingskracht zorgde er bij Van den Brink voor dat hij ook als gelovige en theoloog erover ging nadenken. De geleerde geeft wel aan dat hij een leek is op het gebied van de natuurwetenschappen en wil er daarom ook niet al te boude uitspraken over doen. Wel wil hij serieus nemen waar deze mensen mee komen en dan kijken of hij het kan begrijpen. Van den Brink vertelt vanuit eigen positie niets nieuws. Hij heeft er wel eens eerder over geschreven, bijvoorbeeld in CV Koers10 of in een briefwisseling met de historicus-geoloog dr. Terry Mortenson in het Reformatorisch Dagblad.11 “Toen zeiden mensen: ja je kunt wel allemaal dingen roepen, maar dat moet je dan ook wel wat meer wetenschappelijk onderbouwen en wel ook de papieren op tafel leggen. Dat vond ik een terechte repliek en vandaar dat ik dus ook ben gaan studeren op dat boek over christelijk geloof en evolutie waarin ik dus probeer de papieren op tafel te leggen. Feitelijk zegt hij niet zoveel nieuws in het boek, maar bevat het een uitwerking van wat hij al een jaar of tien zegt en denkt. In die zin kan de auteur zich voorstellen dat de mensen niet voor hem zijn gekomen, maar meer voor de andere sprekers die erop zullen reageren.
De Bijbel
Hij heeft vaak de vraag gekregen: ‘Maar hoe kijk je dan tegen de Bijbel aan?’ Is dat nog steeds het punt waar de auteur uit vertrekt? Hij noemt dat een terechte en belangrijke vraag in de discussie. Van den Brink geeft aan zich thuis te voelen bij de inzichten van zijn leermeester prof. Graafland. Graafland leerde hem dat er met betrekking tot de omgang van de Bijbel er sprake is van een driestromenland:
- De kritische opvatting. Deze ziet de Bijbel als een puur menselijk boek. Zij proberen de stellingen in de Bijbel tegen elkaar uit te spelen.
- De fundamentalistische opvatting. Deze aanvaarden de Bijbel als boek van God. “Dat je van A tot Z helemaal letterlijk moet nemen”.12
- De Reformatorische opvatting. Deze ziet de Bijbel ook als het boek van God, maar ontkent niet dat de Bijbel een lange weg heeft gegaan. Daarbij hebben allerlei menselijke processen een rol gespeeld. Deze processen moet je bestuderen om verder te komen en erachter te komen wat de Bijbel ons te zeggen heeft.
Van den Brink verwijst daarbij naar een opstel van zijn leermeester dat hij speciaal voor deze gelegenheid er weer heeft bij gepakt. Het opstel verscheen in een bundel, geredigeerd door dr. ir. Van de Graaf. Hij leest daaruit:
Dus zou het in eerlijkere zin moeten gaan om enerzijds het voluit belijden van ons geloof in de Schriften als zijnde volstrekt betrouwbaar gezaghebbend woord van God, maar anderzijds ook oog hebben voor de vragen, ook de moeilijke vragen die bij het lezen en verstaan van de Schrift bij ons en bij anderen oproept.
Deze omgang met de Schrift is, zo geeft prof. Van den Brink aan, voor hem een gegeven. “Waarbij moeilijke vragen niet uit de weg gegaan worden maar gezocht wordt naar wat de Bijbel ons daarin te zeggen heeft. (…) Dat is de Schriftvisie van waaruit we vertrekken.”
‘En de aarde bracht voort’
Na deze korte uiteenzetting gaat prof. Van den Brink verder met een korte verantwoording van de inhoud van zijn boek. Als commentaar op hoofdstuk 1 krijgt hij vaak opmerkingen dat mensen allerlei dingen missen in het boek. Hij geeft aan zich bewust beperkt te hebben tot wat er nu ligt, anders zou hij verdwalen.13 Van den Brink geeft wel aan dat er ruimte is voor studenten om in scripties op allerlei dingen verder te borduren. In hoofdstuk 2 bespreekt de theoloog de drie lagen van evolutie. “Wat is evolutie? Hoe onderscheid ik dat? Het begrip is natuurlijk onderhevig aan heel veel discussie. We moeten proberen dat nauwkeurig af te bakenen met begrippen door het te onderscheiden in drie lagen.”.14 In hoofdstuk 3 kijkt Van den Brink naar het verleden: “Ik denk: ja, wij moeten geen van allen eigenwijs zijn. We moeten willen leren van de manier waarop er in het verleden over deze discussie is nagedacht.”. Vanaf hoofdstuk 4 gaat de auteur systematisch aan het werk door alle terreinen waar vermoedelijk botsing ontstaat in kaart te brengen en te bestuderen. Hij geeft toe dat hij niet overal eenduidige oplossingen aanreikt. Soms geeft hij alleen bepaalde perspectieven. In hoofdstuk 4 gaat het over de uitleg van de Bijbel. Een belangrijk hoofdstuk dat in veel reacties terug komt. In hoofdstuk 5 gaat het over evolutie en het lijden van dieren. Is de mens nog wel het beeld van God komt terug in hoofdstuk 6. Het boek van Van den Brink is een typisch protestants boek, dat kun je zien aan hoofdstuk 7 over zondeval, zonde en erfzonde. Hoofdstuk 8 en 9 behandelen problemen die komen kijken bij de derde laag van evolutie. De geleerde had de meeste aanvechtingen bij hoofdstuk 9. Volgens hem snijdt het daar het diepst. Het verbaasde hem dan ook dat er nauwelijks kritiek op dat hoofdstuk is gekomen.15 Hoofdstuk 10 bespreekt wat verder ter tafel komt. Zo is de eschatologie, het bestaan van wonderen en de dominotheorie niet in het geding of niet van toepassing. Volgens Van den Brink was er niemand die stelde: nu heb ik een probleem met de evolutietheorie, wat het voor mij moeilijk maakt om te geloven, dat je niet bespreekt.16 Dat geeft hem het gevoel dat alles wel zo’n beetje in kaart is gebracht. We hoeven nu alleen nog maar te kijken naar goede oplossingsrichtingen. De auteur vraagt de mensen dat, als ze kritiek hebben, ze duidelijk zijn wat de aard van de kritiek is. Dus wat is wel goed en wat niet. Er is volgens Van den Brink veel vraag naar het boek. Bij het schrijven van dit stuk is de vierde druk naar de pers gebracht.17 In deze uitgaven zijn geen inhoudelijke correcties aangebracht. Alleen foutjes van tekstuele aard. Zo stond er tot de vierde druk dat Emil Brunner een Duitse theoloog was, dit is onjuist hij kwam uit Zwitserland.18 In de vijfde druk worden ook inhoudelijke correcties aangebracht, dat zal hij samen met zijn medewerker Eva van Urk oppakken.
