In het artikel in Radix van de hand van G. de Jong en getiteld ‘De onafhankelijkheid van geloof en wetenschap’ Gaat de auteur in alinea 3. Natuurlijke theologie in op het thema Design. De Jong toont in het artikel duidelijk aan dat het woord design voor haar niet impliceert dat er ook daadwerkelijk ontwerp in de natuur aanwezig is. Hoogstens zou het een het een ander woord zijn voor aanpassing – een gevolg van selectie en survival of the fittest. In de vorige bijdrage hebben we gezien dat het Design Argument weergegeven kan worden als analogie of inductie. Een andere weergave van het argument kan zijn, als Inference to the best explanation. Op deze wijze heeft Paley het argument ook gebruikt. Inference to the best explanation wordt in de Oxford compendium of Philosophy weergegeven als ‘Accepting a statement because it is the best available explanation of one’s evidence; deriving the conclusion that best explains one’s premises.’ De Jong neemt het in het artikel dhr. Paley kwalijk dat hij in zijn tijd niet een bepaalde vorm van biologie die toen in zwang was, in de analyse betrokken heeft. Het is echter duidelijk dat de toenmalig in zwang zijnde gedachten van Bildungsdrang, Reproduktionskraft of Lebenskraft tegenwoordig volledig gefalsifieerd zijn. Het kan dan ook moeilijk als een bezwaar worden gezien dat Paley deze gedachten niet verdisconteerd heeft.
Inference to the best explanation op Bayesiaanse wijze.
Zoals De Jong terecht aangeeft kan de methode van Inference to the best explanation op Bayesiaanse wijze weergegeven worden. Deze methode is genoemd naar Thomas Bayes (1702 –1761) een Engels wiskundige en presbyteriaans predikant. Bij een standaard statistische analyse worden de uitkomsten of waarnemingen van een bepaald experiment geïsoleerd van eerdere gegevens geanalyseerd. Elk experiment is dan weer een afzonderlijke schatting van waarschijnlijkheden op grond van alleen de gegevens van het betreffende experiment. Dit is jammer, als al veel gegevens bekend zijn die wijzen in een bepaalde richting. Dan is het mooi als ook die eerdere gegevens in de analyse al meegenomen zouden kunnen worden. Intuïtief is deze methode ook sterk. Als we een onderzoek zouden doen, en daaruit zou blijken dat er een matige kans is dat roken het leven verkort, dan beoordelen we deze uitkomst anders als we vooraf al weten dat dit verband in veel onderzoeken al duidelijk was aangetoond dan als dit verband voor ons nieuw was. In de Bayesiaanse methode wordt de kennis vooraf meegenomen. Dit heet a priori kennis (priors). De kennis die verkregen wordt na het combineren van de a priori kennis en de gegevens uit het huidige experiment wordt a posteriori kennis genoemd. De uitkomst van de analyse (a posteriori kennis) is dus niet alleen afhankelijk van de kwaliteit van de gegevens die nieuw door het experiment worden gegenereerd maar ook van de waardering van de priors. Belangrijk is, welke kennis wel, en welke niet wordt meegenomen. De keuze daarvan is niet eenduidig en vatbaar voor voorkeuren van degene die de analyse doet. Bij een wetenschappelijk verantwoorde werkwijze is de onderzoeker transparant over de priors die hij gebruikt en de wijze waarop hij die verkregen en gewaardeerd heeft. Als de priors al zeer degelijk en vaststaand zijn, zullen de nieuwe gegevens via de Bayesiaanse berekening weinig nieuwe kennis meer toevoegen. De a posteriori kennis zal dan sterk lijken op de a priori kennis. Is de a priori kennis echter onzeker of vaag, dan is de a posteriori kennis sterk afhankelijk van de gegevens die nieuw in het model worden ingebracht, de gegevens die nieuw uit het experiment verkregen zijn.
