In de afgelopen jaren zijn veel opgravingen gedaan in de Nijldelta en die hebben geleid tot nieuwe mogelijkheden om het verblijf van Jozef en de Israëlieten in Egypte te verduidelijken. Daarbij is vooral de stad Avaris van belang. Het blijkt dat hier eeuwenlang een Semitische bevolking heeft gewoond. In dit artikel komt eerst de benadering vanuit de klassieke dateringen naar voren. Daarna volgt een herziene chronologie. In beide gevallen werpen de interessante vondsten licht op het verblijf van de Israëlieten in Egypte.
Opgravingen in Avaris
De stad Tell el-Dab‘a ligt in het oosten van de Nijldelta en heette vroeger Avaris.

Dit overzicht is ontleend aan de officiële website over de opgravingen in Tell el-Dab‘a (Avaris) en is van kleur voorzien.
De Pelusische tak van de Nijl stroomde langs de stad Avaris (naar Pelusium), waardoor schepen toegang hadden tot de Middellandse Zee. Te land was de stad het beginpunt van de route naar Kanaän. Het was een belangrijke handelsstad en een militair centrum. De grote en dichtbevolkte stad werd aan het einde van de Hyksos-periode verwoest. Waarschijnlijk gebeurde dat door farao Ahmoses I. Later verzandde deze Nijlstroom en dat was ook een reden voor de achteruitgang van de stad en voor de bouw van een nieuwe hoofdstad die op den duur de naam Tanis kreeg.
In de weergave staat de oudste bewoning onderaan, de tijdbalk loopt van onder naar boven. Het blauwe gedeelte toont de Egyptische aanwezigheid. Dan komen de Israëlieten in de tijd van de 12e dynastie en zij nemen sterk in aantal toe (geel gekleurd). Na verloop van tijd komen de Hyksos uit Azië (Kanaän en omgeving) en vestigen zich in de stad (rood gekleurd). De Hyksos grijpen op den duur de macht en zij regeren ruim een eeuw lang over Egypte. Dit gebeurt totdat farao Ahmoses hen overwint en de 18e dynastie vestigt. Vanaf dat moment is het gedaan met Avaris en in de periode daarna wordt de stad bijna niet meer bewoond. In het overzicht staat het woord ‘hiatus’ om dat aan te geven en in die periode komt er weer Egyptische invloed (blauw gekleurd). Aan het eind van de periode van het hiaat vindt volgens velen de uittocht plaats.
Kort na 1990 is er een paleis ontdekt en dit zal van de farao geweest zijn. Het ligt voor de hand dat Mozes in, onder andere, dit paleis opgegroeid is. Het is waarschijnlijk dat in later tijd Mozes en Aäron met de farao in de troonzaal van dit paleis gesproken hebben over vrijlating van de Israëlieten en over de tien plagen (Ex.5-10).
Het paleisdistrict werd plotseling verlaten na de regering van Amenhotep II. Volgens de opgravers is de reden daarvan een onopgelost raadsel, maar de mogelijkheid bestaat dat een bijzondere ramp de stad trof. Voor hen die uitgaan van de uittocht van de Israëlieten in die tijd is er echter een voor de hand liggende verklaring van die rampen.

Op de afbeelding is te zien in welke fasen (aangeduid door het nummer van de dynastie) bebouwing plaatsvond. In de rode cirkel liggen twee paleizen die in de tijd van de 18e dynastie gebouwd zijn.
Identificatie van Bijbelse personen
Jakob en zijn familie kregen niet slechts woonruimte, maar ook grondbezit in het land Gosen en verwierven op den duur meer bezit (Gen.47:11,27). Zijn hiervan sporen te vinden? Petrovich noemt de Ezbet Rushdi Stele uit het derde jaar van Sesostris III (de farao ten tijde van de honger). Het is een contract van overdracht van priesterlijke grond aan iemand uit de Levant (Kanaän-Syrië-Fenicië en het noordelijker gebied).
De overdracht gebeurde in maand twee van de zomer, op dag twintig van het vijfde jaar van Sesostris III. ‘Het overdragen van de tempelstad van Amenemhat (I), … het betreffende gedeelte, aan de rand van het pad dat langs het water van deze stad loopt, ten noorden van de tempel. De lengte van de rand van het pad dat ontnomen was: 26 el. De stele was verzegeld door de hand van de sem-priester: lp, en de Opzichter van de administratieve afdeling van vreemd land: Horus-is-[in-]zijn-[zoon], afkomstig uit de Levant, en het vakmanschap is van mijn hand: Hoofd van de huishouding, Zoon-van-Sobek, de leider van deze stad, Horus-is-op-de-voorgrond, zoon van Horus-is-op-de-voorgrond senior.’
