Noach en het einde van Atlantis

by | nov 3, 2017 | Antropologie, Archeologie, Geschiedenis, Theologie

Als je ervan uitgaat dat mythen verwaterde versies van geschiedenissen uit Genesis zijn, kom je tot opmerkelijke inzichten. De ontdekkingen die Tjarko Evenboer in zijn nieuwe boek beschrijft, zijn op z’n zachtst gezegd onthullend. De ark, Atlantis, piramides en Stonehenge… ze krijgen allemaal een plekje in het raamwerk dat Genesis heet.

Toen Tjarko Evenboer tien jaar geleden tijdens een vakantie in Frankrijk het bekende boek van professor Rehwinkel over de zondvloed las, was hij verkocht. „Het verbaasde me. Rehwinkel behandelde allerlei zondvloedverhalen die door volken van over de hele wereld waren overgeleverd. Hij trok parallellen met geschiedenissen in Genesis. Ik had daar nog nooit iets over gehoord of gelezen; op school niet, in musea niet, nergens.” Rehwinkels onthullingen smaakten naar meer. Ze spoorden Tjarko aan in boeken te duiken en op internet te spitten. Het resultaat van zijn tienjarige zoektocht beschreef de 28-jarige onderzoeksjournalist in een boek dat in 2012 is verschenen bij Uitgeverij Gideon. Het heet De wereldwijde vloed, en kan als een aanvulling worden gezien op Rehwinkels werk uit 1951. Ook sluit het aan op een boek als Moderne wetenschap in de Bijbel van Ben Hobrink.

WIE BOUWDE STONEHENGE?
Een verklaring voor het bestaan van Stonehenge, het bekende megalitische monument in Engeland, is dat het gebouwd is door reuzen. Mythe? Tjarko denkt van niet.

“Het is eigenlijk heel vreemd dat de Bijbelse vermeldingen over reuzenvolken zo gemakkelijk als mythen worden afgedaan, als we beseffen dat vele volken uit de oudheid beweerden dat de vroegste bewoners in hun leefgebied mannen van reusachtig formaat waren. Bovendien zijn er veel overeenkomsten in de verslaggeving van al deze volken. Waarschijnlijk hebben de reuzenvolken na de vloed de bevolking eeuwenlang angst ingeboezemd, totdat zij uiteindelijk overwonnen en uitgeroeid werden. Ook de oude Britten vertellen hoe er in de vroegste tijd reuzen in hun gebied woonden. De overleveringen zeggen dat de stamvader van de Britten, Brutus van Troje, eerst een inheems ras van reuzen moest uitroeien toen hij op het Engelse vasteland aankwam. Stonehenge werd door de vroegere Britten ook met deze reuzen geassocieerd. Britse legendes zeggen dat Stonehenge gebouwd is door een ras van reuzen dat de stenen uit Afrika zou hebben gebracht. De oudst bekende afbeelding van Stonehenge toont een reus van circa drie meter die de stenen stapelt. Ook oude Nederlandse en Friese overleveringen vermelden hoe in de vroegste tijd reuzen uit ons land verdreven moesten worden. Een oude Friese kroniek meldt:
<blockquote‘Ik hebbe by onze voorvaders beschreven gevonden dat na des weerelds scheppinge drie duizend en ‘t zeventig jaar hier aan zijn gekomen een zonderling groot, ongeschikt en onbehelpelyk volk dat men Gyganten ofte Reuzen noemde, die verjaagt waren uit het Eiland Albyon, ‘t welk men nu Engeland noemt.’

Het verbazende is dat deze oude Nederlandse overleveringen de Britse tradities aanvullen. De reuzen die door Brutus van de Britse Eilanden werden verdreven, zouden na die tijd op bepaalde plekken aan land zijn gegaan in wat nu Nederland is.”

