Volgens de theorie zou macro-evolutie optreden door een toevallige reeks van mutaties, die in de betreffende omgeving van het levende wezen selectievoordeel geven. In 2005 heeft de bioloog Jerry Bergman met zijn team in bijna 19 miljoen publicaties naar gunstige mutaties doorzocht. Van de 453.732 beschreven mutaties konden slechts 186 als gunstig ingedeeld worden. Echter bij geen van deze mutaties vond men een toename van genen voor nieuwe en ook functionerende proteïnen.
In de conventionele biologie gaat men ervan uit, dat het aantal verschillende soorten, die ooit op aarde leefden, ongeveer 2 x 1014 (200 biljoen) bedraagt. Om een nieuwe soort te doen ontstaan, zijn volgens aanhangers van de evolutie naar schatting duizend tussenvormen nodig. Dus zouden er naar evolutietheoretische zienswijze tot heden ca. 2 x 1017 tussenvormen op de aarde geleefd hebben. Om van de ene tussenvorm naar de volgende te gaan zijn er, naar men zegt, opnieuw naar schatting duizend voordelige mutaties nodig. Dat betekent, dat tot de tegenwoordige tijd 2 x 1020 voordelige mutaties plaatsgevonden zouden moeten hebben.
Dat zouden over de afgelopen 500 miljoen jaar gerekend (waarin de evolutie naar men zegt plaatsgevonden zou hebben) wereldwijd gemiddeld 10.000 voordelige mutaties per seconde zijn! Toch kon in de hele vakliteratuur van de afgelopen tien jaar geen enkele mutatie aangetoond worden, waardoor aanvullende zinvolle coderingen aan het DNA zouden zijn toegevoegd.12
Daarbij moet er rekening mee gehouden worden, dat in deze voorstelling alleen sprake is van succesvolle mutaties. Volgens de evolutietheorie moet een gigantisch veelvoud aan toevallige mutaties plaatsvinden om er 10.000 succesvolle per seconde te krijgen.
Conclusie
Dat DNA-ketens zich spontaan en vaak kunnen verlengen, is voor de evolutietheorie van essentieel belang. Dat iets dergelijks ook na proeven over tientallen jaren geen enkele maal vastgesteld kon worden, heeft onder anderen met controle mechanismen in de cel te maken, die dit juist verhinderen. Mutaties kunnen dit controleproces na het kopiëren alleen dan „overleven“, als zij uit een gelijk aantal bouwstenen bestaan als het origineel. Zo niet dan worden zij direct weer vernietigd.
Richard Dawkins, een vooraanstaand verdediger der evolutietheorie, werd gevraagd, of hij een voorbeeld voor een verandering van een organisme kon geven, waarbij informatie toegevoegd werd. Hij was daartoe niet in staat.3 Lee Spetner is daarom van mening, dat „het onvermogen, om ook maar één enkel voorbeeld van een mutatie te noemen, waarbij informatie toegevoegd wordt, meer betekent dan slechts een falende ondersteuning van de theorie. Het is een duidelijk bewijs tegen de evolutietheorie“.4
Wij staan voor het feit, dat ook na meer dan 50 jaar intensief onderzoek geen enkel voorbeeld voor de toename van intelligente informatie in het genoom gevonden kon worden.
Voetnoten
- Gerald R. Bergman, Darwinism and the Deterioration of the Genome, CRSQ 42/2, September 2005, p. 110 – 112.
- Barney Maddox, Mutations: The Raw Material for Evolution?, Acts and Facts 36/9, September 2007, p. 10 – 13.
- Gillian Brown, A Response to Barry Williams, the Skeptic 18/3, September 1998.
- Lee Spetner, Not by Chance!, Judaica Press, 1997, p. 107 & 131.