Samenvatting: Op het Indonesische eiland Flores ontdekte men in 2003 botresten, die omschreven werden als een nieuwe soort: Homo floresiensis. Er zijn echter ook onderzoekers van mening, dat de bijzondere kenmerken van de Floresmens te wijten zijn aan een ziekte. In 2014 werden twee grondige studies gepubliceerd, die concluderen dat het bij Homo floresiensis gaat om een kleinstaltige Homo sapiens-populatie, met een aan Downsyndroom lijdend individu (LB1). Een definitieve oplossing zou een genoomanalyse van de Floresmens bieden, maar helaas is het tropische klimaat op Flores zeer ongunstig voor het behoud van DNA.
Inleiding
Op het Indonesische eiland Flores werden in 2003 in de Liang Bua-grot botresten van verschillende personen gevonden, die als nieuwe soort Homo floresiensis werden omschreven. De vondsten zijn gedateerd op ca. 95.000-17.000 jaar oud. Homo floresiensis heeft de meest extreme kenmerken die ooit bij de mens werden ontdekt. Ze lijken op Australopithecinen*, op mensapen en Homo erectus, of ze zijn uniek, en tot nu toe onbekend. Sommige wetenschappers spraken daarom van de belangrijkste antropologische ontdekking van de laatste 100 jaar. Tot de bijzonder opvallende kenmerken van de Floresmens worden de uiterst kleine lichaamslengte gerekend, ruim onder de lichaamslengte van de hedendaagse Pygmeeën (daarom werd de Floresmens ook als „Hobbit“ bekend) en een extreem klein schedelvolume ter grootte van de Australopithecinen. Homo floresiensis zou dan van een Homo pre-erectus/erectus-populatie uit Afrika afstammen en na aankomst op Flores geïsoleerd een dwergvorming hebben doorgemaakt (zie overzicht Aiello 2010).
Een groep wetenschappers deelt deze mening echter niet. Naar hun mening leed de Floresmens aan een ontwikkelingsstoornis, waarbij microcefale dwerggroei (Martin et al. 2006a, b), Laron-syndroom (Hershkovitz et al. 2007) en endemisch cretinisme* (Oberndorf et al. 2008, Oxnard et al. 2010, 2012) als specifieke aandoeningen zijn voorgesteld. Deze opvatting is tot op heden slechts de mening van een outsider (zie bijv. de Duitse en Engelse artikelen over Homo floresiensis in Wikipedia, stand 25.8.2014).

Het gedeeltelijke skelet LB1 van de Flores-mens. Het individu LB1 is de basis voor de definitie en naamgeving van de gepostuleerde soort Homo floresiensis (© William Jungers, Stony Brook University).
Als hoofdargument tegen een ziekte-gerelateerde oorzaak van de bijzondere kenmerken van de Floresmens is naar voren gebracht, dat niet een hele bevolking aan zo’n ziekte zou kunnen lijden (zie Eckhardt et al. 2014). Dit argument overtuigde ook de auteur van dit artikel van de nieuwe soort Homo floresiensis. Maar zijn de argumenten van de voorstanders van de nieuwe soort echt steekhoudend?
In twee uitgebreide en gedetailleerde nieuwe studies in het vaktijdschrift PNAS trekken wetenschappers onder leiding van Robert B. Eckhardt en Maciej Henneberg de hypothese dat de Floresmens een aparte soort is (soorten-hypothese), zwaar in twijfel (Eckhardt et al. 2014, Henneberg et al. 2014). De wetenschappers onderzoeken de controverse rond de Floresmens al vanaf het begin 2004. Ze gaan in op alle aangevoerde relevante argumenten en geven daarbij interessante inzichten in achtergronden van de onderzoekgeschiedenis van de Floresmens, die zeer tot nadenken stemmen.
