Het is al jaren geleden dat het boek van Michael Behe, Darwins Black Box, een standaardwerk over Intelligent Design, in Nederland verscheen. Ondanks dat had ik het boek nog nooit gelezen. Eigenlijk dacht ik bij mezelf dat het voor een bioloog en christen zo evident is dat de natuur ontworpen is, dat je daar geen boek voor hoeft te lezen. Door discussies zo her en der raakte ik echter wel geïnteresseerd in de inhoud van het boek. Het is nog tweedehands verkrijgbaar, dus we hadden het zo in huis. Ik heb het met smaak gelezen. Het mooie van het boek is, dat het het begrip Intelligent Design, ofwel Intelligent Ontwerp, op formule brengt. Datgene wat voor die tijd duidelijk was, wordt ordelijk en met gevoel voor detail naar voren gebracht. Als je zo’n boek leest, is het ook goed om wat commentaar erop te lezen. Het boek kan zo aansprekend zijn, dat je zelf de zwakke kanten niet ziet. Die worden misschien niet benadrukt. Het is dan leerzaam om te lezen hoe anderen ertegenaan kijken en te zien welke tegenargumenten er aangevoerd worden tegenover het gezichtspunt dat de schepping ontworpen is.
Prof. Van den Brink bijvoorbeeld, geeft in zijn boek ‘En de aarde bracht voort’ op blz. 69 aan: ‘In reactie op Michael Behes argumentatie ten aanzien van onherleidbaar complexe systemen heeft men er bijvoorbeeld op gewezen dat het helemaal niet onmogelijk is om zulke systemen en structuren – met als bekendste voorbeelden de oogbal en de bacteriële flagel of zweepstaart – te verklaren als gevolg van geheel natuurlijke processen.’ Hierbij verwijst Van den Brink naar Kenneth R. Miller. Prof. Van den Brink is een wijs man. Hij zegt niet dat de bestrijders van Intelligent Design gelijk hebben. Hij zegt alleen dat ze Intelligent weersproken hebben. Dat geeft op zich al een negatieve smaak aan Intelligent Design, terwijl het strikt genomen niets zegt. Het is tenslotte afhankelijk van de kracht van de argumenten die gebruikt worden, en daar gaat Van den Brink niet op in. Al zit hier wel een foutje, want Behe beschouwt de oogbol niet als onherleidbaar complex. Wellicht heeft Van den Brink Behe nog niet gelezen. Dan ben ik hem nog te vlug af. Het is leuk om samen eens de argumentatie van prof. Kenneth R. Miller onder de loep te nemen, want daar valt nog wel het een en ander over te zeggen. Eerst is het echter nodig om een paar facetten uit het boek van Behe voor het voetlicht te brengen, want anders is het commentaar van Miller niet te volgen.

Darwin’s Black Box
Het gaat om de details
Behe betoogt dat bepaalde structuren en processen zodanig zijn gestructureerd, dat ze niet door mutatie en natuurlijke selectie tot stand kunnen zijn gekomen. Hij gebruikt daarbij NIET de structuur van het oog. Hij benadrukt juist dat als alleen macroscopisch naar het oog gekeken wordt, de onderliggende complexiteit volledig genegeerd wordt. Wat macroscopisch een klein stapje lijkt, is op detailniveau een enorme stap, omdat er veel verschillende eiwitten en signaalstoffen bij betrokken zijn die specifiek op elkaar inwerken op een manier die sterk gereguleerd is. Darwin wist dit nog niet. Voor hem was de microscopische wereld een Black Box. Wij weten echter veel meer. Wij kunnen beseffen dat wat voor Darwin een eenvoudig sprongetje leek, in werkelijkheid als een sprong naar Mars moet worden beschouwd. Behe hamert er dus op dat de processen op detailniveau, en dat is biochemisch niveau, bestudeerd moeten worden. Er zijn dan systemen die een complexiteit bezitten die naar zijn mening niet gradueel ontstaan kan zijn. Hij noemt die systemen onherleidbaar complex (irreducible complexity).
Casperianisme
Evolutionisten die het detailniveau negeren en op die manier de problemen van de macro-evolutie negeren, worden door Behe beschuldigd van casperianisme:
Een goed voorbeeld hiervan komen we tegen in de komische strip Casper en Hobbes. (Wie de namen niet kent, kent deze stripfiguren waarschijnlijk wel van uiterlijk (E).) Altijd springt Casper met zijn tijger Hobbes in een doos en reist terug in de tijd, of hij grijpt een straalgeweer en ‘tovert’ zichzelf om tot een dier, of hij gebruikt een doos als kopieermachine en maakt kopieën van zichzelf zodat hij onderdrukkers als zijn moeder en leraren beter aan kan pakken. Een jongetje als Casper verbeeldt zich gemakkelijk dat een doos kan vliegen als een vliegtuig (of iets dergelijks), want Casper weet immers niet hoe vliegtuigen werken. Volwassen wetenschappers kunnen soms net zo denken als Casper’, pagina 27.
Onherleidbaar complexe systemen
Welnu. Wat is volgens Behe het karakter van onherleidbaar complexe systemen? Waarom beschouwt Behe een flagel of de bloedstolling wel als onherleidbaar complex, maar bijvoorbeeld hemoglobine niet? Behe hanteert de volgende definitie:
Met onherleidbaar complex bedoel ik een systeem dat samengesteld is uit diverse goed bij elkaar passende en samenwerkende delen die bijdragen aan de basisfunctie, en waarbij de verwijdering van een van de onderdelen leidt tot een falen van het systeem. Een onherleidbaar complex systeem kan niet direct worden geproduceerd door een voortdurende verbetering van een aanvangsfunctie die middels hetzelfde principe blijft werken.
