Inhoudsopgave
- 1 Slechts drie levensopvattingen
- 2 Uitgangspunt het verstand
- 3 God of goden filosofisch gezien
- 4 Verder over het uitsluiten van het onwaarneembare
- 5 Gevolg van de bezwaren van deze geleerden
- 6 Hoe qualificeren wij de keuze van het verstand als uitgangspunt?
- 7 Het gevoel als uitgangspunt
- 8 Slechts twee levensopvattingen
Slechts drie levensopvattingen
Er zijn veel levensopvattingen. Eigenlijk is er maar een beperkt aantal. Wanneer je kijkt, waarop iemand zich uiteindelijk baseert, is het aantal levensopvattingen niet zo groot. Sommigen baseren zich op hun geloof. Anderen baseren zich enkel op hun verstand. Tegenwoordig zijn er ook steeds meer mensen die zich baseren op hun gevoel. Let wel. Iedereen gebruikt zijn verstand en zijn gevoel en ook de Bijbel vindt dit belangrijke zaken. Waarover we hier spreken, is de uiteindelijke basis voor de levensopvatting.
Inmiddels blijkt uit de vorige alinea wel, dat én het verstand én het gevoel én het geloof van hun eigen uitgangspunt niet kunnen bewijzen, dat het de waarheid brengt. Een gevolg is, dat voor de wetenschap en in de maatschappij drie soorten wetenschap en levensvisie in principe gelijkwaardig moeten zijn: die op basis van het verstand, die op basis van het gevoel en die op basis van het geloof. Een christelijke universiteit, een christelijke school en een christelijke mens zijn dus niet minderwaardig tegenover een zogezegd neutrale universiteit, school of persoon. Beide richtingen zijn vanuit de gangbare wetenschap gezien op vooroordelen gebaseerd.
Uitgangspunt het verstand
De keuze voor het verstand is dus niet-wetenschappelijk en subjectief. Je zou kunnen spreken over een vorm van geloof. De “wetenschappelijke en neutrale” persoon die alles buitensluit wat niet met het verstand beredeneerd kan worden of waargenomen kan worden, is dus net zo gelovig als wie zich baseert op de Bijbel.
Dat betekent, dat ook een zogenaamd wetenschappelijke levensvisie geen neutraal standpunt is. De filosoof Hans-Georg Gadamer is terecht tot een gelijkaardige conclusie gekomen. Hij zegt, dat je bij het filosoferen standpunten inneemt over wat je in de wereld waarneemt. Je interpreteert de werkelijkheid. En hij erkent, dat men bij het interpreteren van de werkelijkheid keuzes maakt die op vooroordelen berusten.
Wanneer je kiest voor wat je kunt waarnemen en beredeneren, sluit je uit, dat er zaken bestaan die voor ons (of onze instrumenten uiteraard) niet waarneembaar zijn. Je moet dus het ontstaan van wat er bestaat en gebeurt, verklaren zonder rekening te houden met invloeden of rechten vanuit een onzichtbare wereld van God, goden, geesten, demonen en wat verder dan ook daar zou kunnen bestaan.
God of goden filosofisch gezien
Als we God of goden zeggen, waarover hebben we het dan filosofisch gezien? Want in de geschiedenis van de filosofie was het ook voor de Grieken normaal om rekening te houden met een god of goden. Ik noem hier slechts Xenophanes, Plato, Aristoteles, Cleanthes, Philippus van Opus, Cicero. Wij zijn in onze tijd doordrenkt van democratisch denken. Spreken we over God (of goden), dan hebben we het over een instantie die het recht heeft om te bepalen wat juist is, die mensen op het matje mag roepen en berecht. Hij (ik houd het verder maar op enkelvoud) maakt plannen om redenen die ons onbekend zijn, heeft belangen die ons onbekend zijn. Hij heeft ongelofelijk veel energie en veel verstand.
Hij staat buiten de tijd. Wat wil dat laatste zeggen?