Van den Brink is benieuwd naar de reacties die er deze dag worden geuit. Er is volgens hem vanuit verschillende kringen naar deze dag toegeleefd. Iemand had bijvoorbeeld bijzonder zijn vertrouwen gesteld in een drietal sprekers. Wie zijn deze sprekers? Dat werd niet vermeld.
Intermezzo van de voorzitter
Gekscherend voegt de voorzitter, prof. Van der Duyn Schouten, eraan toe dat de persoon die prof. Van den Brink noemt ook wel eens de voorzitter op het oog zou kunnen hebben gehad. De verdere organisatie van deze dag zal plaatsvinden in vier min of meer coherente themablokken, zo gaat de voorzitter verder. Steeds zullen twee sprekers ongeveer 15 minuten het woord voeren. Daarna krijgt prof. Van den Brink de gelegenheid om daar in maximaal 15 minuten op te reageren. Vervolgens worden de drie sprekers op het podium uitgenodigd om met elkaar het gesprek te voeren. Daarna is er ruimte voor de zaal om vragen te stellen. Van der Duyn Schouten: “Ik ben ervan overtuigd dat sommigen van u ook hierheen gekomen zijn om de gelegenheid te grijpen om via de microfoon uw visie op het geheel weer te geven. Daarin is vanmiddag beperkte ruimte voor, maar dan vooral in de vorm van het stellen van vragen. Als u uw eigen theorie hier ter discussie wilt stellen dan zeg ik u schrijft u eerst een boek dan kunnen we naderhand daarover discussiëren.” Het eerste themablok gaat over ‘Evolutie, hoe sterk staat de theorie?’ daarvoor zijn twee sprekers uitgenodigd. Resp. Henk Jochemsen, voormalig bijzonder hoogleraar medische ethiek aan de Vrije Universiteit thans hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit van Wageningen, en Cees Dekker, hoogleraar nanotechnologie aan de TU Delft. De voorzitter stelt voor meteen achter elkaar door te gaan zonder zijn ingrijpen.
Prof. dr. ir. Henk Jochemsen
Prof. Jochemsen wenst ons allen een goede morgen. De spreker geeft aan dat hij zich al meer dan vijftig jaar bezig houdt met het onderwerp en dat hij in die vijftig jaar alle denkbare posities wel een keer heeft ingenomen. Ten aanzien van de wetenschappelijke kant van deze materie heeft hem dat steeds agnostischer gemaakt. Jochemsen vertelt dat hij het boek van prof. Van den Brink knap geschreven vindt, herkent zich in de intentie en deelt zijn positieve intentie. In de lezing wil de bioethicus een paar (wetenschapsfilosofische) kanttekeningen maken bij de evolutietheorie en daarnaast kort iets zeggen over een andere benadering.

Eugene Koonin
De evolutietheorie
Jochemsen geeft aan dat de evolutietheorie, voor zover het de populatiegenetica betreft staat als een huis. De sterkste suggestie voor gemeenschappelijke afstamming is de overeenkomst in het DNA. Dus wat je aan patronen ziet in de eerste laag van de evolutietheorie waar prof. Van den Brink het over had.19 Maar Jochemsen denkt dat dit patroon ook op een andere wijze verklaarbaar kan zijn. Hij gaat verder: “De oorsprong van leven, en de daarbij behorende informatie, en macro-evolutie, en daarmee gemeenschappelijke afstamming zijn naar mijn overtuiging wetenschappelijk niet bewezen.” Prof. Van den Brink wil de oorsprong van leven er wijselijk buiten houden, maar de oorsprong van het leven maakt wel degelijk deel uit van de evolutietheorie. Om zijn betoog kracht bij te zetten citeert Jochemsen de Amerikaanse evolutiebioloog Eugene Koonin20 die dat ook zo ziet. Na het geven van een mooi overzicht komt deze evolutiebioloog tot de conclusie dat we er gewoon niet uitkomen. Koonin betoogt dat als we geen verklaring voor het ontstaan van leven hebben, de evolutietheorie eigenlijk niet rond is. De huidige modellen om te komen tot een verklaring van de oorsprong van leven voldoen niet. De evolutiebioloog draagt wel een oplossing aan, namelijk de Big Bang of protein evolution. Een soort singulariteit waarbij plotseling een vermenigvuldiging van informatie plaats vindt. Hiervoor is geen enkele wetenschappelijke verklaring, stelt Jochemsen. Jochemsen kan de verklaring van Koonin, niet anders zien dan ‘een gelegenheidsoplossing’.
Informatie
Het feit alleen al dat er een genetische code is, dat is naturalistisch onverklaarbaar. Want een code veronderstelt betekenis in casu voor levensprocessen. “Betekenis komt niet spontaan op uit de materie. En mijns inziens is dus inderdaad een genetische code vanuit materialistische processen niet wetenschappelijk verklaarbaar. En als je dan theïstisch evolutionistisch zegt, ja maar God heeft daar ingegrepen zit je in de God-van-de-Gaten. En dat willen we juist niet.” Jochemsen verwijst in dit geval naar een Israëlische geleerde Arie Issar die zegt dat als we de oorsprong van het leven van de mensheid willen verklaren we rekenschap moeten geven ten aanzien van de dimensie van tijd maar ook ten aanzien van de dimensie van informatie. Informatie is dus een onmisbaar element in een fysisch complete wetenschappelijke wereld.
Micro- en macro-evolutie
Jochemsen stelt vast dat het onderscheid tussen micro- en macro-evolutie ook een enorm discussiepunt is. Ook binnen de nieuwe vormen van evolutietheorieën is dat het geval. Hij laat een plaatje zien van de biologen Junker en Scherer die dat onderscheid tussen micro- en macro-evolutie helder maakt. Bij micro-evolutie gaat het erom dat er uit een voorouder allerlei dieren voortkomen, in het voorbeeld gaat het om honden, wolven en vossen. Maar het blijft binnen een bepaalde soort of familie. Macro-evolutie veronderstelt daarentegen een doorgaande lijn van de eerste cel naar de mens. Dat is eigenlijk ook wat de evolutietheorie probeert aan te tonen, aldus Jochemsen. Het punt is dat evolutiebiologen zeggen dat het niet duidelijk is of micro- of macro-evolutie nu fundamenteel verschillend zijn. Sommigen geven aan dat dit zo is, terwijl anderen daar bezwaren tegen hebben. Hij verwijst naar de nanotechnoloog James Tour. Deze vooraanstaande wetenschapper geeft aan dat als je die Darwiniaanse macro-evolutie wil verklaren het chemische substraat wel moet kloppen.21 Tour geeft aan dat het vanuit het onderliggende chemische niveau onwaarschijnlijk is en dat de theorie daarmee eigenlijk voor een probleem staat. Evolutiebiologie is om micro-niveau, in de populatiegenetica, goed zichtbaar te maken. “Er zijn prachtige wiskundige modellen om de frequentie van allelen van genen in de populatie te maken. Nieuwe soortsontwikkeling van variëteiten te verklaren. Op dat vlak is er een prachtige theorie uitgewerkt. Ook de experimentele evolutie vindt buitengewoon interessante dingen waar bewijzen voor te geven zijn.” Jochemsen geeft aan daar geen enkel bezwaar tegen te hebben. Maar op macro-niveau is er nog geen begin van een mathematisch model om een proces te beschrijven en daar een verklaring voor te geven. Dat wordt ook in de evolutiebiologie erkend. Er zijn wel allerlei evolutietheorische processen zoals symbiose die een rol kunnen spelen, maar er is geen coherent geheel dat die macro-evolutie echt verklaard. In de evolutiebiologie is er een fundamenteel verschil tussen micro- en macro-evolutie qua verklaringsmethode en mechanisme.