De werkwijze van de Inference to the best explanation volgens de Bayesiaanse methode wordt mooi uitgewerkt in het boek van Alvin Plantinga: Het echte conflict blz. 169 en verder. In dit kader wordt de methode niet toegepast op het argument van design of van irreducible complexity (Behe) maar op het argument van finetuning. Ik volg de redenatie voor design en het evolutionisme. De argumentatie is in de verschillende situaties ongeveer overeenkomstig. De redenatie is dat het theïsme beter werkt als verklaring voor het design in de natuur dan het evolutionisme. Volgens het theorema van Bayes is de waarschijnlijkheid van een hypothese H op grond van bewijsmateriaal B gelijk aan de waarschijnlijkheid van H maal de waarschijnlijkheid van B gegeven H gedeeld door de waarschijnlijkheid van B. Ofwel:
P(C|D) = P(C) x P(D|C)/P(D)
dit kan ook geschreven worden als
Hierin is P= kans; C = intelligente Creator; D = design; | = ‘gegeven dat’. Als er staat P (C|D) dan staat er in woorden: de kans op een intelligente Creator gegeven dat design (is waargenomen). P(C) is de a priori kans waarbij er bij het bepalen van de kans op een Creator geen rekening wordt gehouden met design (we hebben dat dus nog niet waargenomen). P(D) is de kans om design waar te nemen zonder rekening te houden met een Creator of ander ontstaansmodel. Bij de analyse kan twee kanten op geredeneerd worden. Er kan berekend worden welke kans een bepaalde uitkomst heeft vanuit het gegeven model. Dan spreekt men van probability (waarschijnlijkheid) of er kan berekend worden vanuit een uitkomst; wat is dan de aannemelijkheid (likelihood) van het model gegeven deze uitkomst. Een voorbeeld. Als ik een zuivere dobbelsteen werp dan is de waarschijnlijkheid dat ik een 3 gooi 1/6e. Andersom, als ik een drie gegooid heb, kan ik daaruit moeilijk bepalen of ik een zuivere dobbelsteen geworpen heb. Als ik echter duizend keer met de dobbelsteen werp, en daarvan heb ik 153 keer een 3 gegooid, dan kan ik daaruit de likelihood ofwel aannemelijkheid bepalen dat ik een zuivere dobbelsteen geworpen heb. In ons voorbeeld kennen we de dobbelsteen niet maar de uitkomst wel. De uitkomst is Design, en hoe aannemelijk is het model Creator bij deze uitkomst? Dat is op grond van deze informatie niet zo eenvoudig te bepalen. Bij inference to the best explanation dienen meerdere explanations ofwel modellen beschikbaar te zijn, anders is er immers geen best explanation. Er zouden meerdere verschillende modellen voorgesteld kunnen worden. Modellen met meer of minder goddelijkheid van de godheid en meer of minder zelf designend vermogen in de natuur. Vanuit de evolutie-theorie zou het competitieve model de volgende zijn: M+S Mutatie en Selectie. Hiervan kan de formule als volgt geschreven worden:
(P(M&S│D))/(P(D│M&S) )= P(M&S)/P(D)
Nu is het ingewikkeld om uit te maken wat de P (C) is en wat de P (M&S). Als we dat niet kunnen zeggen, dan is het het zuiverste om er van uit te gaan dat beide kansen gelijk zijn. Dus we stellen: P (C) = P(M&S). Als christen doen we hier methodologisch een geweldige aderlating want P (C) is naar onze overtuiging in werkelijkheid 1. Als P(C) = P(M&S), dan kunnen we de vergelijking van het Creationisme en de vergelijking van het evolutionisme bij elkaar brengen. De resulterende formule wordt dan:
(P(C│D))/(P(D│C) )=(P(M&S│D))/(P(D│M&S))
Als we deze formule op ons in laten werken, dan wordt de aannemelijkheid van Creatie gegeven D ten opzichte van de aannemelijkheid van Evolutie (M&S) gegeven D, bepaald door de waarschijnlijkheid van design gegeven dat er creatie is of van design gegeven dat er mutatie en selectie is. Hier gaat het er dus echt om, gegeven het feit dat er een intelligent Creator is. Ik denk dat de kans op design dan de 1 benadert. In het andere geval gaat het over, gegeven het feit dat er mutatie en selectie is. In dat geval kunnen we in de wetenschappelijke literatuur gaan graven om te kunnen beoordelen in hoeverre design dan kan ontstaan. De evidentie daarvoor is zeer gering. In werkelijkheid is nog niet beschreven dat er werkelijk iets design-achtigs uit mutatie en selectie kan ontstaan. Het verste dat notoire materialisten als Dennett en Dawkins wetenschappelijk kunnen gaan is te beweren dat design door M&S niet principieel onmogelijk is. Okay, stellen we die kans dan niet op 1: 10200 of zoiets maar op een getal als 1: 1000. Dan hebben we daarin materialisten een groot voordeel bezorgd. Echter, ook dan is gegeven design de aannemelijkheid van creatie 1000 keer zo groot als de aannemelijkheid van M&S als model voor de design.
