Inhoudsopgave
Staan Bijbel en wetenschap tegenover elkaar? Ik denk van niet. Wel denk ik dat de natuurwetenschap veel duidelijker zijn eigen grenzen zou moeten kennen, en dat Gods Woord ons niet de ruimte geeft om de evolutiegedachte algemeen toe te passen. Over de wetenschappelijke kant van dit verhaal gaat een ander artikel, hier wil ik vooral de Bijbelse lijnen onderzoeken. Hij sprak en het was er…
De Bijbel kijkt van boven naar beneden
Een christen neemt de Bijbel als uitgangspunt. Sommige theologen zien de Bijbel als het product van mensen, die vanuit hun eigen, tijdgebonden wereldbeeld hebben geprobeerd iets over God te zeggen. Mijn uitgangspunt is: God heeft Zich geopenbaard in Zijn Woord (de Bijbel), en Hij heeft daarvoor menselijke schrijvers – met hun eigenaardigheden – gebruikt. Die schrijvers waren beperkt en feilbaar, maar toch heeft God ervoor gezorgd dat Zijn Woord onfeilbaar is en waarachtig. Gods Woord is openbaring en toont ons hoe God het ziet. Niet alles wat wij zouden willen weten, kunnen we erin vinden. De Bijbel is niet geschreven om onze nieuwsgierigheid te bevredigen of ons wetenschappelijke informatie te verschaffen. Het Woord moet vooral ons hart raken. Maar: Gods Woord is waarheid en openbaring en geeft daardoor grenzen aan – ook voor de wetenschap.
En God zei …
Zo spreekt Genesis 1 over de schepping: God (meervoud: Elohim) schept (enkelvoud) door te spreken. De indruk die we daar krijgen, is dat het scheppen door te spreken geen proces is: het gebeurt meteen (‘en het was alzo’). God heeft niet alles in één keer geschapen – wat Hij als de Almachtige had kunnen doen. Daar heeft Hij ongetwijfeld redenen voor gehad, en wij kunnen uit wat Hij aan ons daarover vertelt wel enkele lessen trekken. Maar dat is nu niet ons onderwerp.
De psalmen spreken vaak over Gods daden en bieden daarmee troost: Gods daden geven vaste grond onder de voeten. Gods scheppingsdaden horen daarbij. God schiep met verstand (Ps. 136:5), en al Zijn werken moeten Hem loven (Ps. 103:22). De psalmen bevestigen dat de schepping geen proces was, maar door Gods woord plaatsvond: “Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt, door de adem van Zijn mond al hun heer (…) want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” (Ps. 33:6+9, vgl. Ps. 148:5).
Voor de christen is hiermee de toon gezet. De schepping is een bijzondere gebeurtenis die door Gods spreken is voltooid – en in vrij korte tijd. Dat kunnen we van de almachtige God ook verwachten: Hij heeft geen lange tijd nodig om iets te maken.
Echt gebeurd of een hoger doel?
Er zijn genoeg bijbeluitleggers die aan de zes dagen symbolische betekenissen toekennen. Er zit ook een prachtig ritme in de scheppingsdagen, met op de eerste drie dagen de rijken hemel, zee, lucht en aarde, en op de volgende drie worden haar bewoners geschapen. We herkennen er de bekeringsgeschiedenis van een mens in en zelfs de verschillende bedelingen van de heilsgeschiedenis. Met deze en andere dieperliggende betekenissen kunnen we een heel nummer vullen. Genesis 1 heeft een hoger doel dan het bieden van een scheppingsmodel voor christenwetenschappers. Alles in de Schrift heeft een geloofsdoel. En achter de eerste schepping en de eerste mens zien we de nieuwe schepping opdoemen en we worden – als het goed is – tot aanbidding geleid.
Maar juist dat hogere doel verbiedt ons om alleen symbolisch te lezen. De God van de waarheid leidt ons niet om de tuin, Hij vertelt ons geen mythe om ons iets moois duidelijk te maken. Hij schrijft geschiedenis door de hele Bijbel heen, en werkt daarmee op een bijzondere manier in de werkelijkheid. In die ware gebeurtenissen legt Hij op een wonderbaarlijke manier een diepere betekenis. Als Hij ons vraagt in Hem te geloven, dan kunnen we erop vertrouwen dat Hij de waarheid spreekt.