Gemeenschappelijke afstamming
De polyfyletische oorsprong van genomen worden binnen de evolutiebiologie wel als een feit gezien. Men spreekt dan vaak over een ‘netwerk van leven (network of life)’ Een bos van leven in plaats van één levensboom. Jochemsen komt weer bij Koonin terecht. Volgens Koonin kan het patroon van evolutie ook goed relaties beschrijven die helemaal niets te maken hebben met gemeenschappelijke afstamming. Dat is een hiaat. Zelfs het spreken over tussenvormen geeft aan dat je kunt spreken in vormen. Men kan dus kennelijk vormen onderscheiden. Samengevat is er geen doorgaande lijn van ontwikkeling waardoor het allemaal uit elkaar voortkomt. Jochemsen geeft ook aan dat de genetische patronen die evolutie suggereren en de fenotypische patronen niet altijd overeen komen. Ook dat suggereert dat er niet één doorgaande lijn is. Er zijn veel voorbeelden van moleculaire convergentie, dat wil zeggen dat er hele ingewikkelde moleculen en processen elke keer onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan. Eerst werd dat als onwaarschijnlijk gezien. Nu wordt het vele malen breed gevonden en dan kan het opeens weer wel. Volgens Jochemsen is dat ook een beetje het punt van de evolutietheorie: wat men ook vindt er is altijd wel een verklaring voor te vinden. Jochemsens conclusie is dat de neodarwiniaanse synthese in essentie tekort schiet. Natuurlijke selectie heeft voor de evolutietheorie maar een heel beperkte betekenis. Het is dus de grote vraag of het gewicht dat prof. Van den Brink aan natuurlijke selectie hecht wetenschappelijk wel terecht is. Het beperkt zich in ieder geval tot micro-evolutie.
Geloof
Jochemsen geeft aan dat bepaalde deelgebieden en deeltheoriën binnen de evolutietheorie wel nuttig en waardevol zijn, maar de theorie als geheel berust op een geloof. Ook Koonin zegt dit eigenlijk met zoveel woorden. De evolutiebioloog geeft aan dat de beste kans om de evolutietheorie te begrijpen is om de complementariteit van de theoretische, de natuurwetenschappelijke en de historische te omarmen. “Waar nu precies het probleem ligt met de theorie daar kom ik niet helemaal uit, maar we moeten gewoon de historische lijn als het ware accepteren en dan komt de rest vanzelf.” Jochemsen: “Ja, dat mag men zo vinden, maar dat is meer geloof dan wetenschap”.
Wetenschapsfilosofie
Met dit als opstap komt prof. Jochemsen bij de wetenschapsfilosofie. Hij laat zien dat je in het wetenschappelijk bedrijf een aantal lagen moet onderkennen.22 Daarbij staat in het midden de wetenschappelijke theorie. Daarboven staat het abtractieniveau van wereld en levensbeschouwing (met daarom heen grondovertuiging geloof, bijbelopvatting). De wetenschappelijke theorie hangt weer samen met de waarnemingen en die zijn weer verbonden aan de feitelijke wereld. Je kunt zo drie tot vijf lagen onderscheiden. Wereldbeeld is daarbij het hoogste niveau. Jochemsen verwijst naar Koonin: “Wetenschap vertelt in directe zin niets over de wereld. Het zegt alleen iets over de verenigbaarheid van waarheid met de aanvaarde modellen. Als je er nuchter over denkt zegt hij zijn krachten net zo onbegrijpelijk als goden.” Ook voor Koonin is het eigenlijk een geloofsovertuiging. Jochemsen geeft aan dat prof. Van den Brink een naïef-realistische wetenschapsopvatting heeft. Van den Brink is naar zijn idee niet kritisch genoeg en Jochemsen vindt dat de auteur een cartesiaans dualisme aanvaardt. Er zit een cartesiaanse ondertoon in, niet expliciet maar impliciet. Op deze wijze een harmonisatie tussen wetenschappelijke argumentatie en theologie bewerkstelligen kan, volgens Jochemsen, niet zonder een God-van-de-gaten. Theologie is volgens de christen-filosoof niet alleen een bezinning op de resultaten van de natuurwetenschap, maar meer op het wetenschappelijk bedrijf als geheel. De wetenschappelijke methode is op zoek naar het geheim dat verborgen ligt in de schepping, maar kan door de methode haar niet pakken. Regelmatigheden gaan terug op Gods scheppende en onderhoudende spreken. God Zelf is echter niet aan die regelmatigheden gebonden. “Waar Hij Zich heilrijk manifesteert worden de regelmatigheden opgenomen in een hogere werkelijkheid.” Jochemsen noemt als voorbeeld de wonderen van Elisa en de bevrijding van Petrus uit de gevangenis. Maar er zijn er veel en veel meer te noemen. Verhalen van Lewis en Tolkien, zoals The Lord of the Rings kunnen ons helpen om iets te snappen en aan te voelen hoe zo’n wereld eruit ziet waar God in de werkelijkheid actief aanwezig is. Het onderkennen van deze werkelijkheid staat haaks op de wetenschappelijke methode. Het gaat om andere vermogens en andere taal dan de wetenschappelijke waarnemingen. De geleerde noemt dat een geestelijk-intuïtief vernemen wat er vanuit de goddelijke wereld tot ons komt. Dit is een hele andere houding tegenover de werkelijkheid. De huidige dominante wijze van wetenschappelijke kennis verkrijgen over de ons omringende wereld, is via een beeld van de wereld in ons brein (de correspondentietheorie). Jochemsen vraagt zich af of deze niet belemmerend is voor het gebruik van andere vermogens van het menselijke geestelijk-intuïtieve. “Wordt juist door de wetenschappelijke methode, door de manier waarop wij denken kennis te verkrijgen, niet eigenlijk een belemmering opgeworpen om juist op die Goddelijke werkelijkheid, die daarachter zit, zicht te krijgen?” Jochemsen verwijst als laatste nog naar een citaat uit het boekje van J.H. van den Berg met als titel De kop van de bromvlieg. Hij schreef: “Iedereen die dan zo’n beestje ziet zitten, die het horen wil kan je dan toevertrouwen dat we getuige geweest zijn van het wonderbaarlijke.” Dat is meer dan wetenschappelijke taal.