Floresmens (LB1) met typerende Downsyndroom-kenmerken
De beschrijving van de nieuwe soort Homo floresiensis berust vrijwel uitsluitend op het gedeeltelijke skelet LB (Liang Bua) 1 (fig. 1). Homo floresiensis zou volgens de eerste schatting een schedelvolume van slechts 380 cm3 hebben en een lichaamslengte van slechts 106 cm. Beide waarden zijn sleutelkenmerken; ze zijn echter te laag ingeschat. In de afgelopen tijd hebben verschillende auteurs de beide waarden al naar boven bijgesteld. De groep van Eckhardt en Henneberg komt voor LB1 op een schedelinhoud van 430 cm3. Daarbij hebben zij als eersten de schedelomvang van voorhoofd naar achterhoofd van LB1 kunnen opmeten en waren in staat, om aan te tonen dat er sprake is van een microcefale (ziekelijk kleine) schedel. De ledematen, vooral de dijbotten van LB1, zijn abnormaal kort (en niet de voeten zijn extreem lang, zoals beweerd) en zijn daardoor niet geschikt voor een lengtebepaling. Neemt men de gemiddelde lichaamslengte van een Homo sapiens-populatie als basis, waarvan het in ontwikkeling belemmerde individu LB1 waarschijnlijk afstamt, dan bedroeg zijn lichaamslengte niet 106 cm, maar 126-146 cm (de helft van het verschil door correctie voor de abnormaal korte onderste ledematen en het resterende verschil door meer realistische regressievergelijkingen, afhankelijk van de plaatselijke bevolking). De gemiddelde lichaamslengte van andere personen van de Liang Bua-grot bedraagt 126 cm. De Floresmens ligt daarmee binnen het variatiebereik van de moderne dwergpopulaties van Australo-Melanesiërs. Daarmee vervalt de noodzaak voor de gepostuleerde geïsoleerde dwergvorming van de Floresmens. Het zou ook de eerste bekend geworden geïsoleerde verdwergde mens zijn geweest.
Bovendien zijn er ook geen plausibele geologische en biogeografische bewijzen voor de veronderstelling van een isolering van wat voor volk dan ook op Flores, die lang genoeg zou zijn geweest voor het ontstaan van een nieuwe soort. De nu en dan lage zeespiegel leidde tot korte afstanden tussen de eilanden en het vasteland; er zijn aanwijzingen voor herhaaldelijke contacten en vestiging op Flores, door mensen uit de noordelijk en westelijk gelegen grote landgebieden, gedurende de ijstijd (Henneberg et al. 2014).

Links: röntgenfoto van het bekken van een persoon met Downsyndroom (met dank aan LearningRadiology.com). Rechts: bekken van Australopithecus africanus (Stw 14) (Kibii et al. 2011). Het bekken van de Floresmens (zie fig. 1) is vergelijkbaar met het zijwaarts uitstekend darmbeen („flaring ilia“) van het bekken van mensen met het Downsyndroom en het bekken van Australo-pithecinen (zie ook voetnoot 1).
Het brede darmbeen en de korte dijbenen van LB1 zijn typische kenmerken voor een ontwikkelingsstoornis, zoals die optreden in de context van het Downsyndroom (trisomerie 21). Er bestaan echter talrijke andere kenmerken bij LB1, die typerend zijn voor deze ontwikkelingsstoornis. Daartoe behoren atlanto-occipitale deformatie, kleine of ontbrekende sinussen, micrognathie (onderontwikkelde kin), platvoeten, brachycephalie (schedeldeformatie), verbreed heupbeen1 (fig. 2, vgl. fig. 1) en een klein cerebellum (cerebellaire hypoplasie). Over het geheel genomen toont het onderzoek van Henneberg en Eckhardt aan, dat er geen functies van LB1 uniek zijn. Alle van de moderne mens afwijkende kenmerken zijn gebonden aan ziekte. LB1 vertoont veel tekenen van een misvormd individu van een moderne Homo sapiens, zoals die vandaag in Australomelanesisch gebied op de Andaman eilanden, Palau en zelfs op Flores voorkomt. De overblijfselen van botten van andere individuen van de Liang Bua-grot vertonen in tegenstelling tot LB1 geen duidelijk pathologische kenmerken, waarbij hun sterke fragmentatie een beoordeling bemoeilijkt (Henneberg et al. 2014, Eckhardt et al. 2014). Niet alle vragen zijn nog opgelost bij drie niet tot LB1 behorende handbotelementen. De onderzoeksgroep rond Henneberg en Eckhardt bekritiseren echter terecht de methodologische kwaliteit van de vorige onderzoeken aan handbotelementen uit de Liang Bua-grot en de verkregen conclusies. Op dit punt is het belangrijk te onderstrepen, dat een nieuwe mensensoort nooit is vastgesteld op basis van handbotelementen (Eckhardt et al. 2014, Henneberg et al. 2014).
