Is de aarde in zes dagen geschapen? Dat is een goede vraag! In dit artikel geeft Prof. dr. Mart-Jan Paul daar een antwoord op. Hij is docent aan de Christelijke Hogeschool Ede en hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven.

“Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid.” (Genesis 1:31-2:1)

schepping_planeet_aarde.pixabay

Kunnen de dagen van de schepping ook tijdperken aanduiden? Of is de vertelling in Genesis 1 aangepast aan de Israëlitische week van zeven dagen? Dit lijkt een klein verschil, maar in de discussies hierover zijn achterliggende vragen in het geding. Gaat het hier over een primitieve weergave van het begin van de wereld? Is deze beschrijving op de een of andere manier in overeenstemming te brengen met wetenschappelijke bevindingen?

In de loop van de geschiedenis, vooral in de laatste anderhalve eeuw, zijn allerlei antwoorden gegeven op deze vragen. Het meest bekend is de klassieke opvatting, in jodendom en christendom, dat de aarde in zes gewone dagen geschapen is. Als je de geslachtsregisters in het Oude Testament optelt, kom je tot zo de conclusie dat de aarde ongeveer 6.000 jaar oud is. Deze visie is vooral de laatste anderhalve eeuw onder vuur komen te liggen vanwege de ontwikkeling van de evolutietheorie, en omdat gangbare dateringsmethoden een oudere aarde aangeven.

Er zijn ook christenen die menen dat Genesis 1:1 wijst op gebeurtenissen die miljoenen of miljarden jaren terug gaan. Vers 2 of 3 zou volgens hen daarentegen als strikt historisch moeten worden opgevat; hier gaat het over gebeurtenissen van 6.000 tot 10.000 jaar geleden. In deze visie is de kosmos al heel oud, maar kan de tijdsaanduiding van ‘dagen’ wel min of meer letterlijk genomen worden. Deze theorie biedt enige ruimte voor de veronderstelde hoge ouderdom van het heelal, maar verklaart niet dat de zon, maan en sterren pas op de vierde dag geschapen zijn. Ze biedt ook geen goede verklaring voor de ouderdom van bepaalde fossielen.

zon_avond_zee.pixabay

Een ander model, de dag-tijdperktheorie, beschouwt de dagen als aanduidingen van tijdperken. Dit gebeurt ook in apocalyptische teksten: dagen zijn soms symbolen voor jaren. Ook geldt dat één dag voor de Heer als duizend jaar is (2 Petr. 3:8). Je kunt daar tegenin brengen dat Gods tijdsbegrip (‘als’), niet voor onze chronologie geldt. Een scheppingsperiode van 6.000 jaar is trouwens nog steeds veel te weinig voor de realisatie van evolutie. Het is hier van belang het verschil in literatuursoort in acht te nemen: in historische teksten is een dag altijd gewoon een dag. De uitdrukking “het werd avond en het werd morgen” wijst op de telling van normale dagen. In Exodus 20:8-11 en 31:12-17 dient de scheppingsweek voor de Israëlieten als onderbouwing voor het houden van de sabbat, vandaar dat gesproken wordt van dagen. Bovendien corresponderen de opeenvolgende dagen matig met de geologische tijdvakken. Zo verschenen volgens het gangbare evolutiemodel de hogere planten niet voor het laagste dierlijke leven, en was er geen tijdperk waarin de hemellichamen verschenen.

Volgens de zogenaamde kadertheorie heeft de auteur van Genesis de schepping in een literair kader geplaatst. Er zijn acht scheppingsdaden van God en de auteur heeft ze verdeeld over zes dagen, waaraan de zevende dag als rustdag is toegevoegd. Ook zijn er opvallende parallellen tussen de eerste en de vierde (het licht), de tweede en de vijfde (water en lucht, vissen en vogels), de derde en de zesde dag (land en zee, mensen en dieren). Verder ligt in de eerste drie dagen de nadruk op scheiding en verzameling, en in de laatste drie dagen op maken en vullen. Dit suggereert een bewuste literaire compositie is; in dat geval zou het niet letterlijk historisch gelezen moeten worden. Ook zijn er verschillen in chronologie tussen Genesis 1 en 2, die een strikt letterlijk verstaan in de weg staan.

Deze benadering is in toenemende mate populair in christelijk Nederland en wordt vaak gecombineerd met de overtuiging dat God de wereld geschapen heeft middels een proces van evolutie. In dat geval ziet men Genesis 1 meestal als een polemiek met heidense scheppingsverhalen. Deze opvatting heeft aantrekkelijke kanten, maar komt reductionistisch over doordat de leeswijze zich beperkt tot het feit dat God de wereld geschapen heeft, en niets zegt over de volgorde waarin. Bovendien lijkt deze opvatting ook in strijd te zijn met de onderbouwing van het sabbatsgebod: daar is de scheppingsweek verondersteld. Ook gezien de opbouw van het boek Genesis is deze theorie moeilijk te verdedigen. Elke merkbare polemiek ten opzichte van andere voorstellingen ontbreekt. Het hoofdstuk wordt eerder grondleggend beschouwd voor de verdere geschiedenis van de mensheid, ook voor het ontstaan van de twaalf stammen van Israël en de wetgeving in Exodus (Ex. 20:11; 31:17). De parallellie tussen de scheppingsdagen is ook inhoudelijk voor te stellen: eerst ontstaat de leefwereld, dan de schepselen die hierop leven.

bergen_meer.pixabay

Welke visie we kiezen hangt samen met het antwoord op de vraag of God de beschrijving van Genesis 1 aan de eerste mensen bekend heeft gemaakt, en of deze kennis aan volgende geslachten doorgegeven is. In dat geval is een oude traditie in Genesis opgenomen. Of heeft een Israëlitische auteur met goede bedoelingen een poëtische, vrije vormgeving gekozen om aan te geven dat de God van Israël alles geschapen heeft? Verder zijn er allerlei vragen in het geding over het ontstaan van het lijden en de dood in de schepping (zie Gen. 3). En natuurlijk zijn er problemen in de verhouding van de tekst met de huidige natuurwetenschappelijke en biologische theorieën. De huidige lezer komt met veel eigentijdse vragen tot een oude tekst. Dat mag, maar dan is het is wel van belang om die tekst eerst zelf te laten spreken in zijn historische en literaire context.

In het Nieuwe Testament staat de volgende samenvatting: ‘Door het geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare’ (Heb. 11:3). Deze schepping is het voorspel van de geschiedenis van God met de mens. De scheppende God regeert en leidt die geschiedenis, ondanks alle zonden en dwaalwegen van de mens. Het boek Genesis loopt uit op het ontstaan van het volk Israël. De eerste hoofdstukken maken direct al duidelijk dat de God van Israël niet een lokale stammengod is, maar de Schepper van hemel en aarde. Genesis 1 is daarmee fundamenteel voor het verstaan van de wereld en voor onze eigen positie daarin.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van Christelijk Informatie Platform. Het originele artikel is hier te vinden. Het artikel werd eerder gepubliceerd in Ongemakkelijke teksten van het Oude Testament. Bronvermelding: Hetty Lalleman (red.), Ongemakkelijke teksten van het Oude Testament. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn Motief, 2014. Pagina’s 13-16.