Elliott Sober legt het in zijn artikel ‘The Design Argument’, eenvoudig te vinden bij zijn selected papers, iets anders uit. Hij schrijft: ‘the likelihood version of the design argument consists of two premisses- Pr(O| Chance) is very low and Pr (O | Design) is higher’ O is hier observation. Sober is het hier niet mee eens. Hij poneert een aantal tegenargumenten. Hij gaat niet in tegen het argument dat de kans op de observatie zeer laag is in geval van Chance (dat kon nog wel in de tijd van Hume, toen men uitging van eeuwig durende materie) maar hij poneert dat de kans ook laag is in geval van een Designer. Dit doet hij op drie manieren. Ten eerste geeft hij aan dat de kans laag is dat de Designer een structuur zo, en precies zo zou maken, zoals het er nu uit ziet. Het had best heel anders kunnen zijn. Was het eigenlijk niet logischer dat het ontwerp niet toch in enkele of meerdere facetten anders zou zijn? Eigenlijk maakt Sober hier gebruik van de techniek, om met betrekking tot een continue variabele te vragen om een heel specifieke kans zodat de kans altijd zeer laag wordt. Ofwel, als een oneindig scherp mes een lijn snijdt, dan is de kans dat een bepaald punt geraakt wordt oneindig klein, toch is de lijn geraakt. In de statistiek gaat men zo ook niet met waarschijnlijkheden om. Laat ik een voorbeeld geven. Als volwassen mannen in Nederland gemiddeld 1.80 meter lang zijn met een standaarddeviatie van 10 cm en een normale verdeling. Dan kan de kans uitgerekend worden, dat een willekeurige Nederlandse man die je tegenkomt groter is dan 2.00 meter. Daar komt dan een bepaalde kans uit; namelijk 2.3%. Vraag je echter de kans, dat je iemand tegen komt met de lengte van exact 2.00000 etc. meter, dan is de kans daarop nul. Iets dergelijks vraagt Sober van de definitie van de Designer. Afgezien daarvan, als Christen weten we dat God alles kan, maar dat betrekken we hier nu niet in de discussie.
Het tweede tegenargument dat Sober gebruikt, is dat hij stelt dat we niets van de Designer weten. En als we niets van Hem weten, weten we ook niet of Hij wel de wil had om iets te ontwerpen, of dat Hij dat wel kon. Sober kan dit stellen omdat hij niet uitgaat van de God van de Bijbel maar van een hypothetische godheid. Als God niet wilde of kon ontwerpen, was de kans op design als gevolg door Goddelijk handelen nihil. We mogen ook niet uit waarneming O de gevolgtrekking maken dat God wilde of kon ontwerpen. Of Hij dat wilde en kon zou uit een andere bron vooraf (a priori) duidelijk moeten zijn. Gelukkig bestaat er zo’n Bron, bestaande uit 66 boeken (Eppie).