Prof. dr. Cees Dekker
Prof. dr. Cees Dekker heet ons allen hartelijk welkom en geeft aan iets te willen vertellen over Gods evolutionaire schepping te vertellen. In het eerste deel vertelt Dekker veel over zichzelf en het boek van prof. Van den Brink. Hij noemt het boek een aanrader en dat het hem erg bemoedigd heeft. “Een boek dat erg nodig is, omdat er over dit thema maar heel weinig is verschenen, zoals een boek als dit.” Hij noemt het ‘heel doorwrocht nadenken over de wereld, de schepping en het orthodox-christelijk geloof tegen het licht houden: Als het nu waar zou zijn.’.” Het orthodoxe geloof blijft volgens Dekker volledig staan. “Een goede basis om verder na te denken over deze problematiek.”23
Volgeling
Prof. Dekker geeft aan dat hij actief in de wetenschap is, natuurkunde gestudeerd heeft maar nu actief is in de biologie. Daarnaast is hij, zo geeft hij aan, ‘een gelovig mens’. “Ik geloof in Jezus Christus. Ik ben een volgeling van Jezus. Ik ben gereformeerd opgevoed, maar uiteindelijk overtuigd Evangelisch. Ik werk heel actief in Evangelische gemeente waar ik ook aanbiddingswerk doe en dergelijke. En als ik die twee elementen van mijn zijn noem dan vragen mensen aan mij hoe zit dat dan? Jij bent een gelovige en wetenschapper past dat wel bij elkaar? Ik denk dat dit laatste erg goed bij elkaar past.” Volgens de spreker heeft de christen een ‘fantastische basis’ om als gelovig wetenschapper actief te zijn. Dekker heeft daar een aantal dingen over geschreven. Hij is er al jaren met onderwerpen bezig die veel te maken hebben met schepping of evolutie. “Meest recentelijk heb ik een heel leuk boek met Corien Oranje geschreven, ‘Het geheime logboek van topnerd Tycho’, een kinderboek dat nu ook in het Engels vertaald gaat worden de komende maand.”24 Net als prof. Jochemsen, heeft prof. Dekker verschillende posities geproefd. Ongeveer vijftien jaar geleden is hij ‘eventjes geïnteresseerd geweest in Intelligent Design’. Hij heeft zich daar toen een tijd lang in verdiept, maar heeft dat achter zich gelaten omdat het voor hem niet overtuigend was. “Ik ben tot de conclusie gekomen dat God via evolutie geschapen heeft, dat we een evolutionaire schepping hebben.” Daarvoor wil hij ons meenemen in het grote verhaal. Als we nadenken over deze werkelijkheid, hoe is die tot stand gekomen? Volgens Dekker hebben wij twee kennisbronnen: de Bijbel en ook de natuur, de schepping. “Daarin mogen wij lezen en daar een verhaal uit halen.”25
Ontstaansmythe
Het eerste vers in de Bijbel gaat over ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’. Volgends de fysicus had God toen zijn eerste scheppingsmoment: de oerknap. Hij schiep materie, tijd, ruimte en energie en het was woest en leeg. “Doods, en langzaam kwam er natuur in, kwam er steeds meer ordening” Die atomen gingen samenklonteren en er kwamen sterren en sterrenstelsels. Dat is de kosmos die wij nu zien. Volgens Dekker waren, toen dit een eeuw geleden voor het eerst ontdekt werd, atheïstische wetenschappers ‘not amused’. Zo’n discreet startpunt dat kon niet. Toch is het voor prof. Dekker zo, ‘het wordt wetenschappelijk bevestigd en bevestigd’. Argumenten zijn de fijnafstelling van de constanten en de precieze uitdijing. “Heel precies en allemaal prachtig consonant met het idee van de schepping van God” Volgens Dekker is ongeveer viereneenhalf miljard jaar geleden ons zonnestelsel ontstaan. Toen heeft God de aarde gemaakt. De aarde en de maan zijn ongeveer 4,55 miljard jaar geleden gemaakt. Op de geologische tijdschaal kort daarna schiep God het leven op aarde en ontstond er leven. Wetenschappelijk is dat nog niet goed te duiden, daar wordt momenteel onderzoek naar gedaan.26 “Ik waak ervoor om in de gaten van onze kennis God precies in te vullen. God draagt in zijn voorzienigheid deze hele schepping, ook de dingen die wij niet weten.” Zo ongeveer tot een half miljard jaar geleden was het leven hier op aarde eencellig. Waren er allerlei kleine microben en dat was het leven op aarde. In die periode werd de atmosfeer gemaakt, dat kwam doordat ongeveer 2 miljard jaar geleden er eencellige beestjes waren die zuurstof gingen produceren. 500 miljoen jaar geleden ontstonden er meercellige beestjes.27 Bouwplannen die zorgde voor de hele diversiteit aan leven.28 Uiteindelijk is er een soort evolutionaire boom ontstaan die tot ons en miljoenen andere soorten heeft geleid. Volgens Dekker heeft de mens daar ook zijn plaats in. Deze ontstond zes miljoen jaar geleden uit de gemeenschappelijke voorouder met de chimpansee en bonobo. Zo’n twee- tot driehonderdduizend jaar schiep God ons, de Homo sapiens. Met een lichaam zoals wij ongeveer hier zitten. Volgens de fysicus eindigt daar het verhaal niet mee: “Deze Homo sapiens werd Homo divinus. Werd een mens geroepen door God. God sprak deze mens aan, deze mens kon aangesproken worden en kon nadenken over God. God sprak die mens aan en riep die mens. En daar is iets gebeurd dat er een scheiding werd gebracht tussen God en de mens. En dat lezen wij in Genesis 3.” Sinds die tijd is het zicht op God verduisterd. “Maar gelukkig tweeduizend jaar geleden kwam Jezus in deze wereld, gestorven aan het kruis, stond op uit de dood en hij stelde die relatie met God open door een weg naar de Vader” Volgens prof. Dekker is dat de geschiedenis van onze wereld.29
Drie lagen
Hoe sterk staat dit verhaal uit wetenschappelijke oogpunt bekeken? Prof. Dekker geeft aan dat hij het verstandig vindt van prof. Van den Brink dat deze het narratief onderscheidt in drie lagen.30 Volgens Dekker is deep time volstrekt overtuigend. Allerlei dat zouden dat laten zien. Hij noemt de kosmologie: sterren bewegen van ons af, daaruit kunnen we een tijdschaal afleiden. Ook sterdovingsprocessen zouden erop wijzen dat de aarde ontzettend oud is. Ook uit gesteentes kan volgens de fysicus ouderdom gemeten worden.31 “Maar ook gesteentes, stenen die stralen tijdelijk radioactieve straling uit en die vervallen in de tijd en alle periodieke elementen, kun je daaraan ijken en dan kan je terugrekenen en levert een soortgelijke tijdschaal op voor de leeftijd van de aarde.”32 Is de aarde zo’n beetje 6.000 jaar oud of veel ouder. Dekker heeft nog drie aanwijzingen waarom de aarde ouder is dan 6.000 jaar: ijslagen in de poolgebieden33 sedimentlagen in meren34 en koraalriffen.35 De geleerde geeft aan dat dit voor hem eigenlijk wel vast staat.