Zelfs als er bij andere individuen van de Liang Bua-grot van de moderne Homo sapiens afwijkende kenmerken worden gevonden, is de discussie niet in het voordeel van de vertegenwoordigers van de soorten-hypothese van de Floresmens beslist, zoals wordt beweerd. Het bestaan van meer dan één individu met pathologische kenmerken van het Downsyndroom op een vindplaats is weliswaar niet waarschijnlijk, maar kan ook niet worden uitgesloten, want bij het Downsyndroom zijn familiaire cumulaties bekend (Henneberg et al. 2014). Als het bij de Floresmens niet om een archaïsch nieuwe mensensoort gaat, vervalt ook het zoeken naar archaïsche voorouders in Afrika en hun route naar Flores. Er waren daarvoor ook geen overtuigende hypothesen. Er zijn ook geen bewijzen voor eerdere populaties met het vermeende unieke karakter van de Floresmens met een hypothetische oorsprong ergens tussen Afrika en ergens langs een route via de Soenda-regio of elders naar Flores. Het ontbreekt zowel aan aanwijzingen voor het ontstaan in situ (ter plaatse) op het eiland Flores, alsmede aan aanwijzingen voor de verspreiding van een populatie met deze kenmerken van elders. Daarom is de interpretatie van de ongebruikelijke kenmerken van LB1 in het kader van een ontwikkelingsstoornis waarschijnlijker, dan in het kader van het ontstaan van een nieuwe mensensoort (Henneberg et al. 2014).
Schandalige achtergronden van het onderzoek
Sinds 2004 hebben onderzoekers voortdurend geoordeeld, dat LB1 een individu is van een regionale Homo sapiens-bevolking, dat kenmerken van een ontwikkelingsanomalie vertoont. Henneberg en Eckhardt hadden in februari 2005 korte tijd toegang tot de originele fossielen. Als resultaat van deze bestudering produceerden de onderzoekers een zeer korte studie, waarin ze verschillende waarnemingsfouten, alsmede fouten in de beschrijvingen en interpretaties van LB1 opsomden, en boden hun manuscript ter publicatie bij Nature aan. (Het eerste verslag over de nieuwe soort Homo floresiensis werd in Nature 2004 door Brown et al. gepubliceerd.) Na ruggenspraak met Peter Brown wees Nature de publicatie af. Als gevolg van het beoordelingsproces werden het niet-gepubliceerde manuscript en de opmerkingen van revisoren ter beschikking gesteld aan een andere grote voorstander van de soorten-hypothese en medeauteur van de eerste publicatie over de Floresmens, Michael Morwood. Zonder Henneberg en Eckhardt daarin te kennen en zonder hun toestemming, gebruikte Morwood het niet uitgegeven manuscript en het commentaar van de revisoren vervolgens in het latere boek A New Human. Morwood en Van Oosterzee schenden in het boek (p.228, 229) ongegeneerd de geheimhoudingsplicht voor deelnemers aan een peer review proces:
„Medio maart boden Jacob en zijn team een kort artikel bij Nature aan onder de titel ‘Grote fouten bij de beschrijving van een kleine mens’. In het artikel verklaren ze correct, dat de foto van het beschreven dijbeen van LB1 verkeerd was beschreven, omdat het bijna complete dijbeen van links is en niet van de rechter kant. Geen van hun andere opmerkingen was substantieel en sommige waren misleidend … Ze vervolgden verder, dat LB1 pathologisch is. (…) Een van de reviewers merkte op, dat het werk van Jacob et al. geen echte inhoud heeft. Ze maken er maar een ‘vang’spelletje van [game of „gotcha“] en Nature of welk ander serieus vaktijdschrift dan ook, moet daar boven staan. De andere revisoren klaagden nadrukkelijk, dat het manuscript werd ingezonden, voordat het opgravingsteam een kans had, het te bestuderen en adviseerden publicatie te weigeren – wat dan ook gebeurde.“
Het gevolg van deze afwijzing was een verhindering van een publicatie in het eerste begin van een wetenschappelijke controverse, die de validiteit van de nieuwe soort met sterke argumenten ter discussie stelde. Deze vertraging werd een jaar later gedeeltelijk (Jacob et al. 2006) en bijna een decennium later volledig gecorrigeerd door de auteurs (Henneberg et al. 2014).2
Zoals reeds vermeld, hadden Henneberg en Eckhardt de mogelijkheid om de oorspronkelijke botten in februari 2005 te bestuderen. Helaas kon dit maar kort gebeuren, omdat Teuku Jacob de botten uit de Liang Bua-grot snel moest terugbrengen naar het Indonesisch Nationaal Archeologisch Research Centrum. Daarna hadden beide wetenschappers (en de meeste andere gekwalificeerde onderzoekers) geen verdere toegang tot de oorspronkelijke botten of afgietsels (!), waarbij herhaalde verzoeken werden genegeerd of verworpen. De beschikbare gegevens van LB1 zijn echter voldoende voor twijfel aan de soorten-hypothese van de Floresmens (Eckhardt et al. 2014).