Onuitwisbare indruk

De titel suggereert dat Tjarko’s boek uitsluitend over de zondvloed gaat. De wereldwijde overstroming neemt inderdaad een belangrijke plaats in, maar is niet het enige waar de auteur zich op richt. „Ik beschrijf de periode van de schepping tot aan de torenbouw van Babel. De zondvloed vormt daarin het centrale thema.” Een ramp zo groot als Genesis voorspiegelt, moet een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten op de overlevenden: Noach, zijn drie zonen en hun vrouwen. Als je dat in het achterhoofd houdt, ligt het voor de hand dat er wereldwijd verhalen worden teruggevonden die flarden bevatten van het Genesis-verslag. De stammen zijn immers na de torenbouw van Babel uiteengedreven. In zijn boek beschrijft Tjarko onder meer hoe de volken zich over de aarde verspreidden. Welke stammen vestigden zich in welke gebieden? De Gomerieten, afstammelingen van Gomer, zouden zich in Frankrijk (Galliërs), Engeland (Kelten) en Spanje (Galiciërs) hebben gevestigd. De Saksen en Germanen, de oorspronkelijke bewoners van Nederland, zouden nakomelingen zijn van Askenaz, een zoon van Gomer; de Germanen in het noorden beweerden af te stammen van Ask, De Germanen in het zuiden van Aschanes. Een en ander is te achterhalen door te kijken naar de namen die rivieren, zeeën, gebergtes, steden en goden duizenden jaren geleden kregen. Vaak verwijzen ze naar de voorvaderen van de volken die er zich vestigden, zoals de eerste Nederlandse kolonisten hun woonplaats in Amerika naar een Hollandse stad noemden.

Niet over een nacht ijs

Tjarko: „In mijn boek noem ik honderden passages uit mythen die je rechtstreeks kunt terugvoeren op personen en gebeurtenissen in Genesis. Ook al zou maar tien procent van die mythen waar zijn, dan nóg is de historische bewijsvoering buitengewoon sterk.” Drie jaar lang heeft Tjarko zijn boek voorgehouden aan deskundigen. De review vindt hij belangrijk. De vele noten onderaan de pagina’s geven aan dat hij niet over één nacht ijs ging. „De kans op fouten moet zo klein mogelijk zijn. Aan de andere kant was het niet mijn bedoeling een boek te schrijven dat het eind van alle tegenspraak is. Er zijn zaken waarover, ook binnen het raamwerk van Genesis, verschillende opvattingen en uitleggingen mogelijk zijn. Het is mijn doel een voorbeeld te geven van een Bijbelse benadering van feiten. In een darwinistisch kader van miljoenen jaren zouden veel vragen geen bevredigend antwoord krijgen.” Tjarko’s boodschap is dat er veel op zijn plaats valt wanneer je Genesis als uitgangspunt neemt. Maar hij heeft zijn boek niet geschreven om Genesis op waarheid te bewijzen; daar was hij al van overtuigd. „Het gaat mij erom dat de wetenschappelijke feiten de betrouwbaarheid van genesis nog eens dubbel onderstrepen. Ze laten je temeer beseffen hoe bijzonder de Bijbel is.”

Atlantis

Als er één volk bekend is geworden om zijn mythologie, dan zijn het de Grieken wel. Ook hun overleveringen worden uitgebreid in Tjarko’s boek besproken. Hij beschrijft heel wat zaken die het aannemelijk maken dat de Grieken daarin naar gebeurtenissen en personen in Genesis verwezen. Daarnaast biedt hij een frisse kijk op ‘onopgeloste zaken’. Tjarko: „Noach wordt door veel oude volken geassocieerd met de wijn die hij kort na de vloed verbouwde en hem dronken maakte. Ook de Griekse naam voor Noach – Deucalion – onthult dat. Deucalion is namelijk een samentrekking van ‘deucos’ en ‘halieus’, wat ‘nieuwe wijn zeeman’ betekent. Hieraan kun je zien hoe de Griekse versie voortkomt uit dezelfde gebeurtenis als de Bijbelse beschrijving. De oude Grieken kenden zijn naam niet meer, maar ‘herinnerden’ hem als de man die de zeeën bevoer én nieuwe wijn maakte.”

COLLECTIEF GEHEUGEN
De namen van Noach en zijn zonen komen wereldwijd terug als vloedhelden, stamvaders en goden

Noachs naam wordt onder de volken als volgt teruggevonden

  • Semieten– Noah, Nuah, Noe, Nuh, Nu
  • Egyptenaren – Nu, Nun
  • Chinezen – Nuwa
  • Indiërs – Manu
  • Babyloniërs – Anu
  • Hawaiianen – Nu’u
  • Siberiërs – Noj
  • Scandinaviërs – Noë, Njord
  • Soedanezen – Nuh
  • Hottentotten – Noh

Jafeth is door de volken als volgt onthouden:

  • Indiërs – Jyapeti, Pra-Japati, Yayat, Yayati
  • Chinezen– Jahphu, Jah-Hu, Grote Yu
  • Grieken – Japetos
  • Romeinen – Jupiter

