Dit is het tweede deel van mijn recensie van bovengenoemd boek. (Lees hier deel 1 terug.) Hierin komt het derde hoofdstuk aan bod. In dit hoofdstuk richt Geertsema zich op de plaats van de mens in de schepping. Hierbij brengt hij nog even in herinnering, dat hij uitgaat van de overtuiging, dat Genesis 1 en 2 niet historisch gelezen moeten worden, en is het de Bijbel die door deze zelf benoemde ‘orthodoxe protestant’ aangepast wordt in de relatie tot ‘de’ wetenschap, niet andersom, en tracht hij de lezer dus wijs te maken, niet alleen dat Gods Woord ondergeschikt is aan de feilbare resultaten van menselijke wetenschappelijke activiteit, maar ook, dat ‘de’ wetenschap een monolithisch blok zou zijn:
‘In het vorige hoofdstuk zijn we uitgegaan van de overtuiging dat het in de Bijbel niet in de eerste plaats gaat om informatie over hoe het precies is gegaan bij het ontstaan van de mens en de wereld (…) Ook nu (…) zal moeten blijken of (…) ook hier de Bijbel in principe ruimte geeft voor de opvattingen van de wetenschap’;
‘Eigenlijk is de vraag: wat willen de eerste hoofdstukken van Genesis ons in dit verband vertellen? Gaat het hierbij om een precieze beschrijving waardoor en een conflict ontstaat met de wetenschap? Of moeten we ook in dit opzicht Genesis anders lezen?.
Het vervolg van deze kritische analyse is hieronder te lezen: