Een paar maanden geleden kwam er een populairwetenschappelijk boek uit: OER. Geschreven door Corien Oranje, bekend als christelijke kinder- en jeugdboekenschrijfster, Gijsbert van den Brink, theoloog aan de VU, en Cees Dekker, natuurkundige aan de TU Delft. Klinkt goed, die combinatie. Of toch niet?
Het boek begint met ene “Proton”, die van zijn vrienden het advies krijgt om een boek te schrijven over zijn ervaringen. Deze Proton (Pro voor zijn vrienden) blijkt, hoe kon het ook anders, een proton1 te zijn. Hij maakt samen met zijn maatjes de complete geschiedenis van het heelal mee, vanaf minder dan 1 seconde na de oerknal. We gaan in het boek in vogelvlucht langs de hoogtepunten van de geschiedenis. Hij wordt onderdeel van een atoomkern, daarna van een hele atoom, en daarna van een molecuul. Hij komt terecht in een ster, nadat die uiteenbarst, komt hij na miljarden jaren terecht op een klomp steen die rondom een ster zweeft, “die ze Helios noemden”. Hij ziet hoe die steenklomp langzaam, heel langzaam, (dat is een vaak terugkerend woord in het boek) verandert in een geweldige planeet.
Daarna lezen we hoe de molecuul waar Pro deel van uitmaakt in de oersoep (omschreven als een “uitzinnig dansfeest, waarbij sommige atomen na een gepassioneerde tango aan elkaar blijven plakken”), wordt opgeslokt door een soort fabriekje. Dit fabriekje wordt bestuurd door een vreemde gebochelde dame, ribonucleïnezuur (“maar je mag me ook RNA noemen”). Dit fabriekje, dat een cel genoemd wordt, deelt zich. En opnieuw, en opnieuw. De afgescheiden cel blijft zich ook delen, waardoor er steeds maar meer cellen komen. 2, 4, 8, 16! Vervolgens wordt in één zin even losjes verteld, dat de cellen na een tijdje een nieuwe manager kregen, ene DNA, en dat ze een nieuwe, efficiëntere manier hadden uitgevonden om energie te winnen uit de zon (fotosynthese). Ook wordt er verteld over een nieuw, beschermend laagje dat om de cel wordt gevormd. Vervolgens wordt verteld over het eerste meercellige leven.
Als Pro en zijn atoomkernvrienden onderdeel uitmaken van een kwal, vertelt Ensis, een neutron uit Pro’s atoomkern, dat ze heeft gehoord dat er leven buiten het water mogelijk is. Ze wordt vierkant uitgelachen, maar het blijkt wel mogelijk. Er wordt verteld over de eerste planten die het land op gingen, of dieren. Van dieren wordt verteld dat ze iets ontwikkelen dat wel op een pomp lijkt, om voeding en voedsel door hun lichaam te laten stromen. Ook ontwikkelen ze harde uitsteeksels waarmee ze kunnen lopen.
Na een tijd gaan er geruchten onder de deeltjes dat “de Schepper” contact wil leggen met één van zijn schepsels. Vanaf dan, zo wordt ons verteld, letten Pro en zijn vrienden extra scherp op elk dier waar ze deel van uitmaken of dat ze zien. Op een zeker moment maken ze onderdeel uit van “een 6 meter hoog, 12 meter lang, alles-dat-op-zijn-pad-kwam-verslindend dier” waarschijnlijk een Tyrannosaurus of een ander grote theropode. Zou dit het wezen zijn waar de Schepper contact mee wil maken? Of een bepaalde vogel (waar ons geen nadere beschrijving van wordt gegeven)? Ze komen een klein zoogdiertje tegen en bewonderen zijn hersencellen, vlak voordat het beestje wordt opgeschrokt door hun vogel-gastheer. Vervolgens wordt er verhaald over “de Grote Ramp”, niet de zondvloed, maar de meteoriet die zogenaamd een einde maakte aan meer dan de helft van al het leven op aarde, dinosaurussen incluis. Even denkt één van Pro’s maatjes dat het project van de Schepper mislukt is, maar dit wordt door de anderen resoluut afgewezen. Later merkt Pro dat het project van de Schepper toch niet mislukt is, maar dat de Grote Ramp juist ruimte heeft gemaakt voor de zoogdieren, de primaten en uiteindelijk de mens.
Op een zeker moment maken ze onderdeel uit van een hek om de moestuin van het hutje van ene Womuntu (Adam) en Maisha (Eva). Beiden blijken, onafhankelijk van elkaar, de Schepper ontmoet te hebben. Ze roepen hun dorpsgenoten bijeen en gaan in optocht naar de 2 bronnen (die in dit boek de twee bomen vervangen) en vieren een groot feest. Het zou te ver gaan voor een recensie om ook nog de zondeval en de Bijbelse geschiedenis tot en met Johannes op Patmos te beschrijven. Het eindigt met een gesprek in het ISS tussen een theïstisch-evolutionistische en een atheïstische astronaut. Daar wordt duidelijk gemaakt dat het toch zo dom niet is om in God te geloven.