Samenvatting
Op het Indonesische eiland Flores werden in 2003 in de Liang Bua-grot botresten ontdekt, die leidden tot vaststelling van de nieuwe soort Homo floresiensis. De Floresmens moet een dwergmens van slechts 106 cm lengte zijn geweest en een hersenomvang hebben gehad in de buurt van Australopithecus. Een groep van onderzoekers was echter van meet af aan de mening toegedaan, dat het bij de Floresmens gaat om dwerggroei binnen een Homo sapiens-populatie. Het bij de nieuwe soort behorende skelet LB1 heeft niet de kenmerken van een nieuw type, maar van een ziekte. Deze opvatting bleef een outsiders-mening. Het onderzoek van deze wetenschappers werd ernstig gehinderd, omdat hen de toegang tot de originele fossielen en zelfs tot de afgietsels geweigerd werd. Een vroegtijdige, gefundeerde reactie in Nature, (waarin de soorten-hypothese voor het eerst aan het wetenschappelijke publiek werd voorgesteld) werd met niet gekwalificeerde motiveringen verworpen.
Onderzoekers onder leiding van Henneberg en Eckhardt hebben op grond van de beschikbare informatie goede argumenten naar voren gebracht voor de stelling, dat de van de normale moderne Homo sapiens afwijkende kenmerken van LB1 geen kenmerken van een nieuwe mensensoort zijn, maar eerder wijzen op een Downsyndroom (trisomie 21). De Floresmens was niet zo klein als aanvankelijk werd gedacht, maar zijn lengte lag waarschijnlijk laag binnen de lichaamsgrootte-schaal van de huidige mens. In plaats van een aparte menselijke soort, vertegenwoordigen de laat-Pleistocene Floresmensen volgens de nieuwe onderzoekgegevens een kleinstaltige moderne Homo sapiens-populatie, zoals die ook vandaag nog in Australomelanesisch gebied voorkomt, met een individu dat waarschijnlijk leed aan Downsyndroom.
Westaway et al. (2015) hebben in reactie op Henneberg et al. (2014) en Eckhardt et al. (2014) kenmerken van de onderkaken van LB1 en LB6 uit de Liang Bua-grot gepubliceerd, die de moderne Homo sapiens niet vertoont, en daarom alleen verenigbaar zijn met de hypothese van een nieuwe soort. Deze omvatten een ontbrekende kin, een bredere sulcus retromolaris, een inwendige versterking van de onderkaak-symphysis en de morfologie van de tandwortel. Westaway et al. (2015) negeren bewijzen voor het ontbreken van een kin, niet alleen bij archaïsche, maar ook bij moderne mensen. Bij vele levende Rampasasa-pygmeeën uit West-Flores3 (Eckhardt et al. 2014) en kleine mensen uit Palau, Micronesië, waarvan de skeletresten zijn gedateerd op ca. 2900 tot 1400 jaar (Berger et al. 2008), ontbreekt aantoonbaar een kin. Maar niet alleen de ontbrekende kin, maar ook de andere door Westaway et al. (2015) aangevoerde kenmerken van de Floresmens komen volgens Eckhardt et al. (2015) ook bij de moderne Homo sapiens voor. Het is interessant om te zien, of de aanhangers van de soorten-hypothese steekhoudende argumenten tegen de nieuwe hypothese kunnen inbrengen. Een genoomanalyse zou een beslissende opheldering over de status van de Floresmens kunnen bieden, maar helaas zijn de tropische klimaatomstandigheden op Flores zeer ongunstig voor het behoud van DNA. Er is daarom weinig hoop, om het probleem op deze manier op te lossen.4
Literatuur
Aiello, L.C., 2010, Five years of Homo floresiensis, Am. J. Phys. Anthrop. 142, 142-179.
Balter, M., 2004, keptics question whether Flores hominid is a new species. Nature 306, 1116.
