‘Voer het evolutiedebat meer van hart tot hart, niet alleen met argumenten’ zo luidt de titel van een interview in het Nederlands Dagblad (ND) met Jody van Garderen waarin haar onderzoek naar de reacties op het boek “En de aarde bracht voort” werd besproken. Ze deed dit onderzoek voor haar pre-master mede onder begeleiding van Gijsbert van den Brink. Voor haar onderzoek onderzocht ze de reacties van creationisten die door Logos instituut waren verzameld. Ze constateerde dat psychologische factoren een belangrijke rol speelden. Dit deed ze volgens het artikel in het ND door uit de literatuur informatie te verzamelen over kennisverwerking en persoonlijkheidskenmerken die een relatie hebben met het niet aanvaarden van de evolutietheorie. Vervolgens is ze in de reacties van creationisten naar deze factoren gaan kijken. Het lijkt me een nogal onbetrouwbare methode om op basis van literatuurgegevens en een ingezonden brief uitspraken denken te kunnen doen over de kennisverwerving en persoonlijkheidskenmerken van de betreffende brief maar toch vielen drie dingen op.
Ten eerste bleek er bij creationistische respondenten een Need for Cognitive Closure te zijn. Dit is volgens Jody ‘Het verlangen naar een samenhangend, afgerond wereldbeeld in de context van dit evolutiedebat’. Dat is volgens mij een heel aardige definitie. Need for Cognitive Closure is een term die in zijn algemeenheid wordt gebruikt voor behoefte aan een ferm eenduidig antwoord. De Need for Cognitive Closure verschilt van persoon tot persoon maar ook van kwestie tot kwestie. Met de definitie die Van Garderen geeft, zegt ze eigenlijk dat voor creationisten het hebben van een samenhangend afgerond wereldbeeld in deze context belangrijk is. Het doet er toe. Deze inschatting is volgens mij terecht.
Ten tweede ontwaarde ze in de reacties van creationisten angst. Het woordje angst heeft een wat negatieve lading. Laten we zeggen dat creationisten bezorgd zijn. Deze zorg is goed verklaarbaar in het licht van het vorige punt. Aantasting van een samenhangend afgerond wereldbeeld in het evolutiedebat wordt als een gevaar gezien. Dat roept dan een afweerreactie op. Een ambigu wereldbeeld waarin Gods goedheid zoiets is als de goedheid van een duimschroef kan voor een creationist een schrikbeeld zijn.
Het derde dat Van Garderen signaleerde was dat christenen die de evolutietheorie afwijzen sterk rationeel redeneren, wat ze verklaart uit een bevroren wereldbeeld. Ik weet niet hoe ze tot die gedachte komt maar vind het toch wel knap om uit een aantal ingezonden brieven te concluderen tot een bevroren wereldbeeld. Het lijkt iets negatiefs te zijn: rationeel redeneren.
Al met al vallen me twee dingen op. Ten eerste wat er gezegd wordt en ten tweede hoe het gezegd wordt. Wat er gezegd wordt is een open deur voor wie het debat een beetje kent. Waarom zouden creationisten anders middels brieven op het theïstisch evolutionisme reageren, dan omdat ze het zien als een aantasting van het christelijke wereldbeeld, daar bezorgd over zijn en behoefte voelen om hier argumenten tegen aan te dragen? Hoe het gezegd wordt is tendentieus. De woorden die gebruikt worden zijn: Closure, Angst en Bevroren. Het roept een beeld op van bekrompenheid, wereldvreemdheid en verstarring. Het zijn geen woorden die passen bij een wetenschappelijke studie. Trouwens, kan men de boeken van Gijsbert van den Brink eigenlijk ook niet lezen als een uiting van een Need for Cognitive Closure en verstarrende angst om niet serieus te worden genomen door de seculiere wetenschapper enerzijds en de orthodoxe gelovige anderzijds, wat zich uit in oeverloze rationele redenaties? Van Garderen heeft begrepen dat voor creationisten het evolutiedebat een existentieel debat is en dat dit debat niet gevoerd moet worden met argumenten maar door een gesprek van hart tot hart.
Op de website “Sterrenstof” ontspon zich enige tijd geleden een interessante discussie. Rene Fransen betoogde dat het accepteren van de evolutietheorie door christenen geen impact heeft op de kern van het christelijk geloof. Ook lijkt hij niet helemaal te kunnen accepteren dat creationisten dat anders zien. Het inzicht van Van Garderen wordt kennelijk nog niet door alle theistisch evolutionisten gedeeld. Dat aanvaarding van de evolutietheorie wel degelijk invloed heeft op het persoonlijk geloof werd treffend onder woorden gebracht door prof Gijsbert van den Brink in zijn bijdrage enkele jaren geleden tijdens de presentatie van het boek “En God zag dat het goed was”. Hij trok, zoals hij geregeld doet, een parallel tussen de aanvaarding van de evolutietheorie nu en de aanvaarding van het heliocentrisch wereldbeeld een aantal eeuwen geleden. Hij benadrukte dat het aanvaarden van het heliocentrisch wereldbeeld indertijd gezien kon worden als een ernstige aantasting van het Schriftgezag. Toch werd het heliocentrisme aanvaard en was de schade op theologisch gebied gering. Belangrijk voor het aanvaarden van het heliocentrisme was, dat de vromen zagen dat aanvaarding van het heliocentrisme gepaard kon gaan, en ook gepaard ging met praktische vroomheid. Men zag dus dat heliocentristen goede christenen waren met een heilige levenswandel.
Op dit punt zag Van den Brink een gevaar in het huidige evolutiedebat. Hij citeerde ter illustratie een oppervlakkige hedendaagse gelovige die zei nog wel te geloven maar dat het allemaal niet meer zo hoefde als vroeger. Naar de kerk gaan hoefde niet zo nodig en in een schepping in zes dagen geloofde hij ook niet. Gijsbert zei: Als we die kant op gaan… Gijsbert ziet hier dus een verband tussen het aanvaarden van de evolutietheorie en een gemis aan levensheiliging. Dat verband was voor hem zo duidelijk dat hij dat op dit congres als probleem naar voren bracht. Als oplossing opperde Van den Brink, dat theistisch evolutionisten een heilig leven moesten gaan leiden. Zo zouden ze dan door hun levenswandel orthodoxe christenen voor de evolutietheorie winnen.
Hier benoemt Gijsbert een belangrijk punt. Heiligmaking is namelijk een kerneigenschap van het christelijke leven. De Bijbel zegt duidelijk dat geloof zonder heiligmaking niet bestaan kan. Geloof moet blijken. Niet alleen uit woorden maar ook uit de daden. Een geloof zonder goede werken is dood. Als aanvaarden van de evolutietheorie gepaard gaat met gebrek aan heiligmaking, dan is dat dus niet slechts jammer omdat anderen niet opgewekt worden de evolutietheorie te aanvaarden, maar dan is het een symptoom dat de evolutietheorieaanvaarding het geloof aantast. Als Rene Fransen dan zegt dat evolutionisten en creationisten even enthousiast kunnen zijn over hun verlossing door Christus, dan zijn dat mooie woorden. Maar de daden tonen of deze woorden waarde hebben.
Welnu, hierbij heb ik de aanzet van Gijsbert van den Brink gebruikt om te laten zien dat de levenspraktijk getuigt dat de evolutietheorie het persoonlijk geloof ondermijnt. Dat is naar mijn opinie eigenlijk niet meer dan een concretisering van datgene wat Van Garderen ook zegt: Voor creationisten is het evolutiedebat een existentieel debat.
En nu vraag ik me af. Als creationisten en evolutionisten van hart tot hart met elkaar zouden spreken over de evolutietheorie. Gaat dat dan goed? Ik vraag het me af. Als de evolutietheorie met de tijd doorwerkt in de geloofsbeleving, dan neemt navenant voor orthodoxe christenen de herkenbaarheid van die geloofsbeleving af en ontmoeten harten elkaar uiteindelijk niet meer. Waarvan Gijsbert onbedoeld zo’n raak voorbeeld gaf.