De sterke punten van dit boek zijn het originele oogpunt waar vanuit het verhaal is geschreven en de humor die er zeer regelmatig tussen wordt gestopt. Maar daar houdt het dan ook echt op. Hoewel het nawoord meerdere keren vertelt dat het de bedoeling was om in dit verhaal de wetenschap en de Bijbel te combineren waarbij beiden volledig tot hun recht kwamen, doet dit verhaal aan geen van beiden recht. Niet aan de Bijbel, want:
- En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. (Genesis 1:5) Waarom zou het woord dag in het scheppingsverhaal altijd tijdperk betekenen, terwijl het overal in de rest van Genesis een gewone dag van 24 uur betekent?
- Je kunt met het boek Genesis de tijd tussen bijvoorbeeld de schepping van de landdieren en de schepping van Adam ongeveer weten. Je komt hierbij op minder dan een dag, misschien wel minder dan een minuut. Dat is heel iets anders dan de ongeveer 450 miljoen jaar tussen de eerste dieren die het land op kropen en het eerste voorkomen van Homo Sapiens Sapiens volgens evolutie. Je schiet overigens niet erg veel op met de bewering dat er gaten zitten in die geslachtsregisters. Er is geen enkel bewijs voor die gaten, en zelfs al was het wel zo: als er staat dat dat meneer X zo en zoveel jaar oud was toen meneer Y werd geboren, maakt het voor de chronologie niets uit of meneer X nou de vader, opa of voor mijn part betovergrootvader was van meneer Y.
- Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. (Exodus 20:11) Kan het nog duidelijker? Je moet hierin behoorlijk gaan knippen en plakken om dit te rijmen met evolutie.
- Ook op een heleboel andere plekken wordt er rechtstreeks tegen de Bijbel ingegaan in dit boek. Bijvoorbeeld: Adam en Eva zijn in dit boek NIET de eerste mensen.
Dit boek doet ook geen recht aan de wetenschap, want:
- Hoe rijm je het spontaan vormen van een cel met de natuurwetten?
- Hoe kan iets ongelofelijk ingewikkelds als DNA, fotosynthese of het hart zich in stapjes ontwikkelen?
- Stel: een bepaalde voorouder van een vliegend reptiel, een soort hagedis bijvoorbeeld, krijgt door een mutatie een iets langere vinger. Door een bepaalde toevallige gebeurtenis, bijvoorbeeld een natuurramp, wordt een langere vinger voor deze soort een voordeel om te overleven. Uiteindelijk overleeft alleen onze gemuteerde hagedis en krijgt alleen hij nageslacht. Alle hagedissen zonder mutatie zijn nu uitgestorven. De volgende generatie hagedissen heeft nu een langere vinger. Dit herhaalt zich en zo wordt de vinger steeds langer en krijgen deze hagedissen vleugels. Dit verhaal is op zichzelf al niet zo logisch, en er zou een bijna bovennatuurlijke factor toeval voor nodig zijn. Maar laten we eens aannemen dat die factor geluk er is. Stel, we duiken ergens middenin het proces. De vinger is inmiddels erg lang geworden en zit zodanig in de weg, dat onze vriend niet meer kan rennen. Vliegen kan hij met het ding ook nog lang niet. Hij kan dus bijna niet bewegen! Niet om voedsel te verzamelen, niet om weg te rennen/vliegen voor roofdieren, en ook niet om een partner te vinden. Hoe zou hij moeten overleven of zich voortplanten? Dit zou het einde van de soort betekenen. Dit probleem zou zich vele generaties lang voordoen, en hij zou ook holle botten, het instinct om te vliegen en nog zoveel meer moeten ontwikkelen! En van hagedis naar pterosauriër is lang niet het enige “stapje” in het evolutie-verhaal. En dit zou allemaal moeten gebeuren? Sorry, daar heb ik te weinig geloof voor…..
- Ik heb hier een paar argumenten tegen evolutie genoemd. Er zijn er nog zoveel meer. Kijk eens rond op websites als logos.nl of creation.com (de laatste is Engelstalig).
Mijn doel hiermee was te belichten dat zo’n compromis vanuit de Bijbel helemaal niet mogelijk is en vanuit de wetenschap helemaal niet nodig. Waar ik mij vooral aan erger, is dat bovenstaande punten óf niet behandeld worden in dit boek of in één zinnetje even losjes benoemd worden, alsof ze de normaalste zaak van de wereld zijn. Kortom, wat vind ik van OER? Een leuk geschreven boek, maar inhoudelijk niet goed en zelfs gevaarlijk.