De zes dagen
De taal van Genesis 1 is geen poëzie zoals in Job en de Psalmen1. Het is proza met veel feitelijkheden. Maar waren het echte dagen? Soms wordt het woord ‘dag’ immers in een andere zin gebruikt (zoals ‘de dag van Zijn toorn’)? De unieke vermelding: ‘en het was avond geweest en het was morgen geweest: de eerste (of …) dag’, trekt deze zes dagen echter uit die ruimere betekenis van een periode. Wetenschappelijk gezien zijn zes perioden ook te gekunsteld.
En de uitdrukking “één dag bij de Heer is als duizend jaar en duizend jaar als één dag” (2 Petr. 3:8)? Bij God heeft de tijd niet dezelfde waarde als bij ons. Petrus zegt dit met het oog op het geduld van de Heer: er zijn als het ware maar twee dagen verlopen sinds Golgota. En als we het ruimer willen toepassen: de Heer kan in één dag zoveel doen dat wij denken dat er wel duizend jaar voor nodig is …
Sommigen suggereren dat de schrijver van Genesis 1 de schepping in zes visioenen of nachtgezichten te zien kreeg. De vraag rijst waarom dat er niet bij staat, zoals dat bij de profeten wel gebeurt. Toch vind ik het spreken over ‘6 maal 24 uur’ al te prozaïsch. De scheppingsdagen zijn niet te vergelijken met de dagen zoals we die nu beleven. Niets was gewoon in die tijd: alles zinderde van Gods scheppingskracht.
En: niemand van ons was er bij – zelfs Adam kwam pas op het laatste moment en voor hem was alles nieuw. Genesis 1 is openbaring. God wilde tonen hoe Hij het gedaan heeft. Wie zijn wij om te denken dat het anders is gegaan dan Hij ons vertelt – en zoals Hij bij het geven van het sabbatsgebod bevestigt (Ex. 20:11)? Daaruit alleen al leren we dat het echte dagen geweest zijn – al waren dat heel bijzondere dagen. Begrijp ik dan hoe het gegaan is? Welnee, en ik blijf natuurlijk met flink wat vragen zitten – ook wetenschappelijk. Dat is niet erg natuurlijk: wij zijn maar kleine mensjes en wij leven in geloof.
En Genesis 2 dan?
In Genesis 1 zien we chronologie. Eerst gebeurt er dit, dan dat, dag voor dag. Hier is de Schepper van hemel en aarde aan het werk: Elohim (meervoud). Genesis 2 zoomt in op de schepping van de mens, bijna alle gebeurtenissen zijn nevengeschikt: ze worden naast elkaar geplaatst. Sommige vertalingen tonen dat met de voltooid verleden tijd (‘de Here God had geformeerd’). Er is geen aanduiding van tijd zoals in Genesis 1. Genesis 2 spreekt over de Here God (JHWH Elohim). De godsnaam JHWH betekent ‘Ik ben die Ik ben’, en heeft te maken met de relatie die Hij met de mens aangaat. Het is al met al niet zo moeilijk te zien dat het verslag van Genesis 2 een duidelijk ander doel dient dan het dag-voor-dag relaas van het eerste hoofdstuk. Er blijven wel vragen over, maar ik zie geen echt conflict tussen de beide verslagen.
Ontmoet de Schepper
In Romeinen 1 lezen we dat “Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid uit Zijn werken met inzicht doorzien” kunnen worden. Het is de taal van Guido Gezelle (1858 – een jaar voor Darwins boek ‘On the origin of species’):
De conclusie van Gezelle is door en door bijbels, maar zegt ons niets over het ‘hoe’ van de schepping. Een christen weet daar meer van: “Door het geloof begrijpen wij dat de werelden door Gods woord bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is” (Hebr. 11:3).