Ik maak een vergelijking met iets wiskundigs. Op het middelbaar had ik in 1961-1963 een wiskundelerares van tussen de 65 en 70 jaar, mevrouw Appels. Zij vertelde op zeker moment van de roman Flatland van Edwin Abbott Abbott uit 1884. Daarin wordt beschreven, wat wezens waarnemen die alleen zouden bestaan in een vlak van twee dimensies. Normaal nemen zij alleen punten, lijnen, driehoeken, rechthoeken en dergelijke waar. Kubussen, bollen piramides en verdere driedimensionele dingen zien zij niet – of maar zeer gedeeltelijk. Stel dat een bol door het vlak heengaat waarin ze leven, wat zien ze dan? Eerst een punt, dan een uiterst kleine cirkel. Die cirkel wordt steeds groter, maar wordt op zeker moment weer steeds kleiner totdat hij een punt wordt en weer verdwijnt. Dat die punten en cirkels één bol vormen, gaat er bij hen niet in.
Als de tijd de vierde dimensie is, zo legde mevrouw Appels uit, dan kunnen wij ons totaal niet voorstellen, hoe het is om alle tijden van het verleden en de toekomst tegelijk waar te nemen. God doet dat wel. Het is ook daarom, dat Hij geen begin of einde heeft.
Verder over het uitsluiten van het onwaarneembare
Lieslaarzen zijn nuttige dingen. Je kunt ermee in sloten of vijvers werken of er ratten vangen. Zet je echter iemand met lieslaarzen op het strand van Oostende en geef je hem de opdracht naar Engeland te wandelen, dan krijgt hij na enkele tientallen meters al zware problemen. Lieslaarzen dienen namelijk niet voor het gebruik in diep water. Het verstand is een nuttige zaak, maar ook dit heeft zijn grenzen. Het dient niet om waarheid te vinden betreffende God en de onzichtbare wereld. De geijkte wijze van wetenschap bedrijven mag dus niet zomaar uitsluiten, dat God bestaat. Integendeel zij heeft God nodig. De natuur steekt zo ingewikkeld en doeltreffend in elkaar, dat er een groot verstand, een grote kracht, een subliem plan en een grote persoonlijkheid achter moet steken. Ik geef drie voorbeelden van geleerden die problemen hebben met het aanvaarden van een evolutie die volledig toevallig verliep.
Sir Frederick Hoyle, een bekende Engelse astronoom, vond de tijd die verlopen is sinds de Big Bang te kort om alle evoluties te kunnen verklaren. Toevallig kan alles niet op zo “korte” tijd in de plooi gevallen zijn. Zijn oplossing: er is een programma van vooruitgang geweest dat zich ontwikkeld heeft. Zoals in een kastanje een programma ligt die de vrucht laat uitgroeien tot een kastanjeboom, zo moet er een programma in de kosmos aangebracht zijn. Een superintelligent volk buiten de kosmos heeft dat programma in de ontploffende materie van de Big Bang gestoken. Probleem is natuurlijk waar dat superintelligente volk vandaan komt. Had hij echter “God” gezegd, dan was de oorsprong geen probleem. Hij staat buiten de tijd en heeft daardoor geen begin en geen eind.
Gerard Bodifée, een Vlaamse kosmoloog, schreef een boek Aandacht en aanwezigheid (Kapellen 1991). Daarin schrijft hij, dat in de natuur mensen en dieren (en planten, zegt hij ook) aandacht hebben voor hun omgeving. Hij vindt, dat aandacht niet kan ontstaan zonder een grote Aandacht. Hij aarzelt niet om die grote Aandacht de levende God te noemen. Dat die levende God met die grote aandacht logischerwijs nog steeds aandacht en zorg zal hebben voor zijn schepselen, ontgaat hem kennelijk.