Brown, P., Sutikna, T., Morwood, M.J., Soejono, R.P., Jatmiko, Wayhu Saptomo E. & Rokus Awe Due, 2004, A new small-bodied hominin from the Late Pleistocene of Flores, Indonesia. Nature 431, 1055-1061.
Eckhardt, R.B., Henneberg, M., Weller, A.S. & Hsü, K.J., 2014, Rare events in earth history include the LB1 human skeleton from Flores, Indonesia, as a developmental singularity, not a unique taxon. Proc. Natl. Acad. Sci. 111, 11961-11966.
Eckhardt, R.B., Henneberg, M., Chavanaves, S., Weller, A.S. & Hsü, K.J., 2015. Reply to Westaway et al.: Mandibular misrepresentations fail to support the invalid species Homo floresiensis. Proc. Natl. Acad. Sci. 112, E606.
Henneberg, M., Eckhardt, R.B., Chavanaves, S. & Hsü, K.J., 2014, Evolved developmental homeostasis disturbed in LB1 from Flores, Indonesia, denotes Down syndrome and not diagnostic traits of the invalid species Homo floresiensis. Proc. Natl. Acad. Sci. 111, 11967-11972.
Hershkovitz, I., Kornreich, L. & Laron, Z., 2007, Comparative skeletal features between Homo floresiensis and patients with primary growth hormone insensitivity (Laron Syndrom). Am. J. Phys. Anthrop. 134, 198-208.
Jacob T, Indriati E, Soejono RP, Hsü K, Frayer DW, Eckhardt RB, Kuperavage AJ, Thorne A & Henneberg M (2006)
Pygmoid Australomelanesian Homo sapiens skeletal remains from Liang Bua, Flores: Population affinities and pathological abnormalities. Proc. Natl. Acad. Sci. 103, 13421-13426.
Kibii, J.M., Churchill, S.E., Schmid, P., Carlson, K.J., Reed, N.D., de Ruiter, D.J. & Berger, L.R., 2011, A partial pelvis of Australopithecus sediba. Science 333, 1407-1411.
Martin, R.D., MacLarnon, A.M., Phillips, J.L., Dussubieux, L., Williams, P.R. & Dobyns, W.B., 2006a, Comment on “The Brain of LB1, Homo floresiensis”. Science 312, 999, author reply 999.
Martin, R.D., MacLarnon, A.M., Phillips, J.L. & Dobyns, W.B., 2006b, Flores hominid: News species or microcephalic dwarf? Anat. Rec. A. Discov. Mol. Cell Evol. Biol. 288, 1123-1145.
Obendorf, P.J., Oxnard, C. & Kefford, B.J., 2008, Are the small human-like fossils found on Flores human endemic cretins? Proc. Biol. Sci. 275, 1287-1296.
Oxnard, C., Obendorf, P.J., Kefford, B.J., 2010, Post-cranial skeletons of hypothyroid cretins show a similar anatomical mosaic as Homo floresiensis. PLoS ONE 5:e13018.
Oxnard, C., Obendorf, P.J., Kefford, B.J. & Dennikson, J., 2012, More on the Liang Bua finds and modern human cretins. Homo 63, 407-412.
Westaway, M.C., Durband, A.C., Croves, C.P. & Collard, M., 2015, Mandibular evidence supports Homo floresiensis as a distinct species. Proc. Natl. Acad. Sci. 112, E604-605
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Studium Integrale Journal. De volledige bronvermelding luidt: Brandt, M., 2015, Flores-Mensch: Moderner Homo sapiens mit Down-Syndrom?, Studium Integrale Journal 22 (1): 30-34 (Artikel).
Voetnoten
- De Floresmens heeft volgens Brown et al. (2004) een duidelijk zijwaarts-uitstaand darmbeen („ilium has marked lateral flare“). Volgens Leslie Aiello lijkt het bekken van de Floresmens duidelijk meer op het bekken van een Australopithecus dan op het bekken van de moderne mens („The pelvis is virtually identical to that of an australopithecine“) (Balter 2004).
- Men kan erover speculeren, of de discussie rond de Floresmens een ander verloop zou hebben gehad, zonder de verhindering van de vroege reactie op het werk van Brown et al. (2004) in Nature.
- http://liangbuacave.org/2014/12/19/rampasasa-mandibles/ (Zugriff am 1.2.2015).
- http://www.mpg.de/6332779/denisova_genom (Zugriff am 29. 12. 2014).