“Er bestaat momenteel geen kosmologisch model zonder problemen”

by | okt 3, 2016 | Onderwijs

Dr. Krüger heeft in een brief aan Logos Instituut gereageerd op het commentaar wat er kwam op zijn korte video over de ‘oerknaltheorie’.1 Wij plaatsen deze brief, met toestemming van de auteur hieronder.

hubble

Beste mensen,

Als eerste is het niet vanzelfsprekend dat we gewoon terug kunnen extrapoleren van een uitdijend heelal om bij een initiële explosie in een nul-dimensioneel punt te komen. Een uitdijend heelal vindt zijn oorsprong uit de Hubble-wet, een van mogelijke verklaringen voor de roodverschuiving van sterrenlicht. Dit is echter niet de enige verklaring voor roodverschuiving. Mensen als Halton Arp hebben alternatieven voorgesteld. Er zijn van andere auteurs ook een aantal recente artikelen voor een statisch-heelal-model.2 Omdat Hartnett al in de discussie vermeld is, verwijs ik ook naar een artikel van hem: http://creation.com/is-there-evidence-for-expanding-universe. Ik wil hier niet mee zeggen dat de alternatieven meer betrouwbaar zijn dan de oerknaltheorie, want er is momenteel geen kosmologisch model zonder grote problemen. Het grote probleem met het uitdijend-heelal-model is dat de waarnemingen erop wijzen dat de uitdijing zich versnelt en om dit volgens het standaard kosmologisch model te verklaren zijn er twee ‘fudge factors’ nodig, namelijk donkere energie en donkere materie. En dan niet een kleine hoeveelheid, maar ~68% donkere energie en ~27% donkere materie (dus ongeveer ~5% van alle materie in het universum is in de vorm zoals wij deze kennen). Het is interessant wat Hartnett over donkere materie en donkere energie zegt.3

De stelling dat de totale hoeveelheid energie en materie in het universum precies nul is, roept een groot probleem op, namelijk dat men net zo veel antimaterie als ‘gewone’ materie zou moeten verwachten en dus nog veel deeltje-antideeltje-annihilatie in het universum zou moeten waarnemen. Dit is echter niet het geval, wat betekent dat ook tijdens de warme ‘oersoep’ er veel meer materie dan antimaterie was. Dit probleem heet baryogenese en wordt als een van de grootste problemen in de moderne natuurkunde beschouwd. Pogingen om een oplossing te vinden leiden tot vreemde postulaten, zoals asymmetrie in de natuurwetten doordat de natuurwetten deeltjes over antideeltjes prefereren.4 Terloops, negatieve arbeid heeft niets te maken met de wet van behoud van energie! Dus houd ik voet bij stuk bij de vraag ‘waar kwam alle energie dan vandaan?’ De vooronderstelling dat alle energie er al altijd was is een stelling op hetzelfde niveau als het kosmologisch argument (d.i. God als eerste oorzaak van alles), behalve dat er geen overtuigende verklaring is van waar de natuurwetten vandaan komen.
Haushofer benadrukt terecht het punt dat de oerknaltheorie gaat over de tijdsontwikkeling van het heelal en niet over het ontstaan ervan. Voor het brede publiek is de ‘knal’ zelf echter ook van groot belang, vandaar dat dit in mijn video ook de nadruk kreeg. De beginsingulariteit van de oerknaltheorie is een groot probleem, waar je een oneindig hoge dichtheid hebt en 0-dimensionale ruimtetijd opeens in 4-dimensionale ruimtetijd verandert. Uiteraard kan geen theorie dit verklaren. De oerknaltheorie begint vandaar bij een tijd van ongeveer 10^-43 s en beschrijft dan alleen de verdere gepostuleerde tijdsontwikkeling – vermijding van een probleem?

Wat betreft mijn stellingen over de vorming van de eerste protosterren is mijn argument gebaseerd op het feit dat zwaartekracht ongeveer 10^36 (!) keer zwakker is dan de Coulombkracht tussen twee protonen. Bovendien zijn die krachten onafhankelijk van de temperatuur. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat atomen spontaan kunnen klonteren, ongeacht de temperatuur. Verder, als er wel op een manier een hoge druk gecreëerd zou kunnen worden, heb je een flinke toename in de temperatuur en de gevolgelijke stralingsdruk die naar buiten gericht is, schaalt met de vierde macht van de temperatuur. Alleen wanneer de Jeans-instabiliteit bereikt wordt, neemt zwaartekracht over en vindt er klontering plaatst. Om bij dit limiet (bij een hele hoge dichtheid!) te komen, is er een zeer sterke externe kracht voor nodig. Bij de eerste protosterren in het stellaire evolutiemodel wordt er normaliter vanuit gegaan dat deze kracht komt van de zwaartekracht van een grote hoeveelheid donkere materie en dat de donkere materie speciale (metafysische?) eigenschappen hebben zoals spontane klontering. Kijk ook weer naar wat Hartnett over dit onderwerp schreef5 (In boeken over stervorming worden belangrijke aannames vaak niet genoemd).

Met groet uit Zuid-Afrika,

Tjaart

Voetnoten

  1. https://logos.nl/klopt-de-oerknaltheorie/
  2. Bijv. https://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/1405/1405.0275.pdf.
  3. Zie bijv. http://creation.com/dark-matter-crisis-for-big-bang.
  4. Zie bv. het boek dat Haushofer aanbeveelt: “Gravity from the ground up”, Schutz.
  5. http://creation.com/stars-dont-form-naturally.