Vervolgens spreekt prof. Dekker over gemeenschappelijke afstamming. Wat is daarvoor te zeggen? Weer noemt hij drie dingen, deze werkt hij uitgebreider uit dan de argumenten voor ‘deep time’. Als eerste noemt Dekker de fossielen. Als je afsteekt naar diepere lagen dan kom je allerlei diersoorten tegen van dieren die er vroeger waren maar nu niet meer. In lagen van 400 miljoen jaar oud vind je geen konijnen. Er is een systematisch patroon waar te nemen. Volgens Dekker valt dat toch niet te ontkennen. Hij wijst op de serie van paarden36 en die van walvissen37 Dit heeft volgens de fysicus voorspellende kracht: Ongeveer 350 miljoen jaar geleden toen moesten er zeedieren naar het land gaan, laten we daar gaan zoeken en dan vinden we er inderdaad dieren die een overgangsvorm tussen de zeedieren en de landdieren.”38 Het volgende punt wat prof. Dekker aanhaalt is de geografische verplaatsing van soorten. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar bij de Galapagos-eilanden. Er leeft een soort op een eiland. Het eiland wordt gesplitst en enkele van deze soort komen op het ene eiland terecht anderen op het andere eiland. Dan krijg je een soort evolutionaire stamboom op de eilanden omdat die soorten niet meer onderling communiceren. Dat gebeurt op kleine schaal, bijvoorbeeld bij vogels. Volgens prof. Dekker is het ook op hele grote schaal gebeurd.39 Vroeger zaten alle continenten aan elkaar. Dekker geeft aan dat ongeveer 200 miljoen jaar geleden Zuid-Amerika en Australië uit elkaar dreven. In Australië heb je daarom een flora en fauna die anders is.40 In Australië leven allemaal buidelzoogdieren en in Zuid-Amerika niet.41 Het derde punt wat prof. Dekker ziet als aanwijzing voor gemeenschappelijke afstamming komt uit het vergelijkend DNA-onderzoek. Volgens de fysicus zit hier een eenduidig patroon in. “Wij hebben ons DNA dat zit in onze cellen, met drie miljard letters. Daar zit een patroon van allemaal letters die we steeds a,b,c, enzovoorts Dat codeert informatie in je cellen. Maar honden hebben dat ook en dolfijnen en allerlei andere beesten al het leven op aarde heeft dat.” Volgens Dekker is dat al een aanduiding. Op basis van dit vergelijkende DNA-onderzoek zijn allerlei efficiënte bomen op te stellen waardoor er een netwerk duidelijk wordt. Dat doen we ook met foutjes die in ons DNA sluipen. “Als een vroege voorouder een erfelijke ziekte had, dan heeft het hele nageslacht van die voorouder dat defect. Ook daar kun je een boomvorm voor uittekenen. Dekker wijst op een stamboom van de zoogdieren, waaronder hij ook de mens rekent. ”Hier een voorouder die splitst uit in verschillende soorten. En alles in het rood hier zijn soorten die geen cytochroom-C kunnen maken bijvoorbeeld. Daarbij hoort het fruit eten en daarbij zouden we bepaalde biologische tests kunnen doen. Nou dan zien we dat hier een foutje geslopen is in het DNA waardoor wij cytochroom-C niet meer kunnen maken. Maar dat foutje dat gebeurt ook bij bepaalde vleermuizen, maar dat is net een ander foutje. Dus het is niet een ingebakken ding dat God in deze genomen heeft gelegd waardoor hier er een soort fout ingeslopen is en zich op verschillende manieren ontwikkeld. Dit soort defecten vind ik volstrekt overtuigend richting soortsamenhang in de evolutie. Dus we hebben wat mij betreft de conclusie dat de evolutie van het leven van microbe tot mens zeer waarschijnlijk heeft plaatsgevonden”.42 De derde en de laatste laag is het mechanisme achter deze universele gemeenschappelijke afstamming. Dekker noemt het beroemde mechanisme van natuurlijke selectie: “We hebben een groep waarvan sommigen beter zijn aangepast dan anderen, die krijgen nageslacht en kunnen zich voortplanten, het bekende verhaal van de evolutie. Het is absoluut aangetoond in bepaalde experimenten, dat werkt zo.” Naast natuurlijke selectie zijn er volgens prof. Deker ook nog andere mechanismen bekend. Hij vraagt zich wel of het wat toevoegt voor christenen in Nijkerk die hierover nadenken. “Wat maakt het nu uit, in zekere zin, hoe het gebeurd is? Dat het gebeurd is daar moeten we rekenschap af moeten leggen.”43 Volgens Dekker gebeurt het soms dat een mens uit al die mutaties concludeert dat het zinloos en toevallig is. Hij geeft aan dat dit een bekende categoriefout is, waarbij je levensbeschouwelijke statements maakt en daardoor het biologie-boekje te buiten gaat. Alles overziende, geeft Dekker aan, staat het sterk. Deep Time en Gemeenschappelijke Afstamming vindt hij zeer overtuigend, over het mechanisme erachter ‘daar kunnen we nog wat verder over praten’.
Speculatief verhaal?