Een andere bekende Griekse legende, die van het verzwolgen rijk Atlantis, bevat ook een verwijzing naar Deucalion. De beschrijving van Atlantis door de GrieksePfilosoof plato (427-347 voor Christus) heeft inmiddels voor de meest fantastische theorieën gezorgd. Maar met de Genesis-bril op kom je tot het volgende: „Tot op de dag van vandaag proberen onderzoekers de restanten van het rijk terug te vinden. Het lijkt er echter op dat al deze onderzoekers een belangrijke opmerking van de Griekse wijsgeer over het hoofd hebben gezien. Volgens Plato werd Atlantis verzwolgen tijdens ‘de grote vloed ten tijde van Deucalion’. Plato beschreef dus het oercontinent dat ten tijde van Noach door de grote vloed werd verzwolgen. Atlantis was dus de eerste wereld.” Volgens Plato zou Atlantis een continent zijn geweest, een belangrijk en welvarend rijk dat ver ontwikkeld was in kennis van astronomie, bouwkunst en wiskunde. De bewoners van Atlantis zouden op bijzondere manier verbonden zijn geweest met de goden. Het rijk werd geregeerd door tien koningen waarbij de vader telkens de macht overgaf aan zijn zoon. „Deze beschrijvingen komen overeen met wat Genesis vertelt over de wereld van voor de vloed,” geeft Tjarko aan. „Daar regeerden de tien generaties aartsvaders van Adam tot Noach en was er volgens de Bijbel sprake van grote goddeloosheid. Dat duidt volgens mij op veel contact met bovennatuurlijke machten in de vorm van gevallen engelen. Het rijk Atlantis kwam, zoals Plato het beschrijft, aan zijn einde toe het volkomen verzwolgen werd door een gigantische overstromingsramp met aardbevingen, waardoor ieder spoor van het land werd weggewist. Ook dat komt overeen met Genesis.”

Is Genesis echt zo oud?

Tjarko redeneert vanuit het feit dat Genesis de oudste, authentieke bron is. Mythen zijn daar weer van afgeleid. Maar wat nu als Genesis zelf is afgeleid van een nóg ouder geschrift? Hoe sterk zijn de papieren van Genesis eigenlijk? Het Gilgamesh-epos (het Babylonische vloedverhaal) is als geschrift toch veel ouder gedateerd dan de Thora waarin Genesis staat? „Dat laatste klopt,” antwoordt Tjarko. „Het Gilgamesh-epos is ruim tweeduizend jaar voor Christus geschreven, de Thora – in zijn huidige vorm – op zijn vroegst rond 1500 voor Christus. Maar om te zeggen dat de Babylonische mythe het origineel is, is kortzichtig.” Tjarko illustreert dit aan de hand van een voorbeeld. „In 1697 bracht Charles Perrault zijn sprookjes van moeder de gans uit, met daarin het sprookje Assepoester. In 1951 maakte Disney op basis van dit sprookje de animatiefilm Assepoester. In 2001 werd Charles Perraults Assepoester opnieuw uitgebracht in een modern sprookjesboek. Als je dit moderne sprookjesboek naast de Disneyfilm legt, dan moet je toegeven dat de Disneyfilm vijftig jaar eerder werd gemaakt. Toch is het absurd om te stellen dat de film uit 1951 de bron zou zijn van het sprookjesboek uit 2001. Beide grijpen terug op één originele bron – de schrijver Charles Perrault. De Disneyfilm is zelfs sterker afwijkend van het origineel dan de uitgave uit 2001.” Met andere woorden, de datum van een uitgave zegt niet altijd iets over de bron ervan, en zeker niet over de authenticiteit. Iets soortgelijks is volgens Tjarko aan de hand met de vloedgeschiedenis in Genesis. „Mozes verzon het vloedverhaal niet en pretendeert dat ook nergens. Hij maakte voor de geschiedenis van zijn volk gebruik van eeuwenoude overgeleverde bronnen. Hij had die bronnen via de ‘vader-oudste zoon’-lijn ontvangen en kon daardoor een ooggetuigenis in de Thora opnemen.” Volgens Tjarko was Mozes dus niet zozeer de auteur van Genesis, maar meer de redacteur die oude bronnen bij elkaar bracht. Zo heeft Mozes de reeds bestaande vloedgeschiedenis in de Thora verwerkt. Hij gebruikte daarbij kleitabletten die uit een tijd van voor en vlak na de zondvloed stamden. Met deze verklaring heeft Tjarko archeoloog Clifford Wilson aan zijn zijde, die zegt: „Er is zeer goed bewijsmateriaal om aan te nemen dat de boeken van Genesis door Mozes zijn samengebracht vanuit geschreven overleveringen op kleitabletten. (…) Door genesis heen wordt gebruikgemaakt van een literaire vorm, colofonstijl genaamd. Het vertelt je dat dit het punt is waarop een bepaald tablet eindigde en waar een andere start.” Tjarko: „Vergelijkend onderzoek naar de schrijfstijl en inhoud van het Gilgamesh-epos en Genesis laat bovendien duidelijk zien dat Genesis er eerder was, en dat het Gilgamesh-epos een verwaterde variant daarvan is. Genesis is accuraat, nuchter en compleet. Gilgamesh is vaag, vol bijgeloof en fantasie en aantoonbaar incompleet.”

