De grauwe haai: ongevoelig voor verandering

by | mei 23, 2017 | Biologie, Onderwijs

“Vrijdag 19 mei 19.25 uur: Atlantic (2/3), aflevering: Diepzeegebergten. De romantiek, de brute kracht en de schoonheid van de Atlantische Oceaan wordt [sic] belicht.”1 Opgenomen en zaterdagavond tijdens een eenvoudige maaltijd met de kinderen, per wekelijkse uitzondering voor de televisie, genieten van weer een fraai stuk Schepping. Fijn dat de EO dit soort series uitzendt.

Al snel na aanvang een bekende frase van de commentaarstem: “Volgens de evolutietheorie…” Het wordt er weer keurig bij vermeld, denk ik nog. Het kroost is blijkbaar nog te klein om bij dit moeilijke woord stil te staan, maar onwillekeurig spits ik de oren. Wat volgens de evolutietheorie gebeurd is, is kennelijk dat de Mid-Atlantische rug zo’n zestig miljoen jaar geleden ontstaan is, zo meldt het verhaal. En die Mid-Atlantische rug, gaat het verder, zorgt voor de enorme diversiteit aan leven, een oase in een enorme blauwe woestijn. We zien black smokers, David Hasselhoff-krabben (ze bestaan) en nog veel meer fraais. Dan duikt de grauwe haai op.

De grauwe haai (Hexanchus griseus) behoort volgens Wikipedia tot de primitiefste haaiensoorten.2 Het dier behoort tot de mariene fauna die zich rond de Mid-Atlantische rug ophoudt. Die rug die sedert een jaar of zestig miljoen de diversiteit aan leven veroorzaakt, zoals zonet vernomen. We horen het volgende commentaar: “De grauwe haai. Deze vijf meter lange haaiensoort is gedurende 200 miljoen jaar niet noemenswaardig veranderd.” Stasis is de term die hiervoor vaak gebruikt wordt. Een ‘stilstand’ in de evolutie. Niet ongebruikelijk, denk aan bijvoorbeeld de vele zogenaamde ‘levende fossielen’ en andere hoegenaamd onveranderde diersoorten. Maar de grauwe haai houdt zich hier op in een nogal uitzonderlijk gebied: de Mid-Atlantische rug. Eronder komt naar verluidt mantelgesteente naar boven, waarvan op 100 kilometer diepte een gedeelte begint te smelten, waardoor nieuw basalt wordt gevormd. De onderzeese bergen worden aan weerskanten gedeeltelijk omhooggestuwd, schuiven opzij, koelen af en krimpen. Rond de hydrothermale schoorstenen die black smokers worden genoemd, wemelt het van het leven, dat zich voedt met het mineraalrijke water dat door de spleten poriën de nieuwe oceaankorst in sijpelt.3 En die Mid-Atlantische rug, zo hadden we even eerder vernomen, is zo’n zestig miljoen jaar geleden ontstaan.

Nu wringt hier een schoen. Want als we de evolutietheorie mogen geloven, bestaat er een verschijnsel als adaptieve radiatie: de snelle productie van nieuwe soorten uit één oorspronkelijke soort, komt vooral voor als een grote verandering in milieu ecologische niches opent.4 Mij dunkt dat daar hier sprake van is. Alleen… pas sinds 140 miljoen na het vermeende ontstaan van deze haaiensoort, die zich niettemin hier ophoudt. En waarschijnlijk al langer dan vandaag.

Er zal ongetwijfeld een verklaring zijn. Ik heb het zo gek nog niet voorbij zien komen, of er is een verhaal bij. Creativiteit kan evolutionisten niet ontzegd worden wat mij betreft. Al zal dit niet voorspeld zijn. Men is er dan ook nog steeds niet uit hoe het nu precies zit met die haaien, zo blijkt uit bijvoorbeeld een wetenschappelijk artikel van Jürgen Kriwet, Wolfgang Kiessling en Stefanie Klug:

“Although great progress has been accomplished in recent years with regard to resolving the interrelationships within sharks and batoids, the monophyly and systematic position of several groups (e.g. Hexanchiformes, Squaliformes, Batoidea) are still debated (e.g. Shirai 1992, 1996; de Carvalho 1996). Morphological data suggest, for instance, that batoids and sharks are monophyletic, and that batoids are derived sharks, joined with saw sharks and angel sharks in the clade Hypnosqualea (figure 1a; Shirai 1992; de Carvalho 1996; de Carvalho & Maisey 1996), whereas molecular analyses using larger sets of gene sequences support the interpretation of batoids representing the basal sister of sharks within a monophyletic clade Neoselachii (figure 1b; Douady et al. 2003; Winchell et al. 2004). This interpretation is also supported by the fact that molecular phylogenies are more congruent with the fossil record (figure 1), whereas phylogenetic hypotheses based on morphological characters (e.g. de Carvalho 1996) require long ghost lineages to be congruent with the fossil record (figure 1). The major issue here is that most neoselachians clades are characterized by high amounts of plesiomorphic morphological characters. Additionally, it is obvious that the systematic position of batoids is not trivial.”5

Voor wie liever geen Engels leest: er is, kort gezegd, nog het nodige debat over de plek van de grauwe haai binnen het evolutieverhaal. En verhalen zijn er om verteld te worden. Dat de EO dat doet is weer een andere kwestie.

Voetnoten

  1. EO: Visie nr. 19, 13 t/m 20 mei 2017, pagina 89.
  2. https://nl.wikipedia.org/wiki/Grauwe_haaien.
  3. Fellows, Mark en Nicholas Battey: Evolutietheorie in 30 seconden. Kerkdriel: Librero (2015), pagina 96.
  4. Redfern, Martin: 50 inzichten aarde. Diemen: Veen Media (2012), pagina 58.
  5. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2664366/.