Een bezoek aan de zuidwestelijke Jurakust is echt een aanrader voor iedereen die eens op vakantie wil in Engeland. Het landschap is simpelweg adembenemend en met wat inspanning beklim je een fossiele klif. Mocht je erheen gaan, houd je ogen er dan goed open, want de omgeving ligt vol sporen die wijzen naar de zondvloed.

De Jurakust van Engeland wordt jaarlijks door miljoenen mensen bezocht. Velen maken er de zogenaamde ‘185 miljoen jaar wandeling door de tijd’. Maar een oplettende toerist ziet in deze rotsen en fossielen al snel aanwijzingen van een snelle begraving van dieren en planten, en ook van kort achter elkaar afgezette sedimentlagen. Daarvoor is de zondvloed een veel betere verklaring dan de verklaring die evolutionisten aandragen. Kijk maar eens mee.
Jurakust
In 2001 hebben de Verenigde Naties de 155 kilometer lange kust van Zuidwest-Engeland uitgeroepen tot geologisch werelderfgoed. Het staat bekend als Jurassic Coast omdat veel van het sedimentgesteente ‘gedateerd’ wordt als behorend tot het Jura-tijdperk. Dat is een geologische periode in het midden van het Mesozoïcum. Het landschap is heel mooi, rijk aan natuur en je kunt er goed recreëren. Het is vooral een schoolvoorbeeld dat seculiere geologen gebruiken om hun ideeën te illustreren. Als je, rijdend langs de Jurakust, van oost naar west gaat kom je langs de plaatsen Swanage, Lulworth Cove, Weymouth, Portland, Bridport, Charmouth, Lyme Regis, Seaton, Sidmouth en Butleigh Salterton. In veel van die plaatsen zijn musea of bezoekerscentra waar de geologie op evolutionistische wijze uiteen wordt gezet. In onder andere Lyme Regis organiseert men regelmatig fossielenbeurzen. De ouderdom van ‘185 miljoen jaar’ baseren seculiere wetenschappers op de geologische kolom. In die kolom worden aardlagen op grond van de aanwezige fossielen ingedeeld. De lagen van de Britse Jurakust lopen 2 tot 3 graden af in oostelijke richting, en dat wil zeggen dat in het algemeen de rotsen in het westen het oudst zijn. Plaatselijk zijn de sedimentaire gesteentes sterk geplooid en hebben ze veel scherpe hoeken, zoals bij Lulworth Cove. Door een breuk in de oostzijde zijn halverwege de kust nog meer Juraformaties zichtbaar. Deze lagen zijn afwezig in het westen, waar ze – naar men denkt – weg zijn geërodeerd.
Vloedaanwijzingen
Doordat seculiere geologen de wereldwijde zondvloed verwerpen, zien ze wat ze willen zien. Dat zijn steeds aanwijzingen voor langzame processen van gesteentevorming, gedurende miljoenen jaren (uniformitarisme). Als je een Bijbelse bril opzet, zie je aanwijzingen voor heel andere processen. De Jurakust wordt dan een schoolvoorbeeld om de gevolgen van de zondvloed te illustreren.
Geen jarenlange erosie
Opvallend aan de sedimentaire gesteentes van de Engelse Jurakust is dat de lagen heel uniform zijn; het is alsof er geen of nauwelijks erosie tijdens die 185 miljoen jaar heeft plaatsgevonden. En dat terwijl binnen een tijdsbestek van één miljoen jaar de erosie enorm moet zijn geweest. Als je uitgaat van de erosiesnelheid die je tegenwoordig om je heen ziet, zouden hele continenten in 10 miljoen jaar tot op zeeniveau moeten zijn afgevlakt. Zelfs bij een lagere erosiesnelheid zou dat toch zeker in 20 miljoen jaar het geval horen te zijn. Bij de Jurakust zou je dan ook veel verschijnselen moeten zien die op erosie wijzen. Bovendien zouden er canyons en valleien aanwezig moeten zijn (zelfs als je uitgaat van een sedimentafzetting in ‘slechts’ één miljoen jaar). Dat de ene laag op de andere is afgezet met nauwelijks enige erosie in en tussen die lagen, pleit tegen een proces dat miljoenen jaren zou hebben geduurd. Daarentegen is het precies wat je verwacht te vinden als je uitgaat van afzettingen tijdens de zondvloed. Niet alleen hier, maar over de hele aarde is weinig erosie in en tussen de lagen van sedimentgesteentes te vinden. Dat wijst dus allemaal op de gebeurtenis van een wereldwijde vloed.
