De afgelopen decennia hebben verschillende creationisten melding gemaakt van de expansie in de spreiding over de lagen waarin fossielen van soorten gevonden worden. Dit kan geïnterpreteerd worden als steeds ‘ouder’ of ‘jonger’ in de evolutionaire tijd van de geologische kolom. Deze meldingen zijn waarschijnlijk het topje van de ijsberg, daar we niet alle relevante tijdschriften kunnen doornemen die over zulke uitbreidingen informeren. Veel van deze gevallen worden waarschijnlijk niet eens gerapporteerd omdat veel ‘afwijkende’ of ‘oninteressante’ fossielen in de achterste kasten van museumcollecties belanden, zoals Dr. Carl Werner heeft ontdekt.1 Het is daarom moeilijk om te achterhalen op welke schaal dit fenomeen optreedt, hoewel het vrijwel zeker ernstiger is dan gerapporteerd in welke literatuur dan ook, zowel seculiere als creationistische.
Sommige expansies zijn vrij groot, zoals het verplaatsen van de tijdgrenzen met 50 tot 100 Ma of meer (1 Ma = 1 miljoen jaar). Enkele voorbeelden zijn: het terugdringen van de evolutie van eukaryoten (organismen met cellen met een kern) met een miljard jaar;2 de ontdekking van gras in dinosaurus uitwerpselen uit het Mesozoïcum;3 of er is sprake van ‘verfijning’, zoals diverse zoogdieren die nu in het Mesozoïcum worden aangetroffen;4 en de oorsprong van bloemplanten die 100 Ma verder in de tijd teruggeschoven kan worden.5 Bovendien bleken organismen waarvan werd gedacht dat ze al vele miljoenen jaren uitgestorven waren, nog te leven, zoals de Wollemia, een conifeer die levend is aangetroffen in New South Wales, Australië.6 Archeologische ontdekkingen dragen ook bij aan de uitbreiding van de tijdreeks door aanwijzingen dat de mens altijd slim was, waardoor het minder waarschijnlijk wordt dat hij evolueerde.7
Veel van deze uitbreidingen worden als niet bijzonder gezien, omdat ze slechts een kwestie van enkele miljoenen jaren zijn of van een fossiel dat niet wordt gebruikt als een indexfossiel. Niettemin geeft het nog steeds aan dat het fossielenverslag niet precies gedateerd is, zoals evolutionisten wel vaak beweren. Bovendien accentueert dit het probleem van stasis (onveranderlijkheid) en onthult dit het ad-hoc karakter van veel evolutionaire verhalen over de fossielen. In wezen laat het zien dat evolutie en hoge ouderdom meer werken als aannames, die hun interpretatie van het fossielenarchief beperken, dan als conclusies, die zij trekken uit het fossielenbestand.
Herkomst van de slangen 70 Ma eerder
Een van de belangrijkste nieuwe ontdekkingen zijn slangenfossielen die 70 Ma ouder zijn dan wetenschappers hadden verwacht. Deze datering duwt slangen terug naar het Midden Jura.8 Veel verschillende fossielen van slangen werden gevonden in vier landen, wat een vele miljoenen jaren eerdere ‘oorsprong’ suggereert.
Nieuwe Wereld apen 10 Ma eerder aanwezig
De Nieuwe Wereld apen vinden we nu levend in Zuid- en Midden-Amerika en op de Caribische eilanden. Evolutionisten geloven dat ze afkomstig zijn uit Afrika. Creationisten geloven dat hun voorouders van de ark kwamen en zich na de zondvloed naar Zuid-Amerika verspreidden. Nieuw onderzoek duwt hun fossielenbestand in Zuid-Amerika terug met 10 Ma naar het late Eoceen.9 Evolutionisten zijn vooral gaan geloven dat de Nieuwe Wereld apen aankwamen vanuit Afrika op drijvende vegetatie.10 Een probleem voor hen is dat de nu waargenomen vegetatievlotten vrij klein zijn.
Geavanceerde zoogdierkenmerken worden steeds meer naar het Midden-Jura geduwd
Fossielen van ontwikkelde zoogdieren zijn teruggevonden in het Midden Jura van het Mesozoïcum. Evolutionisten beweerden dat het Mesozoïcum alleen ratachtige zoogdieren had. Maar fossielen die andere zoogdierkenmerken vertonen, worden ook gevonden in het Midden-Jura. Nieuwe in China gevonden fossielen duwen de aanpassingen voor een toenemend klimvermogen van zoogdieren terug naar het Midden Jurassic.11 Deze afleiding is gebaseerd op de skeleteigenschappen. Het wordt toegegeven dat talrijke zoogdierkenmerken vroeg en onafhankelijk ‘geëvolueerd’ zijn.12 Natuurlijk wordt al deze zoogdierevolutie toegeschreven aan ‘convergente evolutie’. De evolutie van ontwikkelde zoogdieren moet nu tot een zeer korte tijd gecomprimeerd in een worden. Dit wijst meer op speciale creatie dan op evolutie die veel tijd nodig heeft.
Goed bewaarde mosselkreeftjes (Ostracoda) 25 Ma eerder in Ordovicium
Mosselkreeftjes (Ostracoden) zijn kleine kreeftachtigen en de meest voorkomende geleedpotigen in het fossielenbestand. Gedacht werd dat ze ouder zouden zijn dan het Siluur, maar het fossielenverslag liet niets zien in het Ordovicium. Maar nu is het ‘zeker’, omdat ze fossielen hebben gevonden in het late Ordovicium, waardoor de kennis van goed bewaard gebleven ostracoden 25 Ma. teruggeduwd is.13 Verbazingwekkend is dat zelfs sommige zachte delen geconserveerd zijn.
Dit lijkt misschien een succesvolle evolutionaire voorspelling. Vanuit een Bijbels perspectief wordt echter al verwacht dat het fossielenbestand een algemeen beeld zal vertonen. Dus zelfs dergelijke ‘verwachte’ bereikuitbreidingen zijn perfect in overeenstemming met een Bijbels beeld van het fossielenbestand. Bovendien is de voorspelling, gezien tegen de algemene trend van onverwachte uitbreiding van de range, veel minder indrukwekkend en staat ze zelf nog open voor toekomstige herziening.
Een mogelijk type amniota teruggeplaatst van Late Trias tot Midden Trias
Door de vondst van tanden en kaken van een raadselachtig taxon, waarschijnlijk een amniota, zoals reptielen, vogels en zoogdieren, werd deze groep teruggeplaatst van het late Trias in de VS naar het Midden-Trias in Duitsland.14
Vroegste moderne buideldas en bilby 5 tot 10 Ma teruggeduwd
Buideldassen (Engels: Bandicoots en bilbys) zijn kleine buideldieren die in Australië leven. De oudste fossielen waren ‘gedateerd’ als Plioceen totdat ze recent werden gevonden in het midden Mioceen van het Riversleigh Wereld Erfgoed-gebied in het noordwesten van Queensland, Australië.15 Dit zijn waarschijnlijk post-Vloed buideldieren die in Australië aankwamen. Het doet niet af aan het idee dat de grens van de vloed/post-zondvloed in het late Cenozoïcum ligt16, omdat het Mioceen laat Cenozoïcum is.17 We kunnen niet vertrouwen op uniformitaristische dateringsmethoden om de grens te bepalen, wat Mioceen kan zijn op een bepaalde locatie, kan zelfs midden Pleistoceen op een andere locatie.18
Walvis-echolocatie terugegduwd”… dat een rudimentaire vorm van echolocatie zich ontwikkelde in het vroege Oligoceen, kort nadat odontocetes [tandwalvissen] afweken van de voorouders van de baleinwalvissen (mysticetes).”19
Dus walvissen hadden meteen vanaf het begin de beschikking over echolocatie. Misschien evolueerden echolocatie en walvissen niet, hoewel de onderzoekers de opmerkelijke ontdekking presenteren binnen evolutie met de bewering dat de echolocatie ‘rudimentair’ was, hoewel ze geen redenen geven waarom ze dit beweren. Hoe kan het rudimentair zijn? Het werkt of het werkt niet. De botten tonen het bewijs van echolocatie en de echolocatie wordt als rudimentair beschouwd vanwege de vroege datering van het fossiel.
Een soort vogel 5 tot 6 Ma teruggeduwd
Een grote categorie vogels wordt Ornithuromorpha genoemd. Velen daarvan zijn uitgestorven, maar de categorie omvat ook de levende vogels. Fossielen van dit soort zijn te vinden in de beroemde Jehol-groep in China, waar de helft van de diversiteit aan Mesozoïsche vogels wordt gevonden. Genoemde vogel is recent gevonden in een lage formatie in de Jehol-groepa, de Ornithuromorpha terugduwend van 5 tot 6 Ma.20 Dit lijkt misschien onbelangrijk, maar in veel gevallen gaan de uitbreidingen in hele kleine stapjes. Gedurende een langere periode van onderzoek hopen deze uitbreidingen zich op en laten zien hoe het fossielenarchief er steeds minder uitziet als een tijdreeks.
Dinosaurus voetafdrukken duwen oorsprong ongeveer 20 Ma terug
Algemeen wordt geleerd dat dinosaurussen ongeveer 230 miljoen geleden evolueerden. Maar er zijn nu dinosaurussporen gevonden die dateren van ongeveer 250 Ma geleden, direct na het massale uitsterven aan het eind van het Perm, de z.g.n. ‘Permian-extinction’.21 Het is interessant dat deze loopsporen van een viervoetige zijn, terwijl de vroegste dinosaurussen geacht worden tweevoetig te zijn geweest.
Oorsprong pterodactylen meer dan 5 Ma teruggeplaatst
Er is een nieuw pterodactyl-fossiel ontdekt in Noordwest-China.22 Het duwt de oorsprong van pterodactylen meer dan 5 Ma terug.
Twee nieuwe levende fossielen
Er zijn twee nieuwe levende fossielen ontdekt. Een bepaalde dinoflagellaat werd uitgestorven geacht in ten minste de Atlantische Oceaan in het vroege Pleistoceen, maar is onlangs ontdekt in een warme poel in de westelijke Stille en Indische Oceaan.23 Een mariene worm uit het noordelijk halfrond, Protuliphila, werd als 4 Ma geleden uitgestorven beschouwd, maar is levend en wel gevonden in de buurt van Picton, Nieuw-Zeeland.24
Conclusie
Deze uitbreidingen van de geologische spreiding van fossielen tonen aan dat een precieze fossielvolgorde nog lang niet is vastgesteld. Wanneer fossielen ouder worden gevonden dan verwacht, laat dit zien dat stasis het overheersende patroon is in het fossielenbestand. Evolutie voorspelt dit niet, aangezien sommige organismen zogenaamd snel geëvolueerd zijn van primitieve primaten naar mensen terwijl andere soorten in dezelfde tijdsperiode in essentie identiek zijn gebleven. In sommige gevallen kan er ook aangetoond worden dat er weinig tijd voor hen was om te ‘evolueren’ en ze veranderen daarna ook heel weinig. Levende fossielen dagen evolutie en uniformitarisme uit, omdat ze niet worden gevonden tussen hun vroegste verschijningen en de huidige aanwezigheid. Dit patroon van stasis en toegenomen bandbreedte is echter perfect consistent met het zien van het fossielenverslag als een algemene begraafpatroon in een enkele catastrofe zoals de zondvloed.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Journal of Creation. De volledige bronvermelding luidt: Oard, M.J., 2017, Fossil time ranges continue to expand up and down, Journal of Creation 31 (2): 3-5 (Artikel).
Voetnoten
- Werner, C., Living Fossils—Evolution: The Grand Experiment, vol. 2, New Leaf Press, Green Forest, AR.
- Oard, M.J., Supposed eukaryote evolution pushed back one billion years, J. Creation 15(1):4, 2001
- Oard, M.J., The origin of grass pushed well back into the ‘Mesozoic’, J. Creation 21(1):9, 2007.
