Epistemische status van de evolutietheorie
In de afgelopen jaren is er binnen de Christelijk Nederland discussie gevoerd over de status van de evolutietheorie. Enerzijds waren er mensen die meenden dat de evolutietheorie dermate ondubbelzinnig getoond heeft waar te zijn, dat een orthodox Christen, die immers de waarheid lief heeft niet anders kan doen dan de evolutietheorie te aanvaarden. Anderzijds werd betoogd dat de evolutietheorie zwakker staat dan voorgesteld wordt en dat de aanvaarding ervan grote gevaren met zich mee brengt. Een van de pijlers in de discussie was de epistemische status van de evolutietheorie.
De epistemische status geeft aan hoe betrouwbaar de uitspraken zijn, die gedaan worden. Gijsbert van den Brink, Rene van Woudenberg en Jeroen de Ridder hebben een wetenschappelijk artikel geschreven waarin ze waardevolle inzichten geven over hoe om te gaan met de epistemische status van een theorie1 In hun publicatie maken ze onderscheid tussen de status van de theorie en de wijze waarop de mens zich tot die theorie verhoudt.
Dat is een belangrijk onderscheid. Kennelijk is er geen een-op-een relatie tussen de sterkte van een theorie en de mate waarin de mensen die theorie vertrouwen. Van den Brink maakt gradaties in mate van zekerheid van theorieën en koppelt daaraan wat de houding van de mens ten opzichte van zo’n theorie zou moeten zijn. Zo zijn er theorieën die buiten redelijke twijfel of zelfs absoluut zeker of evident waar zijn. Die moet men accepteren. Andere theorieën zijn buiten redelijke twijfel. Ook die moet men accepteren. Met het accepteren van theorieën die aanvaardbaar zijn of enige argumenten ten voordele of ten nadele hebben moet men terughoudend zijn. Onacceptabele of onaanvaardbare theorieën of theorieën zonder rechtvaardigingsgrond dient men te verwerpen.
Beoordeling Evolutietheorie
Na deze waardevolle indeling gemaakt te hebben, wordt vervolgens een beoordeling van de evolutietheorie gegeven. De evolutietheorie wordt door Van den Brink c.s. opgesplitst in drie verschillende aspecten en er wordt een oordeel gegeven over de epistemische status van die drie verschillende aspecten. De uitkomst is als volgt. 1) De uitspraak dat de aarde oud is en dat de soorten elkaar in de tijd opvolgen, is buiten redelijke twijfel, 2) De uitspraak dat al het leven van elkaar afstamt is buiten redelijke twijfel, en 3) Dat het Darwinisme in de evolutie een rol speelt is buiten redelijke twijfel. Dat het Darwinisme de leidende rol speelt in de evolutie heeft een vermoeden in haar voordeel. Al met al heeft de evolutietheorie een sterk positieve epistemische status en dient ze dus geaccepteerd te worden.
Ik wil op deze plaats geen uitspraak doen over de epistemische status van de evolutietheorie. Waar ik kanttekeningen bij wil plaatsen is, dat Van den Brink c.s. zeggen dat men onderscheid moet maken tussen de kracht van de theorie enerzijds en de aanvaarding door mensen anderzijds, maar dat ze dat zelf niet doen. In hun beoordeling van de epistemische status van de evolutietheorie bespreken ze niet de feiten of waarnemingen die voor of tegen de evolutietheorie pleiten, maar volgen ze slechts het oordeel van wat in gepopulariseerde literatuur beweerd wordt. Feitelijk houdt men dus de kracht van de overtuiging van de mensen voor de kracht van de theorie.
Zijn de auteurs wel autoriteiten?
Nu is het duidelijk dat de auteurs, die geen graad in de biologie hebben, geen primaire vakliteratuur over de evolutietheorie kunnen beoordelen. Men kan zich dan afvragen of een theoloog of een filosoof een uitspraak kan doen over de epistemische status van een biologische theorie, zoals de evolutietheorie zich aandient. 2 Zou dat niet door een bioloog moeten worden gedaan. Overschrijdt men hier niet schromelijk de grenzen van eigen kennis en kunde? Anderzijds moet het natuurlijk mogelijk zijn om uitspraken te doen op een vakgebied die de eigen discipline niet is. Dat komt een vruchtbare discussie ten goede. Daarom denk ik dat het mogelijk is om enigszins betrouwbare uitspraken buiten het eigen vakgebied te doen mits er waarborgen worden ingebouwd om te voorkomen dat men stellig onware uitspraken gaat doen.
Ten eerste is het belangrijk om de status van een theorie af te wegen ten opzichte van totale werkelijkheid waar we als mens kennis van hebben; het totale referentiekader. Ten tweede is het belangrijk om, als men zelf niet deskundig is de methode toe te passen die in de rechtspraak geldt; hoor en wederhoor. Maar zelfs dan is het risico aanwezig dat men eerder overtuigd raakt door retoriek dan door de kracht van de bewijslast. Vooral als men zelf een belang heeft bij een bepaald antwoord. Dan is het niet makkelijk, een rechtvaardige rechter te zijn. Wie meent te staan zie toe dat hij niet valle.
Erik van Engelen
Voetnoten
- Brink, Gijsbert van den, Jeroen de Ridder, and René van Woudenberg. “The epistemic status of evolutionary theory.” Theology and Science 15.4 (2017): 454-472.
- De auteurs wilden eerder, als niet-biologen, geen eens kennis nemen van het boek “Genetic Entropy” van John Sanford dat hen door Logos Instituut was toegestuurd.