Snel begraven
Veel geologen passen de afzettingsgesteentes van de Britse Jurakust in de geologische kolom op grond van de aanwezige fossielen, met name op basis van fossielen van ammonieten, uitgestorven inktvisachtigen met een spiraalvormige schelp (zie links). Het probleem is echter dat ammonieten geen evolutionaire ontwikkeling laten zien door de sedimentlagen heen. John Woodmorappe, een creationistische geoloog, merkt daarover op dat de indeling van de ammonieten subjectief is; van de verschillen die er tussen gefossiliseerde ammonieten zijn kan niet worden aangetoond dat ze het gevolg zijn van evolutie (van eenvoudig naar complex). Om fossilisatie mogelijk te maken moeten dieren en planten snel zijn begraven, zoals dat tijdens de zondvloed mogelijk was. Dat er steeds snel begraven is wordt ondersteund door de vondsten van gefossiliseerde inktzakken bij belemnieten (een uitgestorven groep inktvissen), gefossiliseerde maaginhouden van allerlei dieren en de mooi bewaarde, tere vleugelstructuren van insecten. Deze gegevens waren al vóór het uitkomen van Darwins Origin of Species bekend bij vooraanstaande geologen als William Buckland en Henry De la Bech. Maar die gegevens werden onder het tapijt geveegd door Charles Lyell en zijn medestanders. Hun oude-aardecompromis (dat geologische processen altijd hetzelfde gaan als nu en dat de structuren daarom erg oud moeten zijn) leidde tot een onsamenhangende, verwarrende uitleg van geologische gegevens. Deze uitleg bleek niet te passen in zowel het catastrofisme (snel) als in het uniformitarisme (traag).
Afgeschraapte vlaktes
Wie vanuit een Bijbels perspectief naar de vorming van de Jurakust kijkt, ziet het volgende plaatje: nadat de sedimenten waren afgezet zijn de continenten uit de zondvloedwateren omhoog gekomen toen de oceaanbassins zich na dag 150 van de zondvloed verdiepten. Het water dat toen van de continenten af stroomde zorgde voor enorme erosie. Eerst erodeerde alleen de hele bovenste laag van Engeland (vlakte-erosie), waardoor een zogenaamde schiervlakte ontstond. Daarna vond er geulerosie plaats. Ook werden bergen en plateaus zichtbaar. Zo werd het tot een licht glooiend terrein gemaakt. Deze nu droge valleien, gevormd in poreuze kalk, zijn een mysterie voor geologen die uitgaan van het uniformitarisme. Het naar de zee stromende, eroderende water vormde ook een grindafdekking, bestaande uit klei, gemixt met water, en vuurstenen. Deze vuurstenen zijn door erosie losgetrokken van een kalklaag die grote brokken vuursteen (vuursteenknollen) bevatte. Belangrijk is te beseffen dat vlakke gebieden als de Engelse schiervlakte tegenwoordig niet meer ontstaan. Het gebeurt alleen nog op heel beperkte schaal, als een rivier tijdens een overstroming zijn oever wegveegt. Afgevlakte gebieden, die je over de hele aarde aantreft, zijn dan ook duidelijke aanwijzingen voor het afstromen van het zondvloedwater.
Stroomgaten
Toen het vloedwater zich terugtrok, van het continent af liep en het land zichtbaar werd – ontstonden er geulen die vaak dwars door barrières als bergkammen, plateaus en berggebieden heen gingen. Dit proces creëerde duizenden stroomgaten (water gaps) die overal op aarde zijn te vinden. Zo ook bij de Jurakust van Engeland. Een mooi voorbeeld daarvan is een stroomgat tussen Studland en Lulworth Cove, dat dwars door de opgeheven, scheve kalkrichel heen gaat bij Corfe Castle, op het (schier)eiland Purbeck. Zulke stroomgaten ontstaan tegenwoordig niet meer; alleen op heel kleine schaal. Wie door de seculiere uitleg van de Britse Jurakust heen kijkt maakt dus geen wandeling door 185 miljoen jaar van evolutie. Integendeel. Samen met veel andere locaties wereldwijd kun je de Jurakust veel beter uitleggen vanuit de catastrofale benadering van de Bijbel.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Oard, M.J., 2017, Jurassic Coast: een wandeling door de tijd. Om de gevolgen van de zondvloed te zien moet je naar Zuidwest-Engeland gaan, Weet 43: 20-23.