Prof. Dekker geeft aan dat dit hierboven niet zomaar een theorie van hem is dat hij ‘hier wat speculatief staat te vertellen’. ”Dit is algemene consensus onder alle wetenschappers in de wereld. Wilt u dat alstublieft serieus nemen.” Hij noemt het kennis over Gods schepping. “De wetenschappelijke methode is betrouwbaar, dat wordt kritisch beproeft. Hier is honderd jaar onderzoek naar gedaan. Ik denk dat christenen deze feiten onder ogen moeten zien.” Waar ligt het pijnpunt? Volgens Dekker is heeft dat te maken met twee dingen. Het eerste heeft te maken met wat prof. van den Brink schrijft: ‘Ik wil niet van de apen afstammen. De mens is toch bijzonder en niet zomaar beesten?’ Het tweede heeft te maken met het lezen van de Bijbel. Prof. Dekker: “Inderdaad, de mens is bijzonder. De mens is organisch verbonden gekleid met hetzelfde klei als de dieren.44 Toch is die mens geroepen door God. Die mens kan transcendent denken, kan spiritueler denken. Die mens, dat schepsel heeft God gemaakt. Daar wil God zijn liefde mee delen en de relatie aangaan.” Wat betreft het tweede punt wil Dekker duidelijk maken dat hij de Bijbel ziet als het geïnspireerde Woord van God. De Bijbel, en specifiek de Genesisverhalen, ‘vertellen ons wie God is. Wat is de aard van het kwaad? Wat is de aard van de natuur? Diepe theologische noties en dat zijn niet zulke verhalen als de biochemie van DNA en dergelijke dus laten we ons vooral daarop richten.’45
Conclusie
Volgens Dekker kunnen we wel allerlei ingewikkelde vragen stellen. Hij benadrukt echter nog een keer: “Neem alstublieft die wetenschappelijke feiten serieus.”. ”Creëer geen probleem met jongeren en ouderen als die gaan studeren en tot de overtuiging komen dat de evolutie heeft plaatsgevonden en dan het kind met het badwater weggooien. Ja, dan moeten we dus niet doen.” Hij wil onze eigen visie op de oorsprong niet als toetsteen van orthodoxie laten gelden en geeft aan de geloofsbelijdenis van Nicea te delen. ‘Ik geoof in één God, de almachtige Schepper en Vader van hemel en aarde’.46 De fysicus wil afsluiten met verwondering. Hij noemt de schepping fantastisch en geeft aan dat dit ons tot aanbidding brengt. Wetenschap is geen eng ding, een vijand. De wetenschap maakt dingen nog groter zodat de schoonheid en almacht van God nog beter gezien kan worden. Het resoneert in de woorden van David, die naar de hemel kijkt en zegt: wat is de mens dat Gij zijner gedenkt (Psalm 8). Prof. Dekker deelt als laatste zijn conclusies: “God is Schepper! De schepping is enorm indrukwekkend en nodigt uit tot ontzag en aanbidding. God heeft deze wereld geschapen in een heel lang evolutionair proces, van microbe tot mens. Dus niet schepping óf evolutie, maar schepping én evolutie. De fundamentele noties uit Genesis zijn onverminderd relevant voor ons leven vandaag de dag.”
(wordt vervolgd)
Voetnoten
- Op 22 september 2017 was er een congres te Nijkerk rondom een boek van prof. dr. Gijsbert van den Brink met als titel ‘En de aarde bracht voort’. Een boek wat de achterliggende maanden voor veel beroering zorgde in christelijk Nederland. Zie hier voor een overzicht van de discussie.
- Ik vermoedde dat de straat waar het gebouw aan staat vernoemd is naar de predikant en theoloog dr. Abraham Kuyper. Dit vermoeden blijkt onjuist. Iemand attendeerde mij er via de mail op dat de straat vernoemd is naar dominee Gerardus Kuypers. Bekend van de Nijkerkse beroeringen. Zie Kuypers, G., 2004, De opwekking te Nijkerk in 1749 (Middelburg: Stichting de Gihonbron).
- Het verslag van de dag zal in stukjes gereed gemaakt worden voor publicatie. Hou daarom deze pagina goed in de gaten.
- Prof. dr. Frank A. van der Duyn Schouten is emeritus hoogleraar toegepaste wiskunde en was rector magnificus van Tilburg University en de Vrije Universiteit te Amsterdam.
- AKZplus is een initiatief van de Theologische Universiteit van Apeldoorn, Kampen en de Christelijke Hogeschool VIAA te Zwolle. Apeldoorn, Kampen, Zwolle (AKZ).
- Wibren Jonkers begeleidde ons met het orgel.
- De dagvoorzitter vergeet een groep mensen, namelijk hen die a posteriori na grondig onderzoek geconcludeerd hebben: ‘universele gemeenschappelijke afstamming over lange perioden blijkt niet waar te zijn’. Zie bijvoorbeeld twee boeken met ervaringsverhalen: Ashton, J.F. (Ed.), 2009, In Six Days. Why fifty scientists choose to believe in creation. 7th printing. (Green Forest: Master Books) en Sharp, D., Bergman, J. (Eds.), 2016, Persuaded by the evidence. True Stories of Faith, Science, & the Power of a Creator. 2nd printing. (Green Forest: Master Books). Overigens is ‘waarheid’ binnen de wetenschapsbeoefening een omstreden begrip.
- Prof. dr. Gijsbert van den Brink is hoogleraar theologie en wetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
- Brink, G. van den, 2017, En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie (Utrecht: Boekencentrum). Voortaan Brink 2017.
- Zie: https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/2631032.
- Voor algemeen: Algemeen 1 , Algemeen 2. Voor de discussie tussen Mortenson en Van den Brink: Deel 1, Deel 2, Deel 3, Deel 4 en Deel 5. Zie ook de ingezonden reacties die na afloop van de briefwisseling werden geplaatst.
- Welke personen Van den Brink bedoelt met mensen die de Bijbel van A tot Z letterlijk nemen is mij niet bekend. Zie bijvoorbeeld ook wat prof. Houwelingen daarover schrijft in Gereformeerde Hermeneutiek Vandaag (p. 133-137) met betrekking tot biefstuk en bloedworst. Bron: Houwelingen, R. van, 2017, Het Nieuwe Testament Vertalen van toen naar nu. Hermeneutische overwegingen, in: Bruijne, A. de, Burger, H. (Eds.), Gereformeerde hermeneutiek vandaag. Theologische perspectieven (Barneveld: De Vuurbaak). Veel mensen nemen dat namelijk niet letterlijk. Dus wie hebben Van den Brink en Graafland op het oog?
- Dit strijdt met het eind van het betoog van prof. Van den Brink, namelijk dat de auteur van niemand extra punten of onderwerpen heeft gehoord die in verband met de evolutietheorie zouden strijden met het christelijk geloof.
- Van den Brink gaat niet in op de kritiek die er geweest is m.b.t. een te rooskleurige beschrijving van universele gemeenschappelijke afstamming over lange perioden. Zie bijvoorbeeld: https://logos.nl/universele-gemeenschappelijke-afstamming-waarschijnlijk-juist/. In veel recensies komt dit punt aan bod: een kritische noot ontbreekt.
- Van den Brink: “Nou misschien heb je het dan daar ook wel weer goed opgelost. Dat hoop ik dan maar.” Er kunnen allerlei oorzaken zijn dat dit hoofdstuk weinig repliek heeft ontvangen. In een recensie heb je meestal maar beperkte ruimte.