Het derde tegenargument van Sober is, dat als een Designer van een totaal andere orde dan wij zijn iets gemaakt heeft, we dat waarschijnlijk niet als design zouden herkennen. Sober verwijst naar het SETI (Search for Extraterrestrial Intelligence) project. Binnen dat project worden signalen de ruimte in gestuurd en wordt naar signalen gezocht waarbij er vanuit gegaan wordt dat degene aan de andere kant enige vergelijkbare structuren heeft als wij, omdat ook zij door evolutie ontstaan zijn, zodat we van weerskanten elkaars design kunnen onderscheiden van betekenisloze fysische signalen (‘If extraterrestrials evolved by the same type of evolutionary process that produced human intelligence, that may provide useful constraints on conjectures about the minds they have’ aldus Sober. Onthouden! Herkennen we hier geen argument tegen common descent? (Eppie)). Om mogelijk design in de natuur, veroorzaakt door een Intelligent Designer te herkennen zou onze wijze van design raakvlakken moeten hebben met die van de Grote Designer. Sober: ‘The more our hypotheses about intelligent designers depart from the human case, the more in the dark we are as to what the ground rules are for inferring intelligent design’. Laat het nu zo zijn, dat de orthodox christelijke leer is, dat God de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis? Gen 1 vs 27 “En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen”. Een mens is beelddrager van God en mitsdien is te verwachten dat design van de mens en design van God overeenkomsten vertonen. Het design argument gaat dus niet op voor een diffuse duistere toevallige godheid. Het design argument gaat wel op voor de God zoals die ons in de Bijbel beschreven wordt. De God, waarvan de mens beelddrager is, alhoewel gevallen, en de God die zei dat Hij schiep middels de Logos.
Bij het verder overdenken van deze problematiek komen een aantal facetten aan het licht, die ik graag verder zou willen uitwerken. Het is namelijk zo dat de design die we waarnemen wellicht (of zeker) niet de design zijn die de dingen uit de natuur en in het bijzonder de levende wezens vroeger hadden. Dit is ook het geval met design in mensenhanden. Rembrandt heeft met het vervaardigen van de Nachtwacht een prachtig design werk vervaardigd. De Nachtwacht zoals wij die waarnemen is echter anders dan de Nachtwacht zoals Rembrandt die voor zich zag. De kleuren zijn donkerder geworden in de tijd, waardoor de interpretatie verandert. Hetzelfde is wellicht het geval met de design in de natuur. Het is niet onwaarschijnlijk dat de design die wij waarnemen (naast dat het beïnvloed wordt door onze wijze van waarneming) anders was dan in het verleden. Het is namelijk duidelijk dat in de natuur na de zondeval verandering plaatsvindt door mutatie en selectie. Deze verandering genereert geen design, maar modificeert ze wel. Dit aspect wil ik in de formule inbrengen. Allereerst gebruik ik de formulering van Sober maar gebruik daar de eigen afkortingen voor. Het argument wordt dan:
P(Design| M&S) is zeer laag en P (Design | Intelligent Designer) is hoger.
In deze formule ga ik nu niet Design gebruiken maar gemodificeerd design (MD). De formule wordt nu als volgt:
P(MD| M&S & M&S) is zeer laag en P (MD | Intelligent Designer & M&S) is hoger.
Om deze argumentatie te verduidelijken is het nodig om M&S uit te splitsen. Er is namelijk een M&S die modificeert (micro-evolutie) en hypothetisch een M&S die daar bovenuit stijgt, een zogenaamd designvormend mechanisme (macro-evolutie). Als we die twee uitsplitsen krijgen we de definitieve stelling: P(MD| (M&S)macro & (M&S)micro) is zeer laag en P (MD | Intelligent Designer & (M&S)micro) is hoger. Hierboven hebben we reeds gezien dat ingeval van een Intelligent Designer P (Design | Intelligent Designer) niet laag is. Aangezien modificatie door mutatie en selectie ((M&S)micro) waargenomen wordt in de natuur om ons heen, is de P daarop hoog. De combinatie ervan, P (MD | Intelligent Designer & (M&S)micro), is dan naar verwachting ook hoog.
