Het verslag van de schepping in Genesis 1 en 2 beslaat tweeënvijftig verzen, terwijl het verslag van de zondvloed in Genesis 6-9 eenentachtig verzen in beslag neemt – bijna 50 procent meer. Er zijn boekwerken vol geschreven over de theologie van de schepping, maar erg weinig over de theologie van de zondvloed. Preken over de schepping zijn veel meer gemeengoed dat die over de zondvloed. De zondvloed lijkt van weinig significantie te zijn voor moderne christenen. Waarom?
- Voor veel mensen speelt de zondvloed slechts een marginale rol als kinderverhaal. Ondanks het feit dat het hier gaat om de meest gruwelijke, grootschalige massaslachting in de geschiedenis, wordt hij gezien als ideaal zondagsschoolmateriaal, wellicht omdat hij zich leent voor de opwindende plaatjes van dieren.
- Voor volwassen wordt de zondvloed, als deze wordt aangehaald, onderwezen als een op zichzelf staand verhaal over oordeel: zonde leidt tot veroordeling en degenen die op God vertrouwen worden gered. Hoewel dit ontegenzeggelijk juist is, geeft het de zondvloed geen bijzonder belang. Er staan in de Bijbel vele andere verhalen die dezelfde les leren, dus vanuit dit oogpunt bezien zou er niets substantieels verloren gaan als Genesis 6-9 uit de Bijbel zou worden verwijderd.
- Theïstische evolutionisten hebben de neiging erg weinig aandacht te schenken aan de zondvloed. Zo wijdt Alexander (2008) er in zijn boek één enkele paragraaf aan. Hoewel Alexander en gelijkgestemden geloven dat de zondvloed een historische gebeurtenis was, hechten zij er vooral belang aan de historische en geologische impact ervan te minimaliseren door erop te hameren dat het een lokale overstroming betrof, niet een wereldwijde catastrofe.
- Creationisten onderkennen tot op zekere hoogte het belang van de zondvloed. Interessant genoeg noemden Whitcomb en Morris (1961) hun invloedrijke boek “The Genesis Flood”, niet “The Genesis Creation”. Maar over het algemeen is de belangstelling van creationisten voor de zondvloed vooral toegespitst op het vinden van tekstuele argumenten waarom de zondvloed beter als wereldwijd kan worden beschouwd dan als een lokale gebeurtenis – met andere woorden, tegenspraak bieden aan hun theïstisch-evolutionistische critici. Dit is het voornaamste doel van de Bijbelse hoofdstukken in Whitcomb en Morris (1961) en in de meer recente herziening door Snelling (2009). Er wordt weinig aandacht besteed aan het theologische belang van de zondvloed.
Het feit dat wij ons als creationisten te weinig bezig houden met de theologie van de zondvloed is een tekortkoming, omdat het de notie versterkt dat de vloed van minimaal theologisch belang is. Dat beïnvloedt de wijze waarop creationistische argumenten voor een wereldwijde zondvloed worden gehoord. De tekstuele argumenten voor een wereldwijde zondvloed zijn erg sterk, maar ze worden meestal genegeerd door theïstische evolutionisten, omdat ze als onbelangrijk worden beschouwd. Als wordt aangenomen dat er theologisch gezien weinig op het spel staat als het gaat om het wereldwijd zijn of niet van de zondvloed, is er weinig stimulans om zich bezig te houden met argumenten van creationisten.
In dit artikel toon ik aan dat de sterkste argumenten voor een wereldwijde zondvloed niet steunen op losstaande bewijsteksten, maar op centrale Bijbelse thema’s. Ik doe dit door te kijken naar de plaats van de zondvloed binnen de grote verhaallijn van de Bijbel: het verhaal dat ons leidt van schepping naar herschepping via het kruis en de opstanding van Jezus Christus. Ik plaats de zondvloed niet eenvoudigweg binnen de verhaallijn (zoals je zou kunnen aantonen hoe een bepaalde Bijbelse figuur binnen de Bijbelse tijdlijn past), maar laat zien waarom de zondvloed essentieel is voor de samenhang van de verhaallijn van de Bijbel en derhalve voor het evangelie zelf. Kort gezegd leg ik uit waarom de zondvloed ertoe doet.
