Net zoals bij het oog is het moeilijk voor te stellen dat het oor vanzelf, door evolutie, kan zijn ontstaan. Er zijn te veel onderdelen die moeten samenwerken om te kunnen geloven in toeval. De vorm van de oorschelp is voor ieder mens vrij uniek. De politie kan de afdruk op een raam van de oorschelp van een inbreker dan ook gebruiken voor identificatie.
Door de speciale vorm worden de geluidsgolven naar de gehoorgang geleid en hier zien we meteen al de eerste bijzondere eigenschap van het oor. De eigenresonatie van de gehoorgang ligt bij 4000 Hertz (trillingen per seconde). En dat is nu juist die frequentie, waarbij de meeste menselijke en dierlijke geluiden hun maximum hebben. Nog een bijzonderheid: de samenstelling van de lucht is precies goed voor de voortplanting van het geluid: als het geluid veel sneller zou gaan dan 330 meter per seconde, dan zou de richting van het geluid moeilijker te bepalen zijn. Het eerste dat door het geluid in trilling wordt gebracht is het trommelvlies, met als belangrijke functie het beschermen van het binnenoor tegen oorwurmen, andere kleine voorwerpen en water. Aan het trommelvlies zit een spiertje om het te behoeden voor al te grote uitslagen door harde geluiden. Dan komen de drie kleinste botjes van het lichaam: hamer, aambeeld en stijgbeugel. Aan de stijgbeugel zit ook weer een spiertje als bescherming tegen te grote trillingen. Ze zijn een paar millimeter groot en vernoemd naar hun vorm. Via die drie botjes komen de geluidstrillingen in het slakkenhuis, een spiraal met ongeveer 20.000 trilhaartjes. Elk haartje reageert op een bepaalde trilling, ongeveer 20 tot 20.000 Hertz en geeft dat door aan de geluidszenuw, die op die trilling is afgestemd. In het brein worden die zenuwpulsjes verwerkt tot een geluidswaarneming, compleet met richtinginformatie.
Hoe komt het nu, dat we duidelijk verschil horen tussen de a, e, i, o, u en y als ze toch op dezelfde toonhoogte worden uitgesproken? En waarom klinkt een viool anders dan een trompet? Dit viel Paulus al op in 1 Korintiërs 14: 7,8: ‘Het is als met een instrument, bijvoorbeeld een fluit of citer. Als er geen verschil tussen de tonen is, hoe kan men dan horen welke melodie er wordt gespeeld? En als een trompet een onduidelijk signaal geeft, wie maakt zich dan gereed voor de strijd?’ Dat komt door de zogenaamde boventonen. Elk geluid, behalve een zuivere fluittoon, heeft boventonen, tonen die een veelvoud zijn van de basistoon. En het belangrijkste onderscheid tussen de klanksoorten komt door een verschil in volume van de boventonen. Dus als het oor een trompettoon van 500 trillingen per seconde waarneemt, horen we ook trillingen van 1000, 1500, 2000, 2500 Hertz, maar in een andere sterkteverhouding dan bij een viool.
Het gehoor is ook bedoeld om de stem van God te horen, zoals we bidden in Opwekking 334: ‘Spreek Heer uw woord’ en ook: ‘Uw stem wil ik horen.’
Dit is de laatste aflevering van deze serie. Maar we hebben nog een eeuwigheid om ons te verwonderen over de grote daden van God. Die er zelfs aan heeft gedacht om aan de stijgbeugel een beschermend spiertje te maken.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Opbouw. De volledige bronvermelding luidt: Valkenburg, K., 2008, Wonder boven wonder (27, slot) Kijken en zien, Opbouw 52 (5): (…) (Artikel).