- Oard, M.J., Jurassic mammals—more surprisingly diverse, J. Creation 21(2):10–11, 2007.
- ; Oard, M.J., Fossil time ranges continue to be increased, J. Creation 28(3):3–4, 2014.
- Wieland, C., Sensational Australian tree … like ‘finding a live dinosaur’, Creation 17(2):13, 1995.
- Oard, M.J., Post-Flood man continues to become smarter, J. Creation 27(3):3, 2013.
- Caldwell, M.W., Nydam, R.L., Palci, A., and Apesteguia, S., The oldest known snakes from the Middle Jurassic–Lower Cretaceous provide insights on snake evolution, Nature communications 6: 27, January 2015; doi:10.1038/ncomms 6996; Bell, P., Standard snake evolution story stymied by spate of fossil discoveries, J. Creation 29(3):8–10, 2015.
- Bond, M., Tejedor, M.F., Campbell Jr, K.E., Chornogubsky, L., Novo, N., and Goin, F., Eocene primates of South America and the African origin of New World monkeys, Nature 520:538–541, 2015.
- De Queiroz, A., The Monkey’s Voyage: How Improbable Journeys Shaped the History of Life, Basic Books, New York, 2014.
- Meng, Q.-J, Ji, Q., Zhang, Y.-G., Liu, D., Grossnickle, D.M., and Luo, Z.-X., An arboreal docodont from the Jurassic and mammalianform ecological diversification, Science 347:764–768, 2015.
- Martin, T., Marugán-Lubón, J., Vullo, R., Martin-Abad, H., Luo, Z.-X., and Buscalioni, A.D., A cretaceous eutriconodont and integument evolution in early mammals, Nature 526:380–384, 2015.
- Siveter, D.J., Tanaka, G., Farrell, U.C., Martin, M.J., Siveter, D.J., and Briggs, D.E.G., Exceptionally preserved 450-million-year-old Ordovician ostracods with brood care, Current Biology 24:801–806, 2014.
- Sues, H.-D. and Schoch, R.R., First record of Colognathus (?Amniota) from the Middle Triassic of Europe, J. Vertebrate Paleontology 33(4):998–1002, 2013.
- Travouillon, K.J., Hand, S.J., Archer, M., and Black, K.H., Earliest modern bandicoot and bilby (marsupialia, peramelidae, and thylacomyidae) from the Miocene of the Riversleigh World Heritage area, northwestern Queensland, Australia, J. Vertebrate Paleontology 34(2):375–382, 2014.
- red: Volgens een van de zondvloedmodellen.
- Oard, M.J., (ebook). The Flood/Post-Flood Boundary Is in the Late Cenozoic with Little Post-Flood Catastrophism, 2014; michael.oards.net/PostFloodBoundary.htm.
- Oard, M.J., Relating the Lava Creek ash to the post-Flood boundary, J. Creation 28(1):104–113, 2014.
- Geisler et al., ref. 20, p. 383.
- Wang, M., Zheng, X., O’Connor, J.K., Lloyd, G.T., Wang, X., Wang, Y., Zhang, X., and Zhou, Z., The oldest record of ornithuromorpha from the early Cretaceous of China, Nature Communications 6:6987, 2015; doi:10.1038/ncomms7987.
- Brussatte, S.L., Niedźwiedski, G., and Butler, R.J., Footprints pull origin and diversification of dinosaur stem lineage deep into Early Triassic, Proceedings of the Royal Society B 278:1107–1113, 2011.
- Andres, B., Clark, J., and Xu, X., The earliest peterodactyloid and the origin of the group, Current Biology 24:1011–1016, 2014; Rosen, M., Oldest flying reptile, Science News 185(11):5, 2014.
- Mertens, K.N., Takano, Y., Head, M.J., and Matsuoka, K., Living fossils in the Indo-Pacific warm pool: a refuge for thermophilic dinoflagellates during glaciations, Geology 42(6):531–534, 2014.
- Gordon, D., Northern-hemisphere fossil discovered living in New Zealand, niwa.co.nz/news/northern-hemisphere-fossil-discovered-living-in-new-zealand, 29 May 2014.