Het is ontegenzeggelijk een zeer wezenlijke vraag, die de titel van dit boek aangeeft. Nooit eerder is de vraag naar de oorsprong van de mens zo groot geweest als in onze tijd, waarin de evolutietheorie haar miljoenen verslaat en er tegelijk vele miljoenen mensen zijn die met die theorie – zeker ten aanzien van de oorsprong van de mens – helemaal niet uit de voeten kunnen. Het is dan ook een gewichtige zaak als de auteur van dit boek aangeeft dat hij allerlei oplossingen onderzoekt naar wat de mens is door ‘het verschijnsel mens’ te analyseren in de context van de kosmologie, biologie en psychologie, en daarna kijken we in het laatste deel van het boek naar de bijbelse context.
Auteur

Prof. dr. Edgar Andrews
Eerst maar iets over de auteur, die dit gewichtige onderwerp van diverse kanten heeft bekeken. Dr. Edgar Andrews is emeritus hoogleraar materiaalkunde aan de Universiteit van Londen en een internationaal expert op het gebied van polymeren. Hij is geboren in Didcot (graafschap Oxfordshire) in Engeland op 16 december 1932. Dr. Andrews is opgeleid als natuurkundige (BSc theoretische natuurkunde, PhD experimentele vastestoffysica, DSc natuurkunde). In 1967 richtte hij de afdeling materiaalkunde op aan het Queen Mary College van de Universiteit van Londen (een afdeling van de faculteit technische wetenschappen, waarvan hij later decaan werd). Hij heeft meer dan honderd wetenschappelijke studies en boeken gepubliceerd. Hij schreef ook enkele bijbelcommentaren en verscheidene werken over wetenschap, religie en theologie. Zijn boek From nothing to Nature is in tien talen vertaald. Bekend is zijn boek Wie heeft God gemaakt? Op zoek naar een allesverklarende theorie, waarvan het boek Wat is de mens? Adam, alien of aap? een zelfstandig te lezen vervolg genoemd mag worden.
Indeling van het boek
Dr. Andrews heeft zijn boek onderverdeeld in drie delen, die achtereenvolgens bestaan uit (1) de mens en het universum, (2) de mens en de biosfeer en (3) de mens en de Bijbel.
De mens en het universum
Vandaag de dag worden wij geconfronteerd met verschillende plausibele antwoorden op de vraag: wat is de mens? Die antwoorden, zegt Andrews, worden gekenmerkt door twee uitersten: door David in zijn Psalm (8) en door Darwin in zijn evolutietheorie of zijn theorie van ‘gemeenschappelijke afstamming’. Binnen die twee uitersten zijn er nog een aantal alternatieven en die worden door Andrews uitvoerig besproken. Als beweerd wordt dat ons bewustzijn op de een of andere manier ontstond of ontwaakte uit een wirwar van neuronen, synapsen, chemische stromen en elektrische impulsen in wat wij hersenen noemen, zegt Andrews dat een opkomen of ontwakend bewustzijn niet iets is wat bij toeval gebeurt. Ook de bewering dat het universum zichzelf uit het niets schiep en dat de natuurwetten wel tot de spontane schepping van de kosmos moesten leiden, pareert Andrews door de bewering dat ‘iets of iemand met een onstoffelijke natuur die natuurwetten dan toch gemaakt moet hebben, en dat zij bestonden in het verstand van een onstoffelijk wezen’. Dat impliceert dat deze atheïstische theorieën logischerwijs tot de noodzakelijkheid van het bestaan van een scheppende God leiden. En dus is de logica van de atheïst ondeugdelijk. Allerlei andere zaken komen ook aan de orde, zoals de kans op buitenaards leven, het uniek zijn van de mens op kosmische schaal, het ontstaan van de kosmos, en het multiversum. Andrews concludeert: het antwoord op de vraag ‘wat is de mens?’ kunnen we niet vinden in allerlei multiversale ideeën.

Wat is de mens? Adam, alien of aap?
De mens en de biosfeer
We vinden geen enkele materialistische verklaring voor de wonderbaarlijke uniekheid van de mens en dus moet het gezegd: ‘De uniekheid van de mens onder de zelfbewuste schepselen is onbetwistbaar.’ Dr. Andrews onderzoekt de grote verschillen die er bestaan tussen de mens en onze ‘naaste verwant’, de chimpansee. Het blijkt dat er meer dan 200 verschillen tussen mensen en chimpansees bestaan, en Darwins theorie van gemeenschappelijke afstamming is een mythe van enorme proporties. Dat betekent ook, zegt Andrews na een spannend en goed leesbaar betoog, dat de chimpansees in de dichtstbijzijnde dierentuin niet uw naaste verwanten zijn, en dat u ze geen verjaardagskaart hoeft te sturen. Ook laat hij zien dat we weinig kunnen over onszelf kunnen aan de hand van de fossiele overblijfselen van primaten, en met de 14C methode van Willard Frank Libby kun je niets meten dat ouder is dan 40.000 jaar. Heel knap is het gedeelte over het verstand en het brein van de mens, en Andrews toont aan dat ons verstand blijft voortbestaan als het lichaam sterft, want: als elk menselijk verstand gearchiveerd is in het verstand van God, overleeft het verstand van de mens de vernietiging van het brein waarin het eens verbleef.
De mens en de Bijbel
In de voorgaande twee delen stond de auteur stil bij de pogingen van atheïsten, evolutionisten en materialisten om de verklaring voor het leven, het universum en allerlei andere dingen te vinden. Daarbij laten alle theorieën en speculaties God er weliswaar bewust buiten, maar het blijkt dat ze geen van allen een definitieve verklaring kunnen bieden. Ook hierin is de auteur helder, en wat hij beweert staaft hij op grond van de Bijbel en het unieke scheppingsverhaal: de zondeval van Adam en Eva en de gevolgen ervan. Hij is goudeerlijk als hij opmerkt dat velen die de eerste hoofdstukken van Genesis als totale fictie beschouwen, het met zijn korte (!) analyse niet eens zullen zijn, maar, en ik citeer: ‘De positie die ik uiteengezet heb, is naar mijn mening de enige die ons toestaat om de bijbelse claim serieus te nemen dat (1) God Adam en Eva ‘naar Zijn eigen beeld’ schiep, en (2) Jezus Christus in de wereld kwam om ‘het verlorene te zoeken en te redden.’ Deze God onderhoudt nog steeds voortdurend Zijn schepping, en de toekomst – het visioen van Johannes uit het laatste bijbelboek Openbaring – zal laten zien waar de bestemming van de mens uiteindelijk vervuld zal worden. Dat zal ook het laatste en ultieme antwoord zijn op de vraag: wat is de mens?
Dit boek wordt ook in onze webshop te koop aangeboden.