Met ons geloof en lezend in onze Bijbel kunnen we nog wat stappen zetten. Gods Woord is een goddelijk Persoon. Als we over de schepping en de Schepper spreken, hebben we het over de Heer Jezus, over Gods Zoon, over het vleesgeworden Woord. “Alle dingen zijn door Hem geworden”, zegt de apostel Johannes (Joh. 1:3)2 . Tegen deze Man wordt gezegd: “Spreek slechts met een woord en mijn knecht zal gezond worden” (Matt. 8:8) – en Hij spreekt keer op keer met gezag. We horen hier de echo van de scheppingsdagen doorklinken via de psalmen tot in het bevelend spreken van de Zoon in de genezingen die Hij verricht en de manier waarop Hij de wind en de zee bestraft (Marc. 4:39).
Als God, als de Here Jezus, met gezag spreekt, gebeuren er dingen. Zo heeft de schepping plaatsgevonden, zo kan Hij genezing schenken. Daaruit zien we dat Hij inderdaad is wie Hij zegt te zijn. Als we dat alleen symbolisch opvatten, is Hij niet meer de “Ik ben, die Ik ben”. Dan is Hij niet meer de Almachtige.
En zie, het was zeer goed
De evolutietheorie gaat ervan uit dat alle levensvormen op aarde onderling verwant zijn: je kunt een stamboom maken waarin ze allemaal met elkaar verbonden zijn – met eencelligen aan de basis en de mens aan het eind van één van de takken. De ontwikkeling van eencelligen tot de mens beslaat een heel lange periode: 500 tot 600 miljoen jaar. Over het mechanisme van de evolutie (hoe het is gegaan) is nog wel verschil van mening, maar in elk geval spelen mutaties (veranderingen in de erfelijke eigenschappen) en natuurlijke selectie (de best aangepaste overleeft) een belangrijke rol.
“God zag dat het goed was” is moeilijk te rijmen met een proces van natuurlijke selectie, waarin de best aangepaste overleeft en de zwakkere sterft. God selecteert niet op die manier, niet door middel van de dood. Sterker nog: in het Nieuwe Testament zien we dat Jezus Zich het lot van de zwaksten en de slecht aangepasten aantrekt: “Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie” (Matt. 11:5). Tegenover de slogan ‘brutalen hebben de halve wereld’ plaatst Hij: “Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matt. 5:5). Bij de evolutie is er sprake van ellenbogenwerk, in het Koninkrijk van God moeten we leren elkaar te dienen.
De Bijbel spreekt over een goed begin. Na de zondeval zien we degeneratie3, zoals Paulus later schrijft: “de hele schepping zucht en is in barensnood” (Rom. 8:22).
In het begin was het nog geen probleem als broer en zus trouwden en kinderen kregen: er waren weinig schadelijke mutaties die voor inteeltproblemen konden zorgen.
Er is inderdaad sprake van een strijd om het bestaan – maar pas sinds de zondeval! God heeft ongetwijfeld tal van overlevingsmogelijkheden in de schepping gelegd. Hij wist wat er zou gebeuren, dat het niet ‘goed’ zou blijven. Sindsdien is er wel verandering geweest en zijn er nieuwe soorten ontstaan – maar geen totaal nieuwe levensvormen.
En de zondeval?
Schepping door middel van evolutie impliceert dat Genesis 1 niet ‘letterlijk’ waar is. Volgens de evolutietheorie is de mens langzamerhand ontstaan uit een aapachtige voorouder. Door rechtop te gaan lopen, kwamen de handen vrij en nam het werktuiggebruik en daarmee de intelligentie toe. Op welk moment was het dan ‘zeer goed’? Op welk moment kwam het gebod om niet van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad te eten? Op welk moment kwam de verleiding door de slang en werden Adam en Eva verbannen uit de Hof van Eden? Of moet het verhaal over de Hof en de zondeval ‘archetypisch’ worden verstaan?4
Als er geen werkelijke, historische zondeval heeft plaatsgevonden, komt ook het plaatsvervangend lijden van de Heer Jezus op losse schroeven te staan. Adam is het hoofd van het eerste mensengeslacht: in Adam hebben wij allen gezondigd. “Door één mens is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood” (Rom. 5:12). Evenzo kan Christus, de tweede Mens, een nieuw mensengeslacht beginnen. Christus is het Hoofd van allen die door Hem zijn verlost. Door één daad van gerechtigheid (Zijn sterven op het kruis) krijgen alle mensen de kans om rechtvaardig te worden (zie Rom. 5:18-21). De Bijbel legt een directe link tussen Adam en Christus.