(1) Allemaal geschiedenis: de zondvloed binnen het verhaal van schepping tot herschepping
De zondvloed is theologisch gezien van groot belang, want zonder de zondvloed missen we een gedeelte van de Bijbelse verhaallijn van waaruit we de gehele geschiedenis interpreteren. 2 Petrus 3:3-10 geeft een tijdlijn voor het verhaal van de Bijbel. Er zijn drie scheppingsdaden die plaatshebben door het woord van God: de eerste schepping, waarin land en water worden gescheiden, de zondvloed die deze scheiding terugdraait (een daad van “deschepping”), waardoor de wateren opnieuw de aarde bedekken voordat herschapen wordt wat nu onze wereld is. Als derde wordt onze huidige wereld op een dag gereinigd door vuur en herschapen. De zondvloed is daarom een van de mijlpalen van de geschiedenis: de wereld vóór de zondvloed, de huidige wereld en de nieuwe schepping. De wereld waarin we nu leven is anders dan de oorspronkelijke schepping vanwege de zondvloed.
Het idee dat met de zondvloed een nieuw tijdperk in de geschiedenis begon, werd aangenomen in het joodse denken. Petrus zelf gaat ervan uit in 2 Petrus 2, waarin Petrus Noach ten voorbeeld stelt, een rolmodel, voor de christenen aan wie hij schreef. Bauckham (1983) vat de boodschap van 2 Petrus 2:5-9 als volgt samen:
“Noach, behouden uit de oude wereld om het begin te zijn van de nieuwe wereld na de zondvloed, is van het type gelovige christenen dat behouden zal worden vanuit de huidige wereld om de nieuwe wereldorde te erven na het oordeel.”
Deze gedachtegang komt uit Genesis zelf. In 7:11 wordt de zondvloed precies gedateerd in het zeshonderdste levensjaar van Noach, op de zeventiende dag van de tweede maand. Deze mate van precisie is erg ongewoon in de Bijbel en is consistent met de zondvloed als begin van een nieuw tijdperk. Daarbij komt dat de beschrijving van de zondvloed er een is van deschepping. Schepping wordt ongedaan gemaakt. De mate van vernietiging in Genesis 7:21 weerspiegelt de volgorde van de schepping in de dagen 5 en 6. Maar de wereld wordt dan opnieuw geordend door daden van herschepping. Droog land verschijnt opnieuw vanuit het water (8:1-5). Planten beginnen te groeien (8:11). Noah is als een tweede Adam vanuit wie de wereld opnieuw bevolkt wordt en het scheppingsbevel om “vruchtbaar te wezen, talrijk te worden en de aarde te vervullen” (9:1) wordt opnieuw gegeven. Noach wordt heerschappij over de wereld gegeven (9:2) en alle volkeren stammen af van Noach (9:19). Noach lijkt ook in die zin op Adam dat hij wordt geportretteerd als een gehoorzaam man (6:22, 7:5) die later in zonde vervalt (9:21).
Petrus ziet in de deschepping en herschepping van de zondvloed een parabel met de deschepping en herschepping die verband houden met de wederkomst van Jezus. En Jezus legt zelf deze link in Zijn eigen onderricht (bijvoorbeeld Mattheüs 24:37-39). Wat treffend is in wat zowel Petrus als Jezus zegt, is dat de originele schepping uit het niets niet het paradigma is voor de nieuwe schepping, maar de herschepping van de zondvloed waar een nieuwe wereld wordt gemaakt van bestaand materiaal. Dit is in lijn met de leer van het Nieuwe Testament dat onze lichamen in de nieuwe schepping veranderde versies zijn van onze bestaande lichamen.
Het op juiste wijze verstaan van de zondvloed op zijn plek binnen de Bijbelse verhaallijn heeft belangrijke gevolgen voor de schaal ervan. Er loopt een rode draad door Genesis 1-11, die nodig is voor de Bijbelse verhaallijn. Davidson (1996) zegt hierover:
“De theologie van de zondvloed is de spil van een verbonden – maar divers – universeel thema dat door Genesis 1-11 loopt en door heel de rest van de Schrift: schepping en het karakter van de Schepper, in Zijn oorspronkelijke doel met de schepping; deschepping, in de afkeer van de Schepper door de mens, de universele verspreiding van de zonde, eindigend in een universeel eschatologisch oordeel; en herschepping, in de eschatologische redding van de overgebleven gelovigen en de universele vernieuwing van de aarde.”