Petrovich wijst op het feit dat Horus de koning van de goden is en dat de naam wijst op een hoge positie. Hij doet de suggestie dat Horus-is-op-de-voorgrond senior Jakob is. Horus-is-in-zijn-zoon is dan Jozef. Hij wordt ook Horus-is-op-de-voorgrond junior genoemd. Hij stelde God (de Koning van de goden) steeds centraal.
In het contract is sprake van een priester die de stele verzegelt en iemand die de bevoegdheid heeft de stele te maken of te laten maken. Als vizier had Jozef het recht grond van priesters over te dragen aan buitenlanders. Uit de opgravingen in Avaris blijkt dat er vanaf deze periode steeds minder Egyptische invloed was in deze stad.
De naam Zoon-van-Sobek komt ook voor in diverse administratieve zegels. Daar krijgt hij diverse aanduidingen, zoals ‘Hij-die-aan-de-top-is’, ‘vizier-die-op-de-voorgrond-is’, ‘de-wijze-man-van-de-koning’ en ‘grote-leider-van-de-stad [Avaris]’. Hiermee lijkt Jozef aangeduid te worden.

Het ligt voor de hand dat Mozes in, onder andere, dit paleis opgegroeid is.
De farao’s ten tijde van verdrukking in Egypte en de uittocht
Thoetmoses III was een veroveraar die vanuit Avaris tenminste zeventien veroveringstochten ondernomen heeft. Hij liet militaire installaties bouwen in Avaris en ook grote graansilo’s (ruim vijf meter doorsnede) aanleggen. Er is dus archeologisch bewijs dat Avaris een militaire voorraadstad was (Ex.1:11).
In de tijd van Amenhotep II (ergens tussen zijn derde en negende regeringsjaar) raakte de stad Avaris plotseling onbewoond. Deze farao heeft alleen in zijn derde jaar een militaire campagne naar het noorden gevoerd. Het is opvallend dat hij niet het voorbeeld van zijn vader nagevolgd heeft door veel veroveringstochten te maken. Slechts in het negende jaar heeft hij nog een tocht naar het noorden ondernomen, waarbij het niet verder ging dan Galilea. Uit de verslagen blijkt dat het grote doel was slaven te verkrijgen. Waarschijnlijk heeft hij ongeveer 100.000 slaven buitgemaakt (inclusief vrouwen en kinderen). Ter vergelijking: zijn vader Thoetmoses III bracht tijdens de vele veldtochten in totaal slechts 9.000 mannelijke slaven mee. De vele slaven werden gehuisvest in de verlaten stad Avaris. Het is zeer waarschijnlijk dat deze krijgsgevangen slaven de arbeid van de vertrokken Israëlieten moesten overnemen.
Het is opmerkelijk dat Amenhotep II geen verdere militaire campagnes gevoerd heeft. Waarschijnlijk kon dat niet omdat zijn leger te klein was na de rampen in Egypte. Deze farao heeft zich na verloop van enige jaren gekeerd tegen de god Amun-Re en hij liet diens beelden vernielen. Is dit een reactie geweest op het feit dat deze god het niet op kon nemen tegen de God van de Israëlieten? Ook probeerde deze farao vrede te sluiten met het rijk van Mitanni, terwijl dat rijk eerder fel aangevallen werd. Heeft dit ook te maken met het verzwakte Egyptische leger?
Ook liet deze farao de beelden van de vrouwelijke farao Hatsjepsoet vernielen. Waarom zou hij dit doen ongeveer 40 jaar na haar dood? Als zij de prinses was die Mozes uit het water gered had, kan dit een late wraakneming zijn op haar, na de uittocht van de Israëlieten. Dit valt niet te bewijzen, maar er is geen andere aannemelijke verklaring.
Een herziene chronologie
David Rohl vindt dat de Egyptische chronologie aangepast moet worden. Hij meent dat we niet naar het Middenrijk, maar naar het Vroege Middenrijk moeten kijken voor de periode van de Israëlieten. Hij heeft boeken over dit onderwerp gepubliceerd, maar ook in een film van Mahoney over de zoektocht naar Israël in Egypte wordt hij uitgebreid aan het woord gelaten.
