De meeste basissoorten van de dieren- en plantenwereld vindt men terug in de fossielen. Die soorten, die men in diepere gesteentelagen vindt en in de daaropvolgende lagen geheel ontbreken, terwijl zij in de hogere lagen gedeeltelijk weer verschijnen, en die tegenwoordig nog leven, noemt men levende fossielen. Het bestaan van levende fossielen doet twijfel rijzen over de betrouwbaarheid van de gangbare interpretatie van het fossielenverslag. Zijn inderdaad verschillende ouderdomswaarden toe te schrijven aan de afzonderlijke geologische lagen, waarin levende fossielen voorkomen? De talrijke vondsten van levende fossielen roepen twijfels op aan deze uitleg.

Toen in de afgelopen eeuw steeds meer levende fossielen werden ontdekt, zochten aanhangers van de evolutietheorie naar mogelijkheden om dit te verklaren. Daarbij kwam men tot de conclusie, dat deze talrijke levende fossielen een zekere tijd in “geologisch niet overgeleverde tijdspannen” overleefd hebben.12
In deze “geologisch niet overgeleverde tijdspannen” kan zeer veel weggeredeneerd worden. Ook alle missing links, die de parallel verlopende afstammingslijnen van het fossielenverslag tot één enkele stamboom moeten verenigen, zouden – ja – moesten zich over miljoenen jaren in deze tijdsruimten verder ontwikkeld hebben.
Voorbeelden van levende fossielen in het plantenrijk
de boomvaren (Cyatheales)
de ginkgo (de “Tempelboom”, Ginkgo biloba)
de duivenboom (Cathaya argyrophylla)
de welwitschia (Welwitschia mirabilis, een naaktzadige woestijnplant)
de wollemia (Wollemia nobilis, apenboomfamilie)
de mammoetboom (Metasequoia glyptostroboides)
Voorbeelden van levende fossielen in het dierenrijk
de krokodilvis (Cociella crocodila)
de brughagedis (of Tuatara, Sphenodon punctatus)
de manjuari (Atractosteus tristoechus, kaaimansnoek)
de nasikabatrachus sahyadrensis (een kikker)
de neopilina galatheae (een weekdier)
de parelboot (Nautilidae, oorspronkelijke vorm van koppotigen)
de pijlstaartkreeft (Limulidae)
de coelacanth (Latimeria)
de negenoog (Petromyzontidae)
de cloacadieren (Monotremata: de tot de oerzoogdieren (Protheria) behorende mierenegel (Tachyglossidae) en het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus))
triops (familie van de kieuwpootkreeft)
de duivelkarper (Cyprinodon diabolis)
de solenodon (Solenodontidae, familie van kleine zoogdieren)
Hier is geen enkel betoog tegen evolutie. De genoemde beesten zijn geen fossielen, maar de schaarse levende representanten van vroeger grotere groepen; meestal van groepen die nooit erg soortenrijk waren. De genoemde beesten zijn niet identiek met enig fossiel. Neem “de cloacadieren (Monotremata: de tot de oerzoogdieren (Protheria) behorende mierenegel (Tachyglossidae) en het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus))”. In welk opzicht zijn vogelbekdier en mierenegel fossiel? Het gaat hier om heel gespecialiseerde beesten die sterk afwijken van hun voorouders. Er zijn Miocene verwanten van het vogelbekdier bekend, met tanden. Het leuke is natuurlijk dat deze zoogdieren eieren leggen, en daarmee de evolutie van de buideldieren en placentale zoogdieren uit eierleggende beesten duidelijk maken.
Ik denk toch dat levende fossielen voor het creationisme een veel groter probleem zijn dan voor mensen die geloven in evolutie. Er is voor een organisme geen reden te evolueren als de omgeving waarin ze leven niet zo veranderd dat ze zich moeten aanpassen. Het creationisme veronderstelt dat de omgeving van elk organisme op aarde dramatisch veranderde, pas 4000 jaar geleden, dus zou elk organisme zich aangepast moeten hebben aan z’n nieuwe omgeving, zoals de ijsbeer en kameel. Dat een krokodil zich nooit heeft aangepast (en hoe hij kon overleven op de ark) is dus een groot raadsel voor creationisten, niet voor de wetenschap.
Evolutionisme “verklaart” zowel stasis als verandering? Het verklaart zowel het ene als het andere dat het ene weerlegd. Het “verklaart” alle waarnemingen maak ook de weerleggingen van dezelfde waarnemingen. E(NS) = CD+M heeft geen wetenschappelijk waarde. (…) Het verklaart alles en dus [verklaart het] niets.
Het vogelbekdier is overigens wel een interessante, want het complete genoom werd een aantal jaren geleden gesequenced en toont zowel vogel als reptiel als zoodiereigenschappen. Het is een mooi voorbeeld van een genetisch mozaïek, zonder duidelijke afstammingsvoorkeur. Overigens, bij zoogdieren ontwikkelde de placenta zich minstens zes keer onafhankelijk van elkaar (Er zijn zelfs haaien met een placenta). Het vogelbekdier maakt dus in geen enkel opzicht de evolutie van placentale zoogdieren duidelijk. Integendeel. Als we alle biologische kennis hanteren, zoals ik dat doe, dan blijft er van Darwinisme niets over.
Peter B heeft het artikel over het platypus genoom gezien (althans het abstract). (…) Het genoom weerspiegelt dat een platypus eieren legt (wat we al wisten) maar de conclusie is: “The 18,527 protein-coding genes predicted from the platypus assembly fall within the range for therian genomes”
Er zijn zelfs guppen met een placenta. De zoogdierplacenta komt in een aantal typen, maar is niet zes keer onafhankelijk ontstaan.
@Peter B
“Evolutionisme “verklaart” zowel stasis als verandering? Het verklaart zowel het ene als het andere dat het ene weerlegd. Het “verklaart” alle waarnemingen maak ook de weerleggingen van dezelfde waarnemingen. E(NS) = CD+M heeft geen wetenschappelijk waarde. (…) Het verklaart alles en dus [verklaart het] niets.”
Mag ik vragen hoe jij verklaart waarom ook binnen het scheppingsmodel het ene organisme sneller evolueert dan het ander?
[…] Deze twee kreeftjes zijn levende fossielen, volgens de evolutie bestaan ze al een half miljard jaar en zijn ze onveranderd. Meer over levende fossiele weten? Klik dan hier. […]