Hoe pasten alle dieren in de ark? Veel sceptici stellen dat de Bijbel het fout heeft, want zij beweren dat het onmogelijk is dat de ark alle verschillende diersoorten heeft meegenomen. Dit heeft bij sommige christenen geleid tot het ontkennen van de zondvloed zoals beschreven in Genesis. Anderen geloven dat het slechts een plaatselijke overstroming betrof, waarbij een relatief klein aantal dieren betrokken was. In de meeste gevallen hebben deze twijfelaars de zaak niet goed overdacht. 1
Was de ark groot genoeg om alle benodigde diersoorten te herbergen?
De afmetingen van de ark waren 330 x 50 x 30 el (Gen. 6:15); dat is ongeveer 137 x 23 x 13,7 meter, dus het volume was 43.200 m3. Om een beeld te schetsen: dit komt overeen met het volume van 522 treinwagons voor veevervoer, waarbij iedere wagon 240 schapen kan vervoeren. Wanneer de dieren gehuisvest waren in kooien met gemiddelde afmetingen van 50 x 50 x 30 centimeter, oftewel 75.000 cm3, dan zouden de 16.000 dieren slechts 1200 m3 in beslag nemen; ofwel 14,4 treinwagons. Zelfs al hadden er één miljoen insectensoorten aan boord moeten gaan, dan was dit geen probleem geweest, want zij hebben maar weinig ruimte nodig. Als ieder paar in een kooi met zijden van 10cm, ofwel 1000 cm3, werd gestopt, zouden alle insectensoorten slechts een totaalvolume in beslag nemen van 1000 m3; ofwel nog eens twaalf wagons. Dit laat nog steeds ruimte over voor vijf treinen met ieder 99 wagons voor voedsel, voor Noachs gezin, voor ‘uitloopruimte’ voor de dieren en voor lucht. Insecten zijn echter niet inbegrepen in de betekenis van behemah of remes, dus wellicht hoefde Noach ze niet in de ark mee te nemen. Het op deze wijze rangschikken van het totaalvolume is redelijk, aangezien het laat zien dat er meer dan genoeg ruimte op de ark beschikbaar was en er bovendien nog ruimte overbleef voor voedsel, beweging, enzovoorts. Het moet ook mogelijk zijn geweest om de kooien te stapelen, met voedsel erbovenop of vlakbij (om het transport van voedsel te minimaliseren). Zodoende kon de ruimte in de ark effectiever benut worden, waarbij er nog steeds voldoende ruimte bleef voor luchtcirculatie. We moeten bedenken dat er sprake was van een noodsituatie: luxe onderkomens waren niet noodzakelijk. Er was voldoende bewegingsruimte, maar sceptici hebben de behoefte van dieren aan beweging vaak overdreven. Zelfs als er geen kooien opgestapeld waren om vloeroppervlak te besparen, zou dit nog geen probleem zijn. Woodmorappe toont met gestandaardiseerde aanbevelingen betreffende vloeroppervlak voor dieren aan dat zij met elkaar minder dan de helft van het beschikbare vloeroppervlak van de drie dekken in de ark nodig hadden. Een dergelijke indeling maakte maximale opslagmogelijkheden mogelijk voor voedsel en water, boven op de kooien en dicht bij de dieren.
Voedselvoorziening
Aan boord van de ark is waarschijnlijk ook samengeperst en gedroogd voedsel geweest, alsook veel geconcentreerd voedsel. Misschien voedde Noach het vee hoofdzakelijk met graan, samen met wat hooi voor de vezels. Woodmorappe heeft berekend dat het totaalvolume voor voedselopslag slechts 15% van het totaalvolume van de ark zou uitmaken. Drinkwater zou minder dan 10% van het totaalvolume bedragen. Dit volume kon teruggebracht worden als er ook regenwater werd verzameld dat door buizen de troggen in stroomde.