Rohl noemt Avaris, waar eerst een beperkt aantal Semieten woonde, maar hun aantal werd spoedig veel groter. Vanuit de vroege periode is een Syrisch huis gevonden dat later vervangen werd door een paleis. Bij dit paleis is een piramidegraf ontdekt met een restant van een standbeeld van een Aziaat. Volgens Rohl is dat Jozef geweest. Tevens is een kanaal ontdekt dat de naam ‘de waterweg van Jozef’ draagt.
In Egypte waren er veel lokale machthebbers (‘nomen’), maar plotseling in de geschiedenis wordt de macht geconcentreerd bij de farao. Dit kan te maken hebben met de veranderingen in de tijd van Jozef. Avaris was in het begin welvarend en er waren geen slaven. Uit de opgravingsrapporten blijkt dat er in de latere periode armoede en ziekte waren. Er zijn veel babygraven gevonden.
Vanuit de tijd van de 13e dynastie dateert de Brooklyn Papyrus. Deze bevat een lijst met slaven, waaronder ook met Semitische namen. In Leiden wordt de Ipuwer papyrus bewaard. Daarin staat een levendig verslag van allerlei rampen, ook dat het water in bloed veranderd is. Deze papyrus wordt meestal ongeveer 600 jaar voor Ramses II gedateerd, maar is die datering wel juist?
Mahoney zoekt in zijn film over de historiciteit van de exodus uit Egypte naar zes aanknopingspunten: 1) de aankomst van Aziaten in Egypte in de tijd van de aartsvaders, 2) aanwijzingen voor de sterke toename van Aziaten in hun woonplaatsen in Egypte, 3) aanwijzingen voor slavernij, 4) herinneringen aan de plagen of rampen die Egypte troffen, 5) aanwijzingen voor de uittocht doordat plotseling plaatsen verlaten werden en 6) archeologische gegevens in het land Kanaän die wijzen op de intocht van de Israëlieten. Hij laat in de film vooral Rohl en diens medestanders aan het woord. Hierdoor en door de getoonde tijdbalken blijkt zijn voorkeur om de chronologie van Egypte met ongeveer 200 jaar te verkorten.
Wanneer de chronologie verkort wordt, was Jozef, de zoon van Jakob, grootvizier van Egypte tijdens de regering van Amenhemhat III, de machtigste farao van het Middenrijk. Tijdens zijn regeringsperiode waren er extreem hoge waterstanden in de Nijl die de voornaamste oorzaak vormden van de zware hongersnood in Egypte. Rohl meent dat de oudste fase van paleis F de woning van Jozef was. Jozef is daar ook begraven, en een restant van een standbeeld is gevonden. Het haar was gekapt als een ‘championmodel’, wat ongebruikelijk was in Egypte. Schuin over zijn rechterborst houdt de grootvizier de tekenen van zijn waardigheid, in dit geval een werpstok, die duidelijk maakt dat het om een buitenlander gaat. De verfsporen geven aan dat een veelkleurige mantel gedragen werd.
Ten slotte
Uit dit overzicht blijken overeenkomsten en verschillen in de reconstructies van het verblijf van de Israëlieten in Egypte. Er zijn nog allerlei onzekerheden in interpretatie, en de discussie zal nog wel enige tijd voortduren, maar de hoofdlijn is duidelijk. De Israëlieten hebben lange tijd in Avaris gewoond en de stad is heel plotseling verlaten. Dit past goed bij de geschiedenis die in Genesis en Exodus verhaald wordt. De vele vondsten geven een reëel inzicht in de omgeving en cultuur waarin van Jozef, Mozes en de Israëlieten leefden.
Er zijn steeds meer aanwijzingen voor een historische werkelijkheid van de gebeurtenissen die in Genesis en Exodus beschreven worden. Gods handelen in de geschiedenis van zijn volk Israël heeft sporen nagelaten.
Bronnen
Mahoney, Timothy, Zoeken naar bewijs. Exodus. DVD van Weet, 2016. Zie: https://webshop.logos.nl/winkel/dvds/zoeken-naar-bewijs-exodus/.
Website opgravingen Avaris: http://www.auaris.at/html/history_en.html
Website ABR: http://www.biblearchaeology.org
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van StudieBijbel Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2018, Het volk Israël in het land Gosen, StudieBijbel Magazine 12 (2): 22-26.