Alan Guth, een Amerikaanse astronoom, ziet een ander probleem. We meten de afstand van verschijnselen in de kosmos met lichtjaren. Dat is de afstand die het licht in een jaar aflegt. Het licht beweegt zich volgens Einstein altijd met dezelfde snelheid. Het heelal zou 13,8 miljard jaren bestaan. Er zijn, om het eenvoudig samen te vatten, verschijnselen in het heelal die een veel langere tijd nodig hebben om tot bestaan te komen, maar na die langere tijd konden ze om andere redenen weer niet bestaan. Oplossing van Guth: het heelal heeft zich oorspronkelijk in letterlijk een fractie van een seconde opgeblazen met een ongelofelijke snelheid – een snelheid veel groter dan die van het licht. Het ontstaan van het heelal in een oogwenk ….. De vraag is, evenals bij Hoyle, of hij het woord God niet wil vermijden.
Gevolg van de bezwaren van deze geleerden
Elk van de drie onderzoekers noemt een verschillend aspect van wat in de evolutietheorie gemist wordt:
We zoeken ook iemand die geen begin heeft en dus buiten de tijd staat. God moet er dus zijn. Tot dezelfde conclusie kwam Paulus:
Want wat onzichtbaar is van hem (namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid), wordt sinds de schepping met het verstand doorzien uit wat Hij gemaakt heeft. Romeinen 1: 20
Er is dus iets aan God wat je niet kunt zien: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Als je naar de schepping kijkt en je verstand gebruikt, moet je tot de conclusie komen, dat er Iemand is met eeuwige kracht en goddelijkheid. Je kunt dus tot de conclusie komen, dat er een god is. Welke, dat is de volgende vraag. Paulus gaat verder:
Het gevolg is, dat ze niet te excuseren zijn. Immers, ze kenden God, maar hebben Hem niet als God verheerlijkt of gedankt. Maar in hun denken zijn ze in het zinloze terecht gekomen. En hun hart, dat niet begrijpt, is duister geworden. Ze zéggen, dat ze wijs zijn, maar ze zijn dwaas geworden. En ze hebben de eer van de onvergankelijke God ingeruild voor iets wat lijkt op de afbeelding van een vergankelijk mens en van vogels, viervoetige en kruipende dieren. Romeinen 1: 21-23
Wat voor een god? In ieder geval niet een Iets. Veel tijdgenoten zeggen: “Er zal wel Iets zijn”. Iets is vaag, Iets doet niets. Iets laat zich niet kennen. Iets moet je niet danken of verheerlijken. Het ligt toch voor de hand, dat de god die de kosmos en het leven gemaakt heeft voor die kosmos en voor die levende wezens aandacht heeft. En dan komen we automatisch bij Bodifée.
Je ontkomt met Bodifée niet aan een levende God die aandacht heeft. En als Hij aandacht heeft, wil hij zijn schepselen ook niet in het ongewisse laten over wat Hij gedaan heeft en wat het beste is. Dat de Bijbel van God komt, moet ik hier niet meer bewijzen. De boeken van Josh MacDowell zijn duidelijk genoeg. Zijn sterkste punt zijn ongetwijfeld de vele zeer specifieke voorspellingen uit het Oude Testament die uitgekomen zijn.
En omdat God bestaan moet, omdat wij door Hem geschapen zijn en de Bijbel van God moet komen, zijn wij onderworpen aan wat in die Bijbel staat. Het is dit laatste wat veel mensen niet zint.
Hoe qualificeren wij de keuze van het verstand als uitgangspunt?
Filosofie gebaseerd op het verstand is omstreeks 550 voor Christus uitgevonden in Griekenland door Thales van Milete. Dat men zich toen oncomfortabel voelde bij de traditionele Griekse goden, is zeer wel voor te stellen. Xenophanes zei niet voor niets, dat men de goden alles toeschreef wat bij de mensen oneervol en schandelijk was: stelen, echtbreken en elkaar bedriegen. Heel veel Griekse filosofen kwamen echter tot de aanname van één god die meestal ook geschapen had, maar merkwaardigerwijs nooit uit het niets. Een aantal filosofen wilde die god ook wel eren en zo komen ze heel dicht bij wat Paulus schreef. De Bijbel (of wat daarvan toen al bestond) kenden zij niet. De Bijbelse God eren konden ze dus niet.
