Lammersverhaal voor tieners.
Is Jezus echt opgestaan?
Bob en Erik stampen de kamer in.
‘Wow’, zegt Bob. ‘Catechisatie was echt heftig vandaag, jongen.’
‘Nou’, beaamt Erik. ‘Dat kun je wel zeggen.’
Vader en moeder Lammers kijken verbaasd op. De professor legt de krant neer.
Moeder loopt net met de theepot in handen.
‘Wat is er gebeurd dan?’ wil ze weten. Jessica legt haar boek aan de kant.
‘Nou’, zegt Bob, ‘de les was bijna afgelopen. En de dominee zei dat we blij mochten zijn dat Jezus echt is opgestaan. Toen mompelde Ronald “daar geloof ik helemaal niks van.” ’
‘Maar hij zei het wel zo hard dat dominee het kon horen’, zegt Erik. ‘Want die zei meteen, “Wat zei je Ronald?” Ronald sloeg toen zijn armen over elkaar en zei: “Ik geloof niet dat Jezus echt is opgestaan.”’
‘Toen werd de dominee boos zeker?’ vraagt Jessica.
‘Nee, helemaal niet’, zegt Bob. ‘Hij vroeg alleen: Waarom denk je dat Ronald?’
‘En wat zei Ronald toen?’ vraagt Jessica nieuwsgierig.
‘Hij zei: dood is dood. Weer levend worden dat kan gewoon niet. In de Bijbel staat dat de priesters een leugen verspreidden, dat discipelen hem uit het graf hadden gehaald. Ik denk dat dat helemaal geen leugen was. Waarschijnlijk hebben de discipelen hem eruit gehaald. Of misschien was Jezus wel niet echt dood. Of misschien had hij een tweelingbroer. Hoe dan ook, opstaan uit de dood dat kan niet.’
‘Hoe reageerde de groep daarop?’ wil hun vader de professor weten.
‘Het werd heel stil’, zegt Erik. ‘Iedereen was helemaal flabbergasted. Maar ik vond dat de dominee dat goed oploste. Hij zei: jongens het is nu tijd. De volgende keer gaan we het in de les alleen maar hierover hebben. Ik wil graag dat jullie er allemaal deze week in jullie gezinnen over gaan praten. Zoek uit of er argumenten te vinden zijn dat Jezus echt is opgestaan of moeten we dat maar gewoon geloven?’
‘Ha’, zegt Erik. ‘Sommigen wilden meteen in discussie gaan. Maar dat wimpelde de dominee af. Volgende week jongelui. En zorg maar dat je erover nagedacht hebt en thuis over gepraat hebt.’
‘Nou’, zegt ma. ‘Zullen we dat dan maar meteen doen? Ga zitten, eerst schenk ik de thee in.’
Pa leunt achterover in zijn stoel. ‘Dat komt mooi uit’, zegt hij. ‘Mama en ik zijn laatst naar een conferentie geweest en daar hadden we een spreker over dit onderwerp. Hoe heette die man ook al weer?’
‘Ruben Jorritsma’, zegt ma meteen. ‘Je kunt hem zo op Youtube opzoeken. Doe dat maar eens van de week.’
‘Ho, ho’, zegt pa. ‘Ik laat die Ruben niet alle gras voor mijn voeten wegmaaien. Ik vind het ook leuk om er zelf met jullie over te praten.’
Ma heeft de thee ingeschonken. ‘Wie begint? Jij of ik?’ vraagt de professor.
‘Doe jij maar’, lacht moeder. ‘Als je onzin begint te verkopen grijp ik wel in.’
‘Laten we bij het begin beginnen’, stelt pa voor. ‘Laten we eerst een paar vragen oplossen. Heeft Jezus echt bestaan? Is Jezus echt gekruisigd? Is hij begraven in het graf van Jozef van Arimathea? En was het graf echt leeg?’
‘Nou daar kun je allemaal ja op zeggen’, vindt Bob.
‘Hoe weet je dat dan?’ vraagt zijn vader.
‘Nou, dat staat in de Bijbel.’
‘Ho’, zegt Jessica. ‘Kun je wel de Bijbel gebruiken om te bewijzen dat wat in de Bijbel staat waar is?’ Allemaal kijken ze naar pa. Die glimlacht.
‘Je kunt de Bijbel wel degelijk gebruiken. De vier evangeliën, Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, zijn vier geschriften die onafhankelijk van elkaar zijn geschreven. Mattheus was een discipel van Jezus. Die heeft er met zijn neus bovenop gestaan. Hij was getuige, dan mag je toch wel aannemen dat het waar is wat hij opschrijft. Marcus was een leerling van Petrus. Hij heeft dus eigenlijk het verhaal van Petrus opgeschreven. Ook een discipel. Lucas was een Romeinse arts die met Paulus optrok. Hij heeft ook het Bijbelboek Handelingen geschreven. En Johannes was ook een discipel. Hij heeft net als Petrus en Mattheus drie jaar lang met Hem rondgetrokken. En ze zeggen allemaal onafhankelijk van elkaar: vanzelfsprekend heeft Jezus bestaan. Hij is echt gekruisigd, hij heeft in het graf van Jozef van Arimathea gelegen. En drie dagen later was dat graf leeg. Pas later zijn die boeken bij elkaar in de Bijbel gezet.’
‘Mwaah’, zegt Jessica. ‘Maar dit zijn wel allemaal volgelingen van hem. Zijn er geen andere bronnen?’ Pa is even stil.
‘Jezus komt niet alleen in de Bijbel voor’, zegt moeder. ‘Één Romeinse schrijver en één Joodse schrijver die in dezelfde tijd leefden hebben ook over hem geschreven. Flavius Josephus en Tacitus. Die schrijven hetzelfde en dat waren beslist geen volgelingen van Hem.’

Flavius Jospephus

Beeld van Tacitus
‘Maar stel je nou eens voor dat de discipelen dat hele verhaal van de kruisiging en opstanding toch zelf verzonnen hadden’, zegt pa. ‘Verzin je dan een heldenverhaal waarin je grote held gekruisigd wordt? Kruisigen was ontzettend vernederend. Dan verzin je dat je hem in het graf van Jozef van Arimathea gelegd hebt, een lid van het Sanhedrin die hem net ter dood heeft veroordeeld. En dan zou het ook raar zijn dat de vrouwen er het eerst achter kwamen dat Hij was opgestaan. Vrouwen telden niet mee in die tijd.’
‘Hm’, zegt Bob. ‘Het lijkt mij ook raar dat de discipelen zijn lichaam uit het graf hebben gehaald. Toen Jezus gevangen werd genomen vluchtten zijn discipelen alle kanten op en het graf werd ook nog eens bewaakt door Romeinse soldaten.’
‘Daar ben ik het wel mee eens’, zegt Jessica. ‘Maar Ronald zei ook iets over een tweelingbroer? Dat lijkt me echt onzin. Als je broer net ter dood is gebracht. Dan ga je toch niet doen of jij hem bent. Als ze je pakken word je ook gekruisigd.’
Ze denkt even na. ‘En dat andere, dat hij misschien niet echt dood was. Hoe zit dat dan?’
Nou, daar weet Bob wel antwoord op. ‘Ha stel je voor. Je bent eerst ontzettend gegeseld, daarna wordt je ook nog een keer gekruisigd. En dan halen ze je van het kruis af en leggen je in doeken gewikkeld in een graf. Maar je bent niet echt dood. Dus na een tijdje kom je weer bij. Je hebt dikke spijkers door je polsen en je voeten gehad. Met die zwaargewonde handen haal je die doeken van je af. Je rolt de steen voor het graf weg. Je jaagt die Romeinse soldaten weg en dan loop je op die kapotte voeten naar de discipelen, en laat je glorieus je wonden zien? Nou, dat dacht ik niet.’
‘Die Romeinen wisten echt wel wanneer iemand dood was’, zegt pa. ‘En vergeet niet dat ze hem in de zij gestoken hebben en dat er bloed en water uit kwam. Dan ben je echt wel dood.’
‘Oke’, zegt Erik. ‘Dus Jezus heeft echt bestaan. Hij is echt gekruisigd. Hij is niet bij zijn eigen familie begraven, maar in het graf van Jozef van Arimathea. En het graf was echt leeg. Is dat nou het bewijs dat Jezus is opgestaan?’
‘Nee, dat lijkt me niet’, zegt de professor. ‘Het wordt aannemelijk doordat heel veel mensen Hem hebben gezien in de tijd tussen de opstanding en de hemelvaart. Maria, de discipelen, de Emmaüsgangers en nog veel meer. Dat staat ergens in Paulus’ brief aan Korinthe.’ Hij staat op en pakt een bijbel uit de kast. Daar bladert hij een poosje in.’