Met andere woorden, de zondvloed moet van dezelfde universele omvang zijn als de oorspronkelijke schepping en de nieuwe schepping (zoals ook wordt gesuggereerd in 2 Petrus 3:5-7, waar deze gebeurtenissen worden samengebracht). Intuïtief lezen we Genesis 1 als de beschrijving van de schepping van de gehele aarde en de vernietiging de zondvloed wordt beschreven als het wegvagen van wat God heeft geschapen in hoofdstuk 1 (Genesis 6:6-7, 7:4), oftewel: de zondvloed is zo grootschalig als de oorspronkelijke schepping (Davidson, 2000). Dus als beweerd wordt dat de zondvloed een lokale gebeurtenis was, moet de schepping die beschreven wordt in Genesis 1 ook de schepping van een klein deel van de wereld betreffen.1
(2) Alle volkeren: de zondvloed luidt een tijdperk van grote genade in
De wederkomst van Christus behelst een finaal oordeel, maar er is meer dan dat: het is de start van een zondevrije wereld. Zo was ook de zondvloed een verschrikkelijk, wereldwijd oordeel, maar was het ook het begin van een tijdperk van genade om te verzekeren dat de zonde niet zou overwinnen. De periode tussen de zondvloed en de wederkomst is een tijdperk van overvloedige genade gecentreerd rond de dood en de opstanding van Christus.
Voor de zondvloed was er genade (Henoch wandelde bijvoorbeeld met God, Genesis 5:24), maar de wereld degenereerde richting snel om zich heen grijpend geweld en perversiteit – een wereld die uit de bocht vloog richting zelfvernietiging (Genesis 6:5 en 12). De hoop die werd geïnspireerd door Enos (Genesis 4:26) “toen men de naam van de HEERE begon aan te roepen” is al lang en breed verdwenen. Aan genade, zo lijkt het, is bijna een eind gekomen. De neerwaartse spiraal is zeer treffend uitgekomen door het feit dat er slechts acht rechtvaardige mensen over waren tegen de tijd dat de zondvloed kwam. De mensen Gods waren op de hele aarde teruggebracht tot slechts één gezin.
Maar na de zondvloed treedt er een verandering op: God maakt een nieuw (talrijk) volk door Abraham. Gods mensen worden talrijker en tegen de tijd dat we aan het eind van het verhaal komen, is het aantal mensen Gods een menigte die niemand tellen kan (Openbaring 7:9). Er zit ook een expliciete les in de tekst die wijst op een tijdperk van genade dat begint bij de zondvloed. Ten eerste, als de zondvloed zijn hoogtepunt bereikt “denkt God aan Noach” (Genesis 8:11). Dit is de eerste keer in Genesis dat van God wordt gezegd dat Hij ergens “aan denkt”, een woord dat beladen is met significantie voor redding: het betekent een belofte om te houden (Exodus 2:24).
Ten tweede is er een schril contrast tussen wat God vóór de zondvloed zegt (Genesis 6:5-7) en wat Hij na de zondvloed zegt (Genesis 8:21). Vóór de zondvloed is God bedroefd door de zonde en Zijn reactie is een oordeel. Na de zondvloed doet God de woorden van 6:5 weerklinken over de mens die ongeneesbaar en blijvend zondig is, maar zegt Hij dat er nu een reden is waarom er niet weer een zondvloed zal komen.2 Dus vóór de zondvloed is de zonde een reden voor het brengen van een oordeel, na de zondvloed is de zonde een reden om genade te tonen (Moberly, 2009). Deze belofte van genade is de reden dat er geen eindeloze cyclus van toenemende zonde is, gevolgd door een universeel oordeel. De afwijkende respons is voorzegd door Noachs offer (Genesis 8:20), een offer dat vooruitwijst naar het kruis.
We bevinden ons nog steeds in dit tijdperk van genade dat begon met de zondvloed, zoals 2 Petrus 3:9 duidelijk maakt. De “vertraging” van de wederkomst is om meer tijd te bieden tot berouw. Het tijdperk van genade wordt weerspiegeld in veranderingen in de schepping zelf als een gevolg van de herschepping van de zondvloed. Deze herschepping leidt niet tot een zondevrije wereld als de nieuwe schepping, maar leidt wel tot een wereld die beter op zonde berekend is dan de originele schepping. Het is een wereld waarin de schade en vernietiging die zonde teweeg kan brengen beperkt is, zodat de mensheid zichzelf niet compleet vernietigt. De dramatische teruggang in leeftijd na de zondvloed was een vorm van genade in die zin, dat het de schade beperkte die een enkel individu kan veroorzaken. Stelt u zich eens een leider als Stalin voor die negenhonderd jaar leeft. Bovendien zullen de klimaatveranderingen en frequente natuurrampen na de zondvloed het moeilijker hebben gemaakt om voedsel te telen, waardoor meer menselijke energie moest worden besteed aan overleven in plaats van aan ruziemaken. De schepping van volkeren zou ook helpen de concentratie van macht te beperken (zie Gods zorgen in Genesis 11:6).
In 2 Petrus 3:7 staat dat het onze huidige wereld is, de wereld die door de zondvloed is vormgegeven, die vernietiging wacht (en herschepping, 3:13) wanneer Jezus terugkomt. Het is onze wereld die de verrijzenis van het leven al heeft meegemaakt, de inbreuk van nieuwe schepping, niet de wereld van voor de zondvloed. Zelfs het lijden dat in onze wereld van na de zondvloed aanwezig is, wordt door Jezus verstaan als “weeën” van de nieuwe schepping (Mattheüs 24:7-8).3 Met andere woorden, de herschepping van de zondvloed is de eerste stap die in de richting wijst van hoop op de geboorte van de nieuwe schepping, wanneer Jezus terugkomt.
Tot dusver heb ik onder dit tussenkopje beargumenteerd dat de zondvloed een tijdperk van overvloedige genade inluidt. Ik zal er nu toe overgaan te overwegen wie bij dit tijdperk van genade inbegrepen zijn. Genesis is heel expliciet. De beloften van na de zondvloed zijn van toepassing op Noach en zijn nakomelingen en de dieren die gered zijn in de ark (Genesis 9:9-10). Als er andere mensen en dieren waren die niet de gevolgen van de zondvloed hadden ondervonden (wat het geval zou zijn als er sprake was van een lokale zondvloed), dan zou het verbond dat God na de zondvloed met de mensen sloot, gesymboliseerd door de regenboog (9:12), niet op hen van toepassing zijn.
Dit heeft directe implicaties voor ons vandaag de dag, vanwege de evangelische belofte aan Noachs nakomeling Abraham in Genesis 12:3: “(…) en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.” Welke “geslachten” zijn bij deze belofte inbegrepen? Gegeven de context, moet dit refereren aan de naties die verschenen na de verwarring van Babel (11:9), volkeren waarvan expliciet wordt gezegd dat ze afstammen van Noachs zonen (9:19, 10:32). Met andere woorden, de belofte van een Redder, een nakomeling van Abraham, is voor de volken (naties) die afstammen van Noachs zonen. Als de zondvloed slechts een lokale gebeurtenis was, zouden er vandaag vele mensen leven die geen afstammeling van Noach zouden zijn. De belofte aan Abraham zou niet voor hen gelden. We kunnen slechts op basis van een wereldwijde zondvloed, die alle mensen heeft vernietigd behalve Noachs familie, consistent de belofte van Jezus om “al de volken te onderwijzen” (Mattheüs 28:19) als universeel duiden, toegepast op de gehele mensheid inclusief volkeren die niet bekend waren bij de schrijvers van het Nieuwe Testament.
Samengevat, als we de plek van de zondvloed binnen de Bijbelse verhaallijn begrijpen, is het duidelijk dat alleen een wereldwijde zondvloed een consistente basis vormt voor de beloften die zijn gedaan aan Noach en Abraham, toegepast op alle volken van de wereld van vandaag de dag.
Onder dit tweede tussenkopje heb ik mij toegespitst op de antropologische universeelheid van de zondvloed. In het laatste gedeelte zal ik mij richten op de theologische significantie van de zondvloed die de hele aarde beïnvloedt, niet alleen mensen.4
(3) Alle dingen: redding betreft de gehele schepping
Christus’ reddingswerk betreft de verzoening van “alle dingen” (Kolossenzen 1:20). Redding gaat niet alleen over individuele zondaars die vergeving vinden en een lichaamloos leven in de hemel tegemoet gaan, maar over een nieuwe schepping waarin gelovigen fysiek herrezen lichamen hebben in een kosmos die is herschapen. De zondvloed is waar deze hoop op een fysieke wereld expliciet gemaakt is.
Vanzelfsprekend heeft de zondvloed op meer zaken effect dan alleen de mensheid. Dieren zijn gedood. Planten zijn vernietigd. De grond zelf is niet langer droog land. In Genesis 6:13 zegt God expliciet dat Hij zowel de aarde als de mensen en dieren gaat vernietigen. Zoals eerder besproken is de zondvloed een daad van deschepping, een oordeel over de schepping zelf. Maar waarom valt de schepping naast de mensheid onder het oordeel? Als het probleem slechts de menselijke zonde was, dan zou het toch zeker een passend oordeel zijn om alle mensen te doden door een plaag of iets dergelijks? Het feit dat God een zondvloed zendt geeft aan dat er iets mis is met de gehele schepping. Genesis 6 maakt duidelijk dat niet slechts de mensheid het probleem vormt. In Genesis 6:11 staat dat de aarde “verdorven” was geworden, een duidelijk contrast met Genesis 1:31 waar alles dat God gemaakt had “zeer goed” was (Clines (1972-3) p. 133). Alle vlees5 was verdorven (6:12) – een term die binnen de zondvloed gedefinieerd wordt als zowel dieren als mensen omvattend (7:15, 16, 21). Dieren waren net als mensen gewelddadig (6:13) en dit verklaart waarom God er in Genesis 6:7 berouw van had dat hij zowel dieren als mensen had gemaakt. Met andere woorden, de dieren gedroegen zich niet zoals Hij ze vanaf het begin had gemaakt. Dieren zijn van hun geschapen toestand onder de mens in zonde overgegaan en terwijl ze eerst vegetarisch waren (Genesis 1:30), jagen ze nu op mensen (9:5).
Dieren zijn duidelijk niet zondig in de zin van morele wezens die er bewust voor kiezen Gods geboden niet te gehoorzamen, maar ze maken deel uit van een schepping die is gaan rebelleren tegen zijn schepper vanwege de zonde van de mens. Het is een wereld waarin “natuurwetten verbroken worden door geschapen wezens van elk niveau” (Clines (1972-3) p. 134). Gegeven het feit dat het gedrag van dieren en de zondige handelingen van mensen beide antischepping zijn – de grenzen en orde overstijgend die door de schepper gesteld zijn – is het oordeel van de zondvloed, dat de schepping afbreekt, een passende straf. Met de zondvloed is de grens tussen land en zee doorbroken, de “levensadem” (2:7) weggenomen (7:22) en is de aarde die “verdorven” (letterlijk “te gronde gericht”) is, zelf te gronde gericht (6:13) (Clines (1972-3) p. 135).
In de verhaallijn van de Bijbel is de zondvloed het eerste van vele oordelen waarbij de schepping buiten de mens is inbegrepen (bijvoorbeeld Exodus 7:14-11:5, Jeremia 7:20, Zefanja 1:2-3, Openbaring 8:7-12). Maar het is ook de eerste keer dat de redding van de schepping wordt onthuld. God “denkt aan” de dieren zowel als aan Noach (8:1) als het water begint te bedaren. De herschepping van de aarde na de zondvloed is essentieel voor Noachs eigen redding. God had Noach en zijn gezin kunnen redden door ze van de aarde te nemen om in een geestelijke wereld te laten leven. In plaats daarvan redt Hij ze met een boot van hout en maakt Hij een nieuwe fysieke wereld voor ze om in te leven. Het is door de daden van een rechtvaardig man (6:9) dat de schepping gered is. Treffend genoeg betekent de naam van Noach (5:29) troost of rust, als het brengen van rust van de vloek die de grond heeft aangetast. Met andere woorden, het was Noachs missie niet alleen om het menselijk leven te behouden en het menselijke geweld te beperken, het was het geven van de hoop dat de schepping van het gezwoeg dat door de vloek ervan teweeggebracht was, bevrijd zou worden.