Wel kunnen we over heel de filosofie van 550 voor Christus tot nu vaststellen, dat geen twee filosofen het met elkaar eens waren. Is het verstand dan wel een betrouwbaar uitgangspunt? Uit het vorige onderdeel van dit artikel blijkt, dat de keuze van het verstand (zonder rekening te houden met het bestaan van God) als uitgangspunt niet zo verstandig is. Integendeel. Als je eerlijk onderzoekt, moet je tot de conclusie komen, dat het ontstaan van de wereld en van het leven zonder God onmogelijk is en dat de Bijbel zo in elkaar steekt, dat de conclusie zich opdringt, dat die op bovennatuurlijke wijze tot stand is gekomen. Weiger je die mogelijkheden eerlijk te onderzoeken, dan is de keuze voor het verstand als uitgangspunt een subjectieve niet-logische keuze van het gevoel, dat zich oncomfortabel voelt bij het bestaan van God.
Het gevoel als uitgangspunt
In onze tijd wordt het steeds meer mode om het gevoel als uitgangspunt van de levensbeschouwing te kiezen. Men zegt eerlijk zich onbehaaglijk te voelen bij de “grote verhalen” van vroeger. Daaronder vallen dan de geijkte filosofische richtingen en de godsdiensten. Men kiest dan voor een levensvisie waarbij men zich wel comfortabel voelt. Die levensvisie moet ook niet beslist waar zijn. Men zoekt de waarheid niet, maar iets waarmee men kan leven. Eigenlijk zou je niet te lang moeten vasthouden aan hetzelfde, want dan word het weer een “groot verhaal”. Twee elkaar tegengestelde visies kunnen ook tegelijk wenselijk zijn. Ze sluiten elkaar niet uit. Houd het vaag, is de leuze. God is Iets. En dat Iets grijpt niet in. Na de dood is er niets. Of misschien toch reïncarnatie. Ook dit is natuurlijk een comfortabele oplossing. Je komt terug. Je krijgt nog een kans. Je toekomstige status hangt dan wel af van je gedrag in je afgelopen leven. Maar wie of wat die reïncarnatie regelt, mag je niet vragen.
Hier is inmiddels wel iets nieuws gaande. Tot voor kort zocht men de waarheid. Ieder had zijn theorie, maar dacht wel de waarheid te bezitten of te benaderen. De Grieken en de Romeinen kenden wel de sceptici. Dat waren filosofen die tot de conclusie gekomen waren, dat de waarheid niet te vinden was. Maar zij hadden wel eerst geprobeerd te waarheid te bereiken. Nu vindt men de poging de waarheid te zoeken al ongewenst.
Het is duidelijk, dat we opnieuw te doen hebben met subjectiviteit en vooroordelen:
Slechts twee levensopvattingen
Ik begon te schrijven, dat er slechts drie levensopvattingen zijn. Je baseert je op je verstand, op je gevoel of op je geloof.
Inmiddels is gebleken, dat wie zich op zijn verstand baseert, dat doet uit gevoelsoverwegingen: de weigering om na te gaan, of er aanwijzingen zijn, dat God nodig is om het bestaan van de wereld te verklaren en de weigering om na te gaan, of de Bijbel bovennatuurlijk tot stand is gekomen.
Daarmee stelt men zich op één lijn met degenen die zich in onze tijd baseren op het gevoel. Ook zij weigeren bepaalde visies eerlijk en volledig te overwegen, omdat mende waarheid niet wil zoeken.
Daartegenover staat het Bijbels geloof. Alleen dat heeft eerlijk alle mogelijkheden van bovennatuurlijke aard overwogen en gezien, dat deze alleen de kosmos en het leven kunnen verklaren. Dus: gebruik je verstand en je wordt vanzelf christen.