‘1 Korinthe 15’, zegt ma. Pa kijkt over de rand van de Bijbel. Hij slaat nog een paar bladzijden om. ‘Tjonge, je hebt gelijk. Vers 5, 6 en 7. Hij verscheen eerst aan Kefas, dat is Petrus. Toen aan de twaalven, dat zijn de discipelen. Toen aan meer dan 500 man tegelijk en ook nog aan Jacobus Zijn broer en aan Paulus zelf.’
‘Dat vind ik nog geen bewijs’, vindt Bob. ‘Misschien wilde deze discipelen wel zo graag in een opstanding geloven dat ze allemaal hebben gehallucineerd over de opstanding van Jezus.’
‘Ha’, schampert Erik. ‘Honderden mensen tegelijk die allemaal op verschillende momenten dezelfde hallucinatie hadden? Dat kan nooit.’
‘Precies’, zegt pa. ‘En je moet er ook rekening mee houden dat die mensen er helemaal niet op rekenden dat Jezus op zou staan. Toen Maria aan de discipelen vertelde dat ze Jezus gezien had werd ze voor gek versleten. De Emmaüsgangers hielden er zo weinig rekening mee dat ze anderhalf uur met Hem opliepen, terwijl hij hun de Bijbel uitlegde en pas toen hij bij hen thuis het brood brak kregen ze iets in de gaten. Misschien is dat nog wel het beste bewijs tussen aanhalingstekens. Hoe kunnen zoveel verschillende mensen op zoveel verschillende plekken echt tot geloof komen als ze hem niet echt gezien hebben. Zelfs een Paulus die eerst de volgelingen van Jezus fel vervolgde. Die verzint het toch niet dat hij Jezus in een verblindend licht heeft gezien en gaat Hem de rest van zijn leven dienen terwijl hem dat alleen maar stokslagen, geselingen en moeite oplevert.’
Bob knipt met zijn vingers. ‘Dat zoveel mensen in de eerste eeuwen christen werden vind ik een grote aanwijzing dat Jezus echt is opgestaan. Want de eerste eeuwen was het ontzettend moeilijk om christen te zijn. Ze werden belachelijk gemaakt, vervolgd, soms gedood, en velen moesten van huis vluchten vluchtten. Zouden ze dat doen als ze wisten dat Jezus niet was opgestaan of zijn discipelen hadden gelogen?
‘Mmm’, zegt Erik. ‘Dat vind ik te gemakkelijk. Moslimterroristen blazen soms zichzelf op. Dat zij hun leven geven voor hun geloof, betekent toch ook niet dat de Islam waar is?’
‘Daar heb je helemaal gelijk in’, geeft de professor toe. ‘Maar er is wel een verschil tussen terroristen en de discipelen. Die terroristen halen hun overtuiging uit de Koran die rond het jaar 600 is geschreven. Ze zijn er zelf niet bij geweest. De discipelen wel. Zijn werden volgelingen van Jezus, ze kenden Hem persoonlijk, en van een aantal weten we dat ze een afschuwelijke dood zijn gestorven. bijna allemaal zijn ze een afschuwelijke dood gestorven . Er is historisch bewijsmateriaal dat Petrus, Paulus, Jakobus (de broer van Jezus) en Jakobus (de discipel van Jezus, broer van Johannes) de martelaarsdood zijn gestorven. Dat zegt wel wat.’
‘Dat Jezus echt is opgestaan is het meest aannemelijk’, zegt moeder. ‘Maar dat is een wonder. En dus moet je bereid zijn te geloven dat God bestaat en dat Hij wonderen kan doen. Uiteindelijk is het dus een kwestie van geloof.’
De professor steekt zijn duim op. ‘Mooi samengevat.’
Bob laat een diepe zucht horen. Allemaal kijken ze hem aan. ‘Wat heb jij nou?’ vraagt Erik.
‘Duizelt het je?’ vraagt pa grinnikend.
Bob schudt zijn hoofd. ‘Ik ben alleen bang dat ik dit bij de volgende catechisatieles allemaal alweer vergeten ben.’
Erik mept hem op de schouder. ‘Ik ben er ook bij, he’, zegt hij plagend.
Meer lezen of kijken?
Waarom zou ik in de opstanding van Jezus moeten geloven?
Afspeellijst Youtubekanaal ‘Opstanding’