Ontkenning van het oordeel
Volgens de evolutietheorie vormen de aardlagen een evolutie-archief. De eeuwen door hebben christenen in de fossielen in de aardlagen (met massagraven) het getuigenis van Gods oordeel door middel van de grote vloed gezien. De aardlagen liggen er als een bewijs dat de toenmalige wereld door water vergaan is – hoewel waarschijnlijk niet alle aardlagen daardoor gevormd zijn. Het is niet zo dat alles sinds het begin hetzelfde is gebleven, zegt Petrus. Er heeft een oordeel plaats gevonden door water, en er komt er nog één door vuur (zie 2 Petr. 3). De verwachting van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde moet ons aansporen om heilig te leven, toegewijd aan de Heer die alles gemaakt heeft, ons heeft verlost en ons een geweldige toekomst in het vooruitzicht stelt. De evolutietheorie aanvaardt het oordeel over de zonde niet – en maakt verlossing door het kruis daarmee zinloos.
Waar waart gij …?
Natuurlijk: er is geloof nodig om te aanvaarden dat God door het Woord heeft geschapen. En de zinsnede in Hebreeën 11:3 – “zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is” – stelt een beperking aan de wetenschap. Voor velen is dat een (bijna) onverdraaglijke gedachte. Maar wie is er nu God? Zou het ook zo kunnen zijn dat wij wetenschappelijk gezien niet zoveel over het begin kunnen zeggen? Laten we eens kijken hoe God met Job spreekt. Job roept God ter verantwoording – en we kunnen de emoties van deze godvrezende man begrijpen die hem daartoe brengen. God antwoordt door te verwijzen naar de schepping.
Later horen we dit weerklinken in wat de 24 oudsten aanbiddend uitspreken: “(…) want U hebt alle dingen geschapen en door Uw wil bestonden zij en zijn zij geschapen” (Openb. 4:11).
“Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht. Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt” (Job 38:2-4);
“Wil de bediller twisten met de Almachtige?” (Job 39:35).
Zouden we niet beter de houding van Job kunnen aannemen, die hierop zegt: “Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven? Ik leg de hand op mijn mond” (Job 39:37)?
Conclusie
We kunnen niet zeggen dat we Gods scheppingsdaden begrijpen. In de schepping zien we Gods eeuwige kracht en goddelijkheid, en door het geloof weten we dat Gods spreken genoeg was om alles te laten ontstaan.
Er is alle reden om de evolutietheorie als anti-Bijbels af te wijzen. Het veronderstelde mechanisme van de evolutie is onbijbels van karakter. Het aanvaarden van de evolutie leidt tot moeilijkheden in het verstaan van de Schrift (zondeval, rechtvaardiging, nieuwe schepping), alsook tot ontkenning van het oordeel van God over de zonde. Ten slotte staat de evolutiegedachte tegenover de degeneratie die we om ons heen zien, ook in moreel opzicht. De nieuwe mens ontstaat niet vanzelf, maar door een nieuwe schepping.
Het geloof neemt wat de Schrift over de schepping zegt als openbaring aan en buigt bescheiden het hoofd. De wetenschapper in de christen zal ook bescheiden zijn en beseffen dat het begin moeilijk te peilen valt voor de natuurwetenschap.
Bronvermelding
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit “Rechtstreeks” jaargang 12, Nr. 11 – november 2015, 2e editie. Het betreft de bijdrage op blz. 24 tot 28, ‘Hij sprak en het was er’ door Kees Fieggen.
Voetnoten
- Poëzie in de Bijbel maakt gebruik van parallellisme, contrast en versterking. Lees maar hoe in de Psalmen de tweede regel vaak een uitbreiding van de eerste is, of een contrast ermee vormt, of hetzelfde anders zegt.
- Lees Joh. 1:1-5+14, Kol. 1:16 en Heb. 1:2.
- Degeneratie is achteruitgang, verval. Dat gebeurt als we ouder worden, maar ook genetisch over de generaties.
- Een archetype is een oerbeeld, een symbolische voorstelling die in het onderbewustzijn van alle mensen aanwezig is. Zo bezien zou de zondeval (alleen) een voorbeeld zijn van hoe het in het leven van elk mens verkeerd kan gaan door de verleidingen die op ons af komen.