- Dit is veel te eenvoudig voorgesteld. Een vijftal problemen die niet aan de orde komen en al dan niet zijn aangereikt: (1) Wetenschapsfilosofie en epistemologie, kan een wetenschappelijke theorie wel ‘waar’ zijn en hoe komen we überhaupt aan ‘kennis’ m.b.t. tot het waarheidsgehalte van een theorie?, (2) Wetenschapshistorie, hoe ontstond de evolutiegedachte? Er ontbreken lijnen vanuit de Grieks/Romeinse natuurfilosofie naar de natuurfilosofie van de Verlichting. Een niet onbelangrijke vraag: hoe reageerde de kerk van alle eeuwen op deze over het algemeen naturalistische evolutiefilosofie? De evolutietheorie was niet een heldere ingeving van Charles Darwin die als een donderslag uit de hemel kwam vallen, maar heeft een voorgeschiedenis. Als deze filosofie al eeuwen in strijd wordt geacht met het klassieke scheppingsgeloof, wat heeft dat dan te zeggen vandaag de dag?, (3) Exegese van teksten uit zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Diverse malen aangehaald door verschillende sceptici als een groot gebrek, (4) De geschiedenis van de Zondvloed en Noach. Dit wordt zeer summier aangehaald in het boek. Van deze aanhalingen gaat meer dan de helft over ‘zondvloedgeologie’ en niet over het zondvloedverhaal. Indien deze vloed wereldwijd was dan heeft dat verregaande gevolgen voor de verdedigde naturalistische natuurfilosofie, (5) De spraakverwarring te Babel. Van den Brink postuleert een Adam op 45.000 jaar geleden. De spraakverwarring was daarna. Mensen hadden zich echter al over de gehele wereld verspreid en spraken (zo gaat dat dan) verschillende talen en dialecten. De lezer tast in het duister hoe dit te rijmen valt met een filosofie van universele gemeenschappelijke afstamming zoals Van den Brink voorstelt. Het ontstaan van talen is sowieso nog een groot raadsel voor het evolutionaire narratief.
- Van den Brink vertelt niet hoe hoog de oplage is per druk.
- Brink 2017, p. 161. Zie ook McGrath, A.E., 2016, Emil Brunner: A Reappraisal, renowned theologian (Hoboken: John Wiley & Sons Inc.)
- Volgens mij moet dat de tweede laag zijn, de eerste laag gaat namelijk over deep time.
- Dr. Eugene V. Koonin is een Russisch-Amerikaanse bioloog en een expert in evolutiebiologie. Hij behaalden zijn Ph.D. aan de Moskou State University in moleculaire biologie en heeft sindsdien diverse papers en boeken geschreven.
- Jochemsen geeft overigens terecht aan dat de biologie meer is dan een chemie.
- Op het EH-congres van 11 maart 2016 sprak prof. Jochemsen ook over deze lagen: https://logos.nl/de-schepping-is-radicaal-veranderd-door-de-vloek-in-genesis-als-gevolg-van-de-zondeval/.
- Dat velen daar anders over denken dan Dekker moge na het lezen van het overzicht op de website van Logos Instituut duidelijk zijn. Zie: https://logos.nl/en-aarde-bracht-voort-christelijk-geloof-en-evolutie/. Lees daarnaast ook dit overzicht met creationistische kritiek: https://logos.nl/evolutie-stel-dat-het-waar-is/.
- Lang niet iedereen was het daarmee eens, door sommige christenen werd dit kinderboek gezien als ‘gevaarlijk’. Zie: https://logos.nl/het-geheime-logboek-van-topnerd-tycho/, https://logos.nl/educatief-kinderboek-yes-or-no/, https://logos.nl/kinderen-raken-erdoor-in-verwarring/, https://logos.nl/een-evolutionistisch-kinderboek-prijzenswaardig/, https://logos.nl/funest-voor-het-kinderlijke-geloof/ en https://logos.nl/kinderboek-over-evolutie-verzet-de-theologische-bakens-vrij-grondig/. Prof. Dekker heeft, zover ik weet, nog nooit inhoudelijk gereageerd op de kritiek.
- In het verhaal hieronder wordt duidelijk dat de Bijbel binnen het verhaal onderschikt moet zijn aan de naturalistische ontstaansmythe van universele gemeenschappelijke afstamming over lange perioden. Als hij de Nederlandse Geloofsbelijdenis, met betrekking tot de twee kennisbronnen, zou volgen dan zou dat eerder andersom moeten zijn. Zie ook: https://scheppingsmodel.files.wordpress.com/2014/01/ngb-evolutie2.pdf en https://logos.nl/drie-formulieren-van-enigheid/.
- Prof. Jochemsen geeft hierboven terecht aan: “Waar nu precies het probleem ligt met de theorie daar kom ik niet helemaal uit, maar we moeten gewoon de historische lijn als het ware accepteren en dan komt de rest vanzelf.” Jochemsen: “Ja, dat mag men zo vinden, maar dat is meer geloof dan wetenschap”.
- Niet juist, de Ediacara biota is volgens naturalistische wetenschappers 575-542 miljoen jaar oud.
- Een goed mechanisme ontbreekt voor de Cambrische Explosie en het relatief plotseling ontstaan van deze bouwplannen.
- Toen ik dit eigen scheppingsverhaal van prof. Dekker hoorde moest ik denken aan de Gnostiek. Er wordt een eigen scheppingsverhaal gereconstrueerd en vanwege dit scheppingsverhaal moet Genesis anders gelezen worden dan de klassieke uitleg altijd gedaan heeft. Dat was ook het geval bij de gnostiek. Ik waak ervoor om Dekker een-op-een gelijk te stellen aan de gnostici, zo gelooft Dekker namelijk in Jezus Christus als Zoon van God. Maar de weg die hier gegaan wordt inzake de schepping heeft overeenkomsten. Zie: https://logos.nl/waar-haalden-de-gnostici-hun-wijsheid-vandaan/. De chronologie van het eerste hoofdstuk van Genesis is namelijk totaal anders dan het naturalistische narratief dat prof. Dekker hier schetst. Zie ook: Paul, M.J., 2017, Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie (Apeldoorn: Labarum).
- Namelijk 1. deep time, 2. gemeenschappelijke afstamming en 3. het mechanisme van evolutie.