Op blz. 261 definieert Behe onherleidbare complexiteit op de volgende wijze:
De conclusie van een intelligent ontwerp voor fysiek interactieve systemen is gebaseerd op de waarneming van een zeer specifieke onherleidbare complexiteit – de ordening van afzonderlijke, zeer goed op elkaar afgestemde bestanddelen met als doel een functie te bewerkstelligen die niet door een van de afzonderlijke componenten zelf bewerkstelligd kan worden.
Behe werkte een aantal zeer complexe systemen in de biologie tot in redelijk detail uit. Het is goed om te beseffen dat qua regulatie de complexiteit nog groter is dan Behe hier beschrijft, zodat het probleem van een evolutionist nog groter is. Om zijn concept begrijpelijk te maken, maakt Behe gebruik van het voorbeeld van de muizenval. Een muizenval is relatief eenvoudig, maar toch onherleidbaar complex. De klassieke muizenval is samengesteld uit vijf delen die op een heel speciale manier ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd: 1) de klem 2) de veer 3) de pal waar het blokje kaas op bevestigd wordt 4) het metalen stokje dat de klem onder spanning moet houden totdat van de kaas gesnoept wordt en ten slotte 5) het houten plankje waar de verschillende onderdelen precies op de juiste plaats en op de goede manier met krammen zijn bevestigd. Behe betoogt dat een muizenval niet geleidelijk tot stand kan zijn gekomen door gestage verbetering van een initieel niet-complex ontwerp. Een muizenval zonder alle onderdelen (of vergelijkbare onderdelen) werkt namelijk niet en iets wat niet werkt, kan in de evolutie geen positieve selectie ondergaan.
Twee randvoorwaarden
Voor begrip van het concept van onherleidbare complexiteit is het belangrijk om een aantal randvoorwaarden te kennen. Als complexiteit niet onherleidbaar is, dan is er een mogelijke weg waardoor met kleine stapjes een systeem van zeer eenvoudig steeds complexer wordt. Het eenvoudige systeem is dan de voorloper van het complexe systeem. Behe onderscheidt twee soorten voorlopers: een conceptuele voorloper en een materiële voorloper. Een onherleidbaar complex systeem kan geen materiële voorloper hebben, maar wel een conceptuele voorloper. Dit kan duidelijk gemaakt worden met het volgende voorbeeld: ‘Omdat skateboards, ruimteveren en vele andere objecten voor transport gebruikt kunnen worden, is het vanzelfsprekend dat we ze in een bepaalde volgorde plaatsen. Bijvoorbeeld: skateboard, driewieler, fiets, motor, auto, vliegtuig, straaljager, ruimteveer. Dit lijkt een natuurlijke volgorde, omdat het zowel een lijst betreft van objecten die als transportmiddel kunnen worden benut, als een lijst die een opsomming geeft in volgorde van complexiteit. Zij kunnen in conceptueel opzicht met elkaar in verband worden gebracht en in een continuüm worden samengebracht. Maar maakt dit de fiets tot een materiële, darwinistische voorloper van de motor? Nee. Hij is een conceptuele voorloper, geen materiële. Met andere woorden, een motor wordt niet gemaakt door stapsgewijs dingen toe te voegen aan de fiets, waardoor de werking bij elke fase wordt verbeterd. … Om een voorloper in de darwinistische zin te zijn, moeten we aantonen dat een motor gebouwd kan worden door middel van ‘talloze opeenvolgende kleine wijzigingen’ van een fiets.’ Darwinisme vereist dus dat elk systeem een materiële voorloper heeft.
Behe stelt nog een andere voorwaarde aan een systeem, wil het door opeenvolgende mutaties uit een eenvoudig systeem kunnen zijn ontstaan en dat is minimale werking: ‘Om in aanmerking te komen voor natuurlijke selectie, moet een systeem een minimale werking hebben: het vermogen een taak te verrichten onder fysiek realistische omstandigheden.’ Behe ziet twee oorzaken die er kunnen zijn zodat een systeem niet aan de eis van minimale werking voldoet. Ten eerste kan de werking zelf ver onder de maat zijn. Een scheepsschroef die één omwenteling per uur geeft, kan verder perfect zijn, maar is voor de voortdrijving van een boot nutteloos. Ten tweede is de werking onvoldoende als blijkt dat hetzelfde resultaat kan worden bereikt met eenvoudiger middelen die op dat moment beschikbaar zijn.
Met gebruik van deze definities weet Behe een mooi aantal voorbeelden in de biologie op detailniveau uit te werken. Die detaillering is nodig. Richard Dawkins ontwijkt de details omdat hij zijn lezers wil laten denken dat evolutie een makkie is. Behe moet in detail te werk gaan om te laten zien dat systemen in de biologie in werkelijkheid razend complex zijn. Behe had nog veel meer voorbeelden kunnen geven dan hij doet, er zijn namelijk veel meer voorbeelden in de natuur beschikbaar, maar omdat ze in detail moeten worden uitgewerkt, zou het boek dan wel heel lijvig worden.
Uiteraard heeft Behe nog veel meer argumenten gegeven en ook tegenargumenten tegen Intelligent Design ontzenuwd, dan wat hier beschreven is. Deze tekst is, denk ik, wel een basis om eens te gaan bekijken hoe evolutionisten met deze wezenlijke kritiek op de evolutietheorie omgaan. Dat komt een volgende keer.