Het is niet moeilijk om in Noach een typering van Christus te zien, Wiens offer aan een houten kruis ons van het oordeel redt en Wiens lichamelijke opstanding de belofte van een nieuwe schepping aankondigt. Maar Noach laat ook de verwachting zien van de “zonen van God” wier lichamelijke opstanding vergezeld zal gaan van de bevrijding van de gehele schepping (Romeinen 8:19-23).
De zondvloed is de eerste keer dat we erachter komen dat de belofte die in Genesis 3:15 gedaan is niet alleen de geestelijke redding betreft van de zielen van individuele zondaars, maar de verlossing van de gehele schepping. God houdt van de schepping. De Christelijke hoop is fysiek. We zullen met God leven, in herrezen lichamen, in een nieuwe schepping.
Conclusie
Als deze theologische lessen voortvloeien uit de zondvloed, dat moet de zondvloed, inclusief zijn reikwijdte, ertoe doen. Als er theologisch gezien zoveel op het spel staat, zijn we verplicht wetenschappelijke modellen te ontwikkelen die consistent zijn met een wereldwijde zondvloed in de menselijke geschiedenis. En we zijn ook verplicht de zondvloed een veel belangrijkere plaats te geven binnen onze theologie van schepping en redding.
Literatuur
Alexander, D.R. “Creation or Evolution: Do we have to choose?” Monarch, Oxford (2008), p. 242.
Bauckham, R.J. “World Biblical Commentary: Jude, 2 Peter.” Thomas Nelson, Nashville (1983), p. 250.
Clines, D.J.A. “Faith and Thought, 100.” (1972-3), p. 128-142.
Davidson, R.M. “Flood, the.” In: Elwell, W.A. (ed.) “Evangelical Dictionary of Biblical Theology.” MI: Baker, Grand Rapids (1996), p.261-263.
Davidson, R.M. “Biblical evidence for the universality of the Genesis flood.” In: Baldwin, J.T. (ed.) “Creation, Catastrophe and Cavalry: Why a global flood is vital to the doctrine of the atonement.” MD: Review and Herald, Hagerstown (2000), p. 79-92.
Moberly, R.W.L. “The theology of the book of Genesis.” Cambridge University Press, Cambridge (2009), p. 111-118.
Ramm, B. “The Christian view of Science and Scripture.” Paternoster, Londen (1955), p. 131-133.
Snelling, A.A. “Earth’s Catastrophic Past, vol. 1.” Institute for Creation Research, Dallas (2009).
Whitcomb, J.C. en Morris, H.M. “The Genesis Flood: The biblical record and its scientific implications.” Presbyterian and Reformed, Philipsburg (1961).
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Origins. De volledige bronvermelding luidt: Lloyd, S.J., 2014, Flood Theology: why does Noah’s flood matter?, Origins 59: 4-8 (Artikel).
Voetnoten
- De idee van een lokale schepping is geopperd door John Pye Smith in 1840. De argumenten tegen de interpretatie van Smith zoals uiteengezet door bijvoorbeeld Ramm (1955) werken net zo goed tegen het begrip van de beschrijving van een lokale zondvloed in Genesis 6-8.
- De New International Version (NIV) probeert de spanning van dit vers wat glad te strijken door te suggereren dat God genade toont ondanks de zonde van de mens in plaats van vanwege de zonde van de mens. Dit omdat zonde als reden voor genade naar menselijke maatstaven niet logisch lijkt, maar dat is het hele punt van Gods genade – deze gaat het menselijke begrip de boven!
- Interessant genoeg zijn de problemen die Jezus noemt (nationale oorlogsvoering, aardbevingen en hongersnoden) allemaal kenmerken van de wereld van na de zondvloed. (Aangenomen dat hongersnoden het gevolg zijn van een gecorrumpeerd weerspatroon na de zondvloed).
- De zondvloed kan de schepping buiten de aarde beïnvloed hebben. In dit gedeelte, zelfs waar ik de algemenere term “schepping” gebruik, ligt mijn nadruk op de aarde, omdat het de effecten op aarde zijn die in de Bijbelse tekst expliciet worden gemaakt.