Neutronensterren, een kritische bespreking

by | mei 30, 2018 | Astronomie & Kosmologie, Onderwijs

Op deze website heeft al eens een kritisch artikel gestaan over neutronensterren, van de hand van Barry Setterfield. Maar er is intussen weer veel over gepubliceerd zodat het nuttig leek om nog eens op het onderwerp terug te komen. De ‘standaard’ kosmologie is een vakgebied waarin de zwaartekracht gezien wordt als dé kracht die alles in het heelal creëert en in stand houdt. Het is te begrijpen dat dat nog zo is, omdat vooral Newton buitengewoon succesvol was met deze opvatting, waarbij hij ook de formules vond die de planeten stuurde bij hun route rond de zon en de manen rond de planeten. Dat klopte perfect! Men ontdekte daarmee in de 19e eeuw door toepassing van deze formules zelfs de nieuwe planeten Uranus, en later Neptunus. Ook het dwergplaneetje Pluto is zo ontdekt. Succes op succes! Door betere apparatuur werden steeds meer details gezien. Wat men eerst als neveltjes zag die bij onze Melkweg behoorden, bleken wat men toen noemde ‘eiland-universums’ te zijn, zelfstandige Melkwegstelsels. En zo breidde onze kennis van het heelal zich uit. Theorieën probeerden onze kennis te kanaliseren: kwantumtheorie, relativiteitstheorieën, Big Bang. In al die theorieën had de theorie de overhand over de waarnemingen. En in heel dat immense heelal van meer dan duizend miljard sterrenstelsels met elk meer dan 100 miljard sterren regeerde alleen en onbedreigd de zwaartekracht. Als krachtbron van sterren wordt gezien de nucleaire fusie van waterstof in helium, die zou de hitte en lichtstraling van de ster verzorgen. Maar die brandstof was eindig, er kwam een keer een eind aan, elke ster zou uiteindelijk sterven.

Donkere materie en energie

Maar er doken problemen op. Als het heelal meer dan 13 miljard jaar oud is (wat men aanneemt), dan kunnen de sterrenstelsels niet meer de vorm hebben die ze nu nog steeds hebben. Om deze en andere redenen is bedacht dat er veel meer materie in het heelal moet zijn die we niet kunnen zien. En om te kunnen verklaren hoe sterrenstelsels in het uitdijende heelal van de Big Bang op een gegeven moment sneller van ons vandaan gingen vluchten, bedacht men een extra, maar onwaarneembare energie. Zo zitten we nu met een heelal waarin 70% donkere energie is, 26% donkere materie en slechts 4% gewone materie, die we kunnen waarnemen op een of andere manier. Maar hoe weet je dat iets bestaat als je het – nog steeds niet – op geen enkele manier kunt waarnemen?

Van supernova’s tot pulsars

Betere apparatuur toont tot nu toe onbekende zaken. We kenden al (super)nova’s, sterren die plotseling een groot deel van hun buitenste lagen afstoten, en daardoor een tijdlang heel helder zijn, soms zelfs overdag zichtbaar. Van zo’n ster nam men aan dat die zijn nucleaire brandstof verstookt had. Daardoor viel de druk van binnenuit weg en perste de zwaartekracht de materie in elkaar. Maar vanuit dat resterende deel werden vaak terugkerende flitsen gezien, ‘pulsen’, waaraan dat ster-restant zijn naam ‘pulsar’ ontleent. Soms werd dan een ‘zwart gat’ aangenomen, maar als een ster 1,5 tot 3 zonsmassa’s had gehad, werden de elektronen door de nu steeds toenemende zwaartekracht in de protonen geperst tot neutronen; die materie noemt men ‘neutronium’, een massa met een soortelijk gewicht zo groot dat één theelepeltje net zo veel weegt als honderden olifanten.