Sanitaire eisen
Hoe kon Noachs gezin elke dag de uitwerpselen van duizenden dieren verwerken? De hoeveelheid werk kon op vele manieren geminimaliseerd worden. Mogelijk waren er aflopende vloeren of kooien met spleten in de vloer, zodat de mest daardoor kon vallen en wegspoelen; er was immers genoeg water voorhanden! Een andere verwerkingsmogelijkheid is vermicompost: composteren met behulp van wormen. De aardwormen konden dan ook als voedsel voor de dieren gebruikt worden. Een heel diepe onderlaag kan soms tot een jaar ongemoeid gelaten worden zonder dat ze ververst hoeft te worden. Absorberend materiaal, zoals zaagsel, houtkrullen en met name turfmolm, zou het vochtgehalte omlaag kunnen brengen en daarmee ook de stank verminderen.

Aflopende vloeren onder de kooien met een lattenbodem maken de hokken op een eenvoudige manier zelfreinigend (naar Woodmorappe, gebruikt met toestemming).
Winterslaap
De ruimte, het voedsel en de sanitaire voorzieningen waren toereikend, ook wanneer de dieren hun normale slaapcyclus hadden. Winterslaap is een mogelijkheid die deze behoeften nog verder zou kunnen verminderen. Het is waar dat de Bijbel dit niet specifiek noemt, maar de mogelijkheid wordt daarmee ook niet uitgesloten. Sommige creationisten menen dat God bij dieren in de ark het winterslaapinstinct heeft geschapen of versterkt, maar we moeten hier hoe dan ook niet dogmatisch over doen.
Sommige sceptici betogen dat het aan boord nemen van voedsel een winterslaap uitsluit, maar dat is niet waar. Hibernerende dieren slapen, in tegenstelling tot wat populaire beschrijvingen beweren, niet de gehele winter, en dus hebben ze toch af en toe nog voedsel nodig.
Conclusie
We hebben laten zien dat de Bijbel betrouwbaar is bij toetsbare zaken, zoals de ark van Noach. Veel christenen geloven dat de Bijbel alleen betrouwbaar is rond geloofszaken en de moraal, niet wat betreft wetenschappelijke zaken. We moeten echter goed onthouden wat Jezus zei tegen Nicodémus (Joh. 3:12): ‘Indien Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen?’ Ofwel: als de Bijbel fout zou zijn bij toetsbare zaken zoals geografie, geschiedenis en wetenschap, hoe zouden we de Schrift dan wel vertrouwen bij zaken als ‘het karakter van God’ en ‘leven na de dood’, die immers niet empirisch onderzocht kunnen worden? Vandaar dat christenen, als sceptici beweren dat de Bijbel bekende ‘wetenschappelijke feiten’ tegenspreekt, altijd bereid moeten zijn ‘tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is’ (1 Petr. 3:15). Hoewel niet-christenen kunnen zien dat de Bijbel in toetsbare zaken betrouwbaar blijkt te zijn, negeren zij op eigen risico de bijbelse waarschuwingen over het komende oordeel.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek: Batten, D., & Mediagroep In Genesis. (2009). Hoe bestaat het! 60 vragen over schepping, evolutie en de Bijbel (3de editie). De Banier.
Het betreft hoofdstuk 13, subhoofdstuk ‘Was de ark groot genoeg om alle benodigde
diersoorten te herbergen?’, pagina 222-225.
Dit boek is tevens te koop in onze webshop: https://webshop.logos.nl/winkel/doelgroep/bovenbouw-middelbare-school/hoe-bestaat-het/
Tags: Hoe pasten alle dieren in de ark? Hoe pasten alle dieren in de ark?
Voetnoten
- Een van de creationistische klassiekers, The Genesis Flood (J.C. Whitcomb, H.M. Morris, The Genesis Flood, Phillipsburg, 1961) uit 1961, bevat daarentegen een gedetailleerde analyse. Een completere en herziene technische studie over deze en andere vragen vinden we in het boek Noah’s Ark: a Feasibility Study van John Woodmorappe. (J. Woodmorappe, Noah’s Ark: A Feasibility Study, El Cajon, 1997). Woodmorappe heeft zeven jaar besteed aan deze wetenschappelijke methode om antwoorden te geven op bijna ieder denkbaar ‘anti-ark-argument’ of op vermeende moeilijkheden in de bijbelse beschrijving. Daarnaast behandelt Woodmorappe ook andere relevante vragen. Er is nog nooit eerder een zo krachtige ‘rehabilitatie’ van het Genesis-verslag over de ark verschenen.Dit hoofdstuk is gebaseerd op deze boeken, en daarnaast worden nog enkele eigen berekeningen gemaakt.