Om voet aan de grond te kunnen krijgen, zal een naturalist aannemelijk moeten aantonen dat er een natuurlijk mechanisme is dat lijdt tot design. Dan kan geen genoegen worden genomen met de standaard voorbeelden van aanpassing, die vallen tenslotte onder (M&S)micro, en die pleiten net zoveel voor een Intelligent Designer als voor (M&S)macro . Een simpele extrapolatie van (M&S)micro naar (M&S)macro biedt geen soelaas. Heel sterke modificatie blijft niet meer dan modificatie. Het mechanisme van (M&S)macro zal fundamenteel anders moeten zijn dan dat van (M&S)micro ,wil er design ontstaan. Er zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat er iets of iemand is dat of die er voor zorgt dat er bouwplannen ontstaan en daarop gebaseerd weer andere bouwplannen, en weer andere, etc. Er zijn geen mechanismen bekend die dit zouden kunnen veroorzaken.
De Jong gaat niet diep op deze materie in. Ze valt terug op de stelling van Sober, dat de zaak voor de Schepper er slecht bij staat omdat er te weinig over Hem bekend is. Daartegenover stelt ze dat natuurlijke selectie een principeverklaring geeft voor design, waarin ze de definitie van design verschraalt tot ‘aanpassing’. De Jong ziet niet in dat design veel meer is dan aanpassing aan de omgeving. In de voorbeelden die de Jong voor zich ziet als ze schrijft ‘Biologen hebben gevallen verzameld waarin natuurlijke selectie overduidelijk tot aanpassing leidt’ is er geen sprake van ontstaan van design.
Het Design Argument kan geformuleerd worden in termen van analogie en in termen van Inference to the best Explanation, al dan niet geformuleerd op Bayesiaanse wijze of middels likelihood, er is echter nog een andere manier. Deze manier wordt niet door de Jong genoemd, maar is terug te vinden in het boek van A. Plantinga. Het design argument is hierbij geen argument meer maar een discours. Plantinga citeert met instemming Thomas Reid:
‘Niemand peinst erover om zich af te vragen wat voor reden er is om te geloven dat zijn buurman een levend wezen is. Men zou niet weinig verast zijn als iemand anders zo’n absurde vraag stelt, en men zou misschien geen reden kunnen noemen waarmee niet evengoed te bewijzen viel dat een horloge of een houten pop een levend wezen is. Maar ook al was hij ervan te overtuigen dat hij een zwakke reden opgeeft voor zijn overtuiging, u zult hem daarmee niet de geringste twijfel bezorgen. Deze overtuiging berust op een nadere grond dan die van een redenering, en een mens is dan ook niet in staat die van zich af te schudden, ongeacht of hij er goede redenen voor opgeeft’.
Design is dan geen gevolgtrekking op basis van argumenten naar aanleiding van bepaalde waargenomen kenmerken. Design wordt zelf waargenomen, we zijn er van nature op aangelegd om ze te herkennen. Zoals pasgeboren baby’s al in staat zijn om gezichtsuitdrukkingen te herkennen of zoals mensen een perfecte cirkel herkennen. Dat geschiedt niet door vergelijking met honderden andere cirkels, maar wordt als zodanig waargenomen. Onze hersenstructuren zijn daarvoor kennelijk toegerust.
De Jong gaat op design als discours niet in. Ze veegt de gedachten van de huidige Intelligent Design beweging met een simpel armgebaar van tafel: ‘Het huidige Intelligent Design geeft geen toetsbare wetenschappelijke hypotheses, geen antwoord op de vraag ‘hoe werkt Intelligent Design?’’. En daarmee is voor de Jong de kous af. De Jong zegt dat het werk van de Schepper doorgrond moet zijn voordat er vanuit gegaan mag worden dat het werk van de Schepper is. Een contradictio interminis.
Lees hier de overige delen van deze serie:
(deel 1) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-waar-wortelt-radix/.
(deel 2) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix/.
(deel 3) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-2/.
(deel 4) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-3/.
(deel 5) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-4/.
(deel 6) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-5/.
(deel 7) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-6/.
(deel 8) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-7/.