Blijft boeiend

Het boek van Tjarko ligt in de schappen en daarmee is een tienjarig project ten einde gelopen. Maar voor Tjarko blijft het onderzoek gewoon doorgaan. „Ik kan me er niet van losmaken. Dit onderwerp blijft me boeien. Als ik iets nieuws te melden heb, hoop ik er een artikel over te schrijven voor Weet Magazine.”

PYRAMIDES WERELDWIJD – WAAROM VIND JE OVERAL MYSTERIEUZE TORENS?
Als je aan piramides denkt, denk je aan Egypte. Die twee zijn bijna synoniem. Toch worden er over de hele wereld piramides gevonden. De Babyloniërs hadden ze (Ziggurats), de Maya’s en zelfs in Bosnië en in China worden piramidevormige bouwsels aangetroffen. Tjarko Evenboer: „Het feit dat deze gebouwen wereldwijd te vinden zijn, heeft ons iets te zeggen.”

„Kort na de vloed is er een cultus van afgoderij ontstaan, in het leven geroepen door machthebber Cusch en zijn zoon Nimrod. Als gevolg daarvan is men, onder aanvoering van Nimrod, begonnen met de bouw van een piramidevormige toren, een Ziggurat, die tot in de hemel moest reiken. Na de torenbouw zijn de stammen, als gevolg van de spraakverwarring, elk huns weegs gegaan en namen ze de cultus van de afgoderij mee.”

Mysterieus

Als je uitgaat van de doorgaans gebruikte chronologie van de geschiedenis kun je het bestaan van piramides maar moeilijk verklaren. Dan blijven het mysterieuze bouwwerken. Als namelijk de eerste menselijke beschavingen zijn voortgekomen uit primitieve jagers, hoe kunnen de oude Egyptenaren dan zo lang geleden uit het niets zulke enorme, technisch perfecte bouwwerken maken? „Om die vraag te beantwoorden kwamen sommigen met de gedachte dat de piramides zijn geplaatst met de hulp van buitenaarde wezens. Ja, dat is een verklaring…” Tjarko kijkt wat bedenkelijk. „Het is maar net waar je in gelooft.”

IJzeren tijdperk

Tjarko’s verklaring luidt anders: „Volgens de Bijbel waren de eerste Egyptenaren nakomelingen van Misraïm (wat ook de Hebreeuwse naam voor Egypte is), een zoon van Cham, die kort na de zondvloed en de torenbouw in Babel vanuit het Midden-Oosten migreerden. De bouwkundige kennis van Egypte voert dus terug naar het oude Babylon. Dat verklaart waarom de eerste Egyptische dynastie ‘uit het niets’ opduikt met kennis van het schrift en een sterk ontwikkelde cultuur.” Vanuit de Bijbelse visie is het aannemelijk dat de eerste generaties mensen na de schepping al konden schrijven, mede omdat zij zeer oud werden en daardoor veel langer de tijd hadden zich te ontwikkelen in allerlei technieken. In Genesis 4 vers 22 staat bijvoorbeeld dat Tubal-Kaïn (Tuval Cayin), die voor de zondvloed leefde, een leermeester was van alle bewerkers van koper en ijzer (de Romeinse mythologie ‘herinnert’ hem nog als Vul-canus). Volgens Genesis zat Tubal-Kaïn dus al in het ijzeren tijdperk op een moment dat hij volgens de gangbare chronologie nog met stenen had moeten experimenteren. Ook het schrift zal al bekend zijn geweest. De wetenschappelijke stelling is tegenwoordig dat de schrijfkunst reeds in 3200 voor Christus beheerst werd door de oude bewoners van het Babylonische gebied – de plaats waar volgens de Bijbel de eerste beschaving na de vloed is ontstaan.

Het boek van Tjarko Evenboer wordt ook in onze webshop te koop aangeboden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Demoed, J.F.A. 2012, Noach en het einde van Atlantis. Onderzoeksjournalist brengt nieuw boek uit – Wat zeggen mythen over Genesis?, Weet 13: 27-31 (PDF).