Het project ‘Naar een beter begrip van de Evolutietheorie in Vlaanderen’ van de Universiteit Gent toonde aan dat de Darwinisten ten einde raad zijn

by | nov 13, 2018 | Biologie, Nieuws, Onderwijs

Op de website ‘Naar een beter begrip van de Evolutietheorie in Vlaanderen’ claimen de projectleden, dat de Evolutietheorie één van de krachtigste theorieën in de wetenschap is. Volgens hen verklaart de Evolutietheorie onder meer “de ontwikkeling en de samenhang van het leven, het ontstaan van soorten en adaptaties, de verspreiding van de soorten en de aanwezigheid van fossielen. Er bestaat overweldigend veel bewijsmateriaal voor de Evolutietheorie”. Toch benieuwd naar hoe de onderzoekers dit “overweldigend veel bewijsmateriaal” op hun website presenteren, gingen we met goede moed er wat in grasduinen. Onder het kopje ‘Vragen over Evolutietheorie’ vonden we het volgende stukje: “Hoe neemt men evolutie waar?” Het artikel werd geschreven door Dr. Bert Van Bocxlaer van de onderzoeksgroep paleontologie van de Universiteit Gent. Het “overweldigend veel bewijsmateriaal” lijkt echter een zeer mager beestje te zijn.

Dr. Bert Van Bocxlaer opent met de stelling, dat “evolutie moeilijk waarneembaar is omdat het proces zich meestal afspeelt op tijdsschalen die verschillende ordes groter zijn dan deze van een mensenleven”. In feite geeft Van Bocxlaer al meteen toe, dat binnen een mensenleven evolutie niet waarneembaar is. Hij probeert er zich op een vrij knullige manier vanaf te maken door een analogie te maken met een andere controversiële wetenschappelijke theorie die zelf ook steeds meer onder druk komt te staan, namelijk de theorie aangaande de platentektoniek. Van Bocxlaer schrijft: “We kunnen het bijvoorbeeld vergelijken met de bewegingen van de aardplaten. Zoals we de beweging van de aardplaten niet zomaar kunnen waarnemen, kan men het evolutieproces in de dagdagelijkse omgeving ook niet zomaar zien gebeuren”. Van Bocxlaer zou als paleontoloog, in theorie, wel iets kunnen weten over de Evolutietheorie, maar waarom zouden we hem moeten geloven als hij dingen schrijft over een discipline waarin hij zeker géén expert is? Dit blijkt meteen ook uit zijn argumentatie. Hij beweert namelijk, dat er “duidelijke, ondubbelzinnige aanwijzingen zijn voor de theorie van de platentektoniek”, want “voor het bewegen van aardplaten is vulkanisme een duidelijke aanwijzing”. Dit is een bewering die dus niet klopt. Het feit dat er vulkanisme is, bewijst nog niet, dat de aardplaten over duizenden kilometers zouden migreren.

Van Bocxlaer maakt de uitzichtloosheid van zijn betoog nog erger door te stellen, dat de “vergelijkbare aanwijzingen voor evolutie twee aarden hebben”. Volgens Van Bocxlaer zouden de fossielen “een terugblik geven van vroeger leven op aarde”, want “fossielen geven weer dat het leven op aarde een lange geschiedenis kent, waarbij verschillende dieren en planten momenten van glorie en van catastrofen kenden”. Dat er fossielen zijn, dat klopt. Dat gefossiliseerde botten verwijzen naar “vroeger leven op aarde” klopt ook. Maar, dat het louter bestaan van fossielen zou bewijzen, dat “het leven op aarde een lange geschiedenis kent”, klopt natuurlijk niet. Van Bocxlaer geeft in deze cirkelredenering trouwens blijk van een slechte woordkeuze. ‘Geschiedenis’ is de reconstructie van het menselijke verleden op basis van geschreven bronnen. Dit heeft dan ook maar zeer weinig met ‘paleontologie’ te maken. Fossielen an sich bewijzen niet, dat het leven op aarde “een lange geschiedenis kent”, aangezien natuurlijk eerst moet worden vastgesteld hoe oud die fossielen zijn. Ook is de bewering, dat “verschillende dieren en planten momenten van glorie en van catastrofen kenden” totale nonsens. Elk levend wezen kent tijdens de duur van zijn leven “momenten van glorie en van catastrofen”, maar dit is niet relevant en wordt ook niet bedoeld. Dat er soorten zijn die soms erg prominent aanwezig zijn in het fossielenbestand en op andere ‘momenten’ niet, veronderstelt een chronologische component, die niet zomaar in het fossielenbestand ingebakken zit, maar die eerst bewezen moet worden. Daarnaast levert de loutere aan- of afwezigheid van bepaalde fossielen in het fossielenbestand geen enkel bewijs voor evolutie, omdat er andere interpretaties mogelijk zijn.

Natuurlijk kan Van Bocxlaer vervolgens niet om het “tijdperk van de dinosauriërs” heen. Van Bocxlaer beweert, dat men “duidelijke verwantschappen tussen deze organismen, hun tijdgenoten, hun voorouders en de organismen die nog steeds leven, kan reconstrueren”. Het lijkt ons evident, dat dinosauriërs lijken op andere dinosauriërs. Het is ook evident, dat dinosauriërs lijken op hun voorouders. Het is echter al een stuk minder evident om te beweren, dat dinosauriërs lijken op “organismen die nog steeds leven”. Welke zijn dat dan? Of bedoelt Van Bocxlaer, dat dinosauriërs slechts uit de kluiten gewassen hagedissen zijn? Nog merkwaardiger is de bewering van Van Bocxlaer, dat men die verwantschappen kan “reconstrueren”. Waarom zou men die verwantschappen moeten “reconstrueren”? Zijn ze er of zijn ze er niet? Of moeten de ‘data’ nog eerst even ‘bewerkt’ worden? Bij deze willen we trouwens opmerken, dat de dinosauriërs veelal gereconstrueerd worden als lopende op hun achterpoten. Indien men ze echter op hun voorpoten zou laten rondlopen en hen dus wat dichter bij de aarde zou brengen, dan blijkt dat de gemiddelde dinosauriër niet veel groter is dan een grote olifant. Het zijn dus zeker niet de ‘olietankers’ die men van hen maakt in heel wat sciencefiction films.

Van Bocxlaer beweert vervolgens, dat “fossielen soms zelfs toelaten een glimp van de evolutionaire ‘parade’ te reconstrueren, zodat evolutie op lange tijdsschalen toch een beetje zichtbaar wordt”. Naar voorbeelden kunnen we natuurlijk fluiten. Tot slot neemt Van Bocxlaer helemaal zijn toevlucht tot de sciencefiction wanneer hij claimt, dat “het leven op aarde deel uitmaakt van een evolutionaire parade omdat dat wordt bevestigd door de moleculaire biologie”. Kan hij als paleontoloog hier over oordelen? Dat het “onderzoek van genetisch materiaal en geproduceerde eiwitten toelaat de afstammingsverbanden van de huidige soorten te documenteren” willen we gerust aannemen, maar is dit een bewijs voor evolutie? Kortom, het “overweldigend veel bewijsmateriaal” voor evolutie blijkt vooral een erg dooie mus te zijn.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website Evolutietheorie Ontkracht. Het originele artikel is hier te vinden.