Na de inflatiefase, zouden geringe ongelijkmatigheden in de gasdichtheden ertoe geleid hebben, dat clusters ontstaan zijn en dat daaruit sterrenstelsels zijn gevormd. Er is echter geen mechanisme bekend, dat het uitdijen van gassen zou kunnen omkeren in een samenballing. Het uitdijen van het universum zou de vorming van sterrenstelsels verhinderd hebben.

Ongeveer één seconde na de oerknal zouden zich stabiele atoomkernen gevormd hebben. In de volgende 100.000 jaren zou de uitdijing van het universum zijn doorgegaan, de temperatuur zou zijn gedaald en de elektronen zouden zich met de protonen verenigd hebben, zodat normale atoomstructuren konden ontstaan.
De daarbij ontstane gassen zouden zich ongelijkmatig verdeeld hebben, wat tot samenballingen zou hebben geleid. De traagheid van de zich uitdijende materie zou echter verhinderd hebben, dat hierbij sterrenstelsels zouden kunnen vormen.
De bekende oerknal-specialist Joseph Silk schrijft hierover: In de afgelopen tientallen jaren zijn meerdere theorieën opgesteld, waarmee men gepoogd heeft, het ontstaan van sterrenstelsels aan de hand van de oerknaltheorie te verklaren. Echter geen ervan kon in vakkringen de toets doorstaan. Het ontstaan van sterrenstelsels kan binnen het kader van de oerknaltheorie niet worden verklaard.
1) wat gebeurde er voor het begin,
2) het concept van de singulariteit zelf,
3) de oorsprong van sterrenstelsels.”1
Voetnoten
“Er is echter geen mechanisme bekend, dat het uitdijen van gassen zou kunnen omkeren in een samenballing.”
Jawel, al een paar eeuwen [dat] heet zwaartekracht. Dat we verder niet precies weten hoe of wat komt door gebrek aan empirische data. Daaruit concluderen “onmogelijk wetenschappelijk te verklaren” is een drogreden.
Om dat een specialist in 2001 nog niet weet hoe de eerste sterrenstelsels na de Big Bang ontstonden, wordt beweerd dat “Het ontstaan van sterrenstelsels kan binnen het kader van de oerknaltheorie niet worden verklaard.” Iets nu niet kunnen verklaren, is iets heel anders dan de onmogelijkheid iets te verklaren. Intussen is het 2017, en ik weet niet wat er sinds 2001 is bijgekomen. (…)
(…) Het ‘probleem’ waarmee ‘galaxy formation’ zit, is dat we deze formatie alleen kunnen verklaren wanneer we een extra ingrediënt toevoegen: donkere materie. De reden is omdat er tijd nodig is om de massa te laten instorten, en zonder donkere materie (DM) duurt het te lang. De hoeveelheid DM ervan is een parameter in het lambda-CDM model. DM wordt ook gesuggereerd door zgn. rotatiecurves van sterrenstelsels. En wat blijkt? De gesuggereerde hoeveelheid DM uit deze rotatiecurve-metingen lost het probleem op van de stelselformatie in het lambda-CDM model.
De vraag is nu dus wat precies die DM is. Iemand als Erik Verlinde gelooft dat het slechts een effectieve beschrijving is (vergelijk bijv. de verklaring voor Mercurius’ precessie aan de hand van een onbekende planeet en een aanpassing van Newtons theorie, begin 20e eeuw), anderen geloven dat we domweg op aarde niet elke vorm van materie nog hebben kunnen laten ontstaan. De vraag is dus of DM wellicht een ‘effectieve parameter is’ die overeenkomt wanneer we de algemene rel.theorie aanpassen. Probleem daarmee is dat zowel theoretische als experimentele uitkomsten weinig ruimte overlaten om deze theorie aan te passen. (…) [Zoek bijv. via] Google [op] “”galaxy formation” lecture notes”.