- Hierboven wordt de loftrompet opgestoken voor de Big Bang-theorie. Prof. Dekker houdt echter geen rekening met de kritiek. Vanuit creationistische zijde is er kritiek: Williams, A., Hartnett, J.G., 2005, Dismantling the Big Bang. God’s universe rediscovered (Green Forest: Master Books). Zie voor een creationistisch alternatief: Hartnett, J.G., 2012, Updated Starlight Time and the New Physics (Atlanta: Creation Book Publishers) of Setterfield, B.J., 2013, Cosmology and the Zero Point Energy. Natural Philosophy Alliance Monograph Series (USA: National Philosophy Alliance). Maar ook naturalisten zijn niet altijd even gelukkig met de Big Bang theorie. Denk bijvoorbeeld aan het werk van prof. dr. Erik Verlinde. Door deze kritiek niet te noemen worden mensen op een verkeerd spoor gezet. Zie ook dr. Krüger op de website van Logos Instituut: https://logos.nl/er-is-momenteel-geen-kosmologisch-model-zonder-problemen/.
- Dit kan in ieder geval wat genuanceerd worden, zie Vardiman, L., Snelling, A.A., Chaffin, E.F. (Eds.), 2000, Radioisotopes and the age of the earth. A Young-Earth Creationist research initiative (El Cajon: ICR) en Vardiman, L., Snelling, A.A., Chaffin, E.F. (Eds.), Radioisotopes and the age of the earth. Results of a young-earth creationist research initiative (El Cayon: ICR). Na deze twee dikke studies zijn er nog talloze creationistische publicaties verschenen die de stelling van prof. Dekker op zijn minst nuanceren.
- Het zou goed zijn als prof. Dekker ook de tegenargumenten bestudeerd. Deze zijn bijvoorbeeld te vinden in twee monografen geschreven door atmosferische wetenschappers. Oard, M.J., 2005, The Frozen Record. Examining the Ice Core History of the Greenland and Antarctic Ice Sheets (Santee: ICR) en Vardiman, L., 2003, Ice Cores and the Age of the Earth. Fourth Printing (El Cajon: ICR).
- Zie voor een weerspreking van dit argument: Oard, M.J., 2009, Do Varves Contradict Biblical History, in: Reed, J.K., Oard, M.J., Rock Solid Answers. The Biblical Truth Behind 14 Geological Questions (Green Forest: Master Books). Prof. Dekker verwijst specifiek naar de Green River Formation. Creationisten hebben daar ook uitgebreid onderzoek naar gedaan. Zie daarvoor bijvoorbeeld: Whitmore, J.H., Garner, P., 2008, Using Suites of Criteria to Recognize Pre-Flood, Flood, and Post-Flood Strata in the Rock Record with Application to Wyoming (USA), in: Snelling, A.A., Proceedings of the sixth international conference on creationism (Pittsburgh: Creation Science Fellowship) en Whitmore, J.H., Wise, K.P., 2008, Rapid and Early Post-Flood Mammalian Diversification Evidenced in the Green River Formation, in: Snelling, A.A., Proceedings of the sixth international conference on creationism (Pittsburgh: Creation Science Fellowship), blz. 449-457.
- Dit argument is al uitgebreid weersproken in de creationistische literatuur, bijvoorbeeld: Whitmore, J.H., 2009, Modern and Ancient Reefs, in: Reed, J.K., Oard, M.J., Rock Solid Answers. The Biblical Truth Behind 14 Geological Questions (Green Forest: Master Books).
- Afgezien van het feit dat de paardenstruik complexer is dan prof. Dekker hier weergeeft, vormen deze fossielen geen probleem voor een creationistische benadering van de werkelijkheid. Zie: Cavanaugh, D.P., Wood, T. and Wise, K.P., 2003, Fossil equidae: a monobaraminic, stratomorphic series, in: Walsh, R.E. (Ed.), Proceedings of the Fifth International Conference on Creationism (Pittsburgh: Creation Science Fellowship), p. 143–149. Zie ook: Garner, P.A. 2016. A further attempt to detect discontinuity surrounding the Equidae, using a new dataset, Journal of Creation Theology and Science Series B: Life Sciences 6:60.
- Door een recente vondst van een Basilosaurusachtige is argumentatiekracht van deze reeks nog sterker afgenomen: https://logos.nl/kaakfragment-schopt-theorie-door-de-war/. Lees ook de discussie die eronder gevoerd werd. Zie ook wat evolutiebioloog dr. Richard Sternberg over de vermeende walvisevolutie zegt: https://www.youtube.com/watch?v=0csd3M4bc0Q.
- Prof. Dekker noemt niet de fossiele sporen uit het Devoon die gevonden zijn in Polen en veel ouder zijn dan de Tiktaalik. Zie: Niedzwiedzki, G., Szrek, P., Narkiewicz, K., Narkiewicz, M., Ahlberg, P.E., 2010, Tetrapod trackways from the early Middle Devonian period of Poland, Nature 463 (7277): 43-48.
- De soortsvorming op de Galapagos-eilanden past prima binnen een creationistisch kader: Purdom, G. (Ed.), 2013, Galapagos Islands: a dfferent view (Green Forest: Master Books) en Wood, T.C., 2005, A Creationist Review and Preliminary Analysis of the History, Geology, Climate, and Biology of the Galapagos Islands (Eugene: Wipf & Stock).
- Deze flora en fauna vormt inderdaad nog een uitdaging voor creationisten.
- Dit is onjuist, in Zuid-Amerika komen wel degelijk buideldieren voor. We kennen de opossummuizen (Caenolestidae), de opossums (Didelphidae) en de colocolo (Dromiciops gliroides). In Noord-Amerika komt ook een buideldier voor namelijk de Virginiaanse opossum.
- Prof. Dekker geeft GULO-gen verkeerd weer (zie onder). Creationisten doen ook onderzoek het GULO-gen. Zie bijvoorbeeld de paper van de geneticus dr. Jeffrey Tomkins: Tomkins, J.P., 2014, The Human GULO Pseudogene – Evidence for Evolutionary Discontinuity and Genetic Entropy, Answers Research Journal 7: 91-101. De fout die Dekker maakt is dat het in zijn voorbeeld niet gaat om cytochroom-C, maar om vitamine-C. In het CYCS-gen vinden overigens wel mutaties plaats. Deze mutaties veroorzaken mogelijk een tekort aan cytochroom en zijn daarmee waarschijnlijk de oorzaak van de ziekte trombocytopenie.
- Dit vind ik wel wat gemakkelijk, als er geen verklarend mechanisme is dan is er alleen een narratief. Verklarend mechanisme is nodig. Het past bij wat ik al eerder citeerde van prof. Jochemsen.
- De dieren zijn anders geschapen dan de mens, zie Genesis 1.
- Prof. Dekker koppelt hier de Bijbelse ‘verhalen’ los van de realiteit. Gaan de Bijbelverhalen echt alleen maar over zingeving? Hoe zit dat dan met de opstanding van Jezus Christus?
- Maar wat dachten de opstellers van deze geloofsbelijdenis over hoe God geschapen heeft?