Neutronensterren en verder

Dat was nodig omdat men pulsen ontdekte die, hoewel aanvankelijk één per enkele seconden, meerdere pulsen per seconde te zien gaven. Omdat men aannam dat die pulsars werkten als een soort vuurtoren die elke omwenteling aan flits afgaf, moest die pulsar steeds sneller draaien. Zo kwam men aan ‘neutronensterren’. De pulsfrequentie bleek zelfs nog veel sneller te kunnen gaan. De hoogst gemeten snelheid nu is 760 pulsen per seconde. Probleem: zelfs het hypothetische neutronium bleek – op papier – niet bestand tegen dit geweld. Nu wordt er dus openlijk gespeculeerd over een soort materie dat een nog veel grotere dichtheid heeft, en dat men ‘strange matter’ (vreemde materie) heeft gedoopt. Omdat elektromagnetische pulsen niet kunnen zonder een sterk magnetisch veld, en dit laatste niet kan bestaan zonder een krachtige elektrische stroom, heeft men dat magneetveld er bij bedacht en gezegd dat het afkomstig is van de ingestorte ster; de pulsar heeft dat a.h.w. geërfd, het is samengedrukt tot enorme kracht, maar het verliest die kracht langzaam aan. Dat is evenwel een apocriefe en geheel unieke opvatting over magnetisme, maar daarmee wordt in de natuurkunde toch al vreemd omgegaan. Ook zijn nog wat losse elektronen en protonen erbij bedacht om toch wat theoretische ondersteuning aan die flitsen te geven. Maar wie iets van elektrotechniek weet, kan voorspellen dat dit model niet gaat werken. Het is pure hypothese.

Is er niets beters?

Hier zijn we met de ‘standaard’ kosmologie nu dus terecht gekomen. Het wordt met groot gemak als realiteit gepropageerd. Maar het is natuurlijk hogeschool-nonsens. Het zijn gedachtenspinsels, sprookjesentiteiten. Is er niets beters? Jazeker, de plasmatheorie – als goed alternatief voor de vastgelopen standaard kosmologie – geeft uitstekende oplossingen. Maar hierin speelt de zwaartekracht een veel minder grote rol, en is de drijvende kracht elektromagnetisme, een kracht die tot 10^39 maal de sterkte van de zwaartekracht kan hebben. Maar voor kosmologen vergt het een totale ommekeer van hun inzichten, het is een ander paradigma, en dus moeilijk tot onmogelijk. Zie voor een inleiding het artikel van Anthony Peratt: http://plasmauniverse.info/downloads-foreign/EenEindelozePlasmazee-NaturEnTechniek58.pdf. Meer op: http://plasmauniverse.info/.

Een alternatief voor neutronensterren (en pulsars)

Neutronensterren worden in de Big Bang (BB) theorie geacht te kunnen ontstaan omdat sterren daar een interne krachtbron hebben, die een keer kan opraken en dan stort de ster in elkaar. In de Plasmatheorie (PT) hebben sterren een externe krachtbron: de Birkeland-plasmastromen die zich in de buurt van de ster verdichten en via de polen de ster binnenkomen en verlaten. Rond die stromen is de ster ook ontstaan door afknijpen (pinch) en verdichten van de tussenliggende materie. Krachtige fluctuaties in die stroomvoorziening kunnen instabiliteit in de ster veroorzaken waardoor hij niet meer zijn totale massa kan handhaven en een deel afstoot: een (super)nova. Maar hij stort dan niet verder in elkaar. Dus zoiets als neutronensterren bestaan in PT niet. De externe krachtbron blijft doorgaans gewoon bestaan.

Pulsars in de plasmatheorie

Pulsars in PT. Veel pulsars hebben een begeleidende ster, met wie zij een zgn. relaxatie oscillator vormen, bekend uit de elektrotechniek; daardoor kunnen regelmatig elektrische ontladingen – zoals bijv. bliksem – tussen die twee sterren ontstaan. Pulsars flitsen als een stroboscoop, maar er behoeft daarbij niet snel rondgedraaid te worden. De pulsduur is slechts zo’n 5% van de zgn. ‘duty cycle’, de totale tijdsduur van zo’n cyclus, en kan bij dezelfde pulsar nogal in tijdsduur variëren tussen de ‘cycles’. Bovendien zijn de flitsen gepolariseerd, wat wijst op een krachtig magnetisch veld. Maar zoals gezegd kunnen de ‘neutronensterren’ in het Big Bang model geen magnetisch veld hebben, omdat ze geen elektronen en protonen (meer) bezitten. Al met al is dit een realistisch model, dat ook goed wetenschappelijk is uit te leggen. Het vergt geen enkele aanpassing aan de theorie, maar volgt logisch daaruit.

In de PT hebben we te doen met de realiteit, die begrijpelijk is voor ieder met een goede basiskennis elektro- en/of elektronicatechniek. Geen mysterieuze of esoterische entiteiten, ook geen gekromd vierdimensionaal tijdruimte-continuüm maar een gewoon driedimensionaal heelal, geen voor een normaal mens absoluut onverteerbare wiskunde, maar gewone natuurkunde, en niet al te ingewikkelde wiskunde. En zo worden de verschijnselen ook – en veel beter en eenvoudiger – verklaard.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!