Inhoudsopgave
God sloot Zijn verbond met de Israëlieten op de berg Horeb. In het Hebreeuws betekent die naam ‘verschroeiing’. Het vinden van de Horeb zegt iets over de betrouwbaarheid van de Bijbel. Welke bergen komen hiervoor in aanmerking?
Een berg verdwijnt niet zomaar. De berg Horeb bestaat dus waarschijnlijk nog. De vraag is echter welke berg het is en of dat aan te tonen is met overtuigende archeologische bewijzen. Er zijn aanknopingspunten uit de geschiedenis waardoor je aan de volgende bergen kunt denken:
I – Jebel Moesa
Jebel Moesa – Arabisch voor ‘berg van Mozes’ – ligt op het eindpunt van een zuidoostelijke uittochtroute (zie kaart hieronder). Deze 2285 meter hoge berg ligt in het zuidelijke deel van het Sinaïgebergte, op hemelsbreed zo’n 370 kilometer van Gosen (in Egypte), het vertrekpunt van de Israëlieten. Inscripties van Nabateeërs uit de derde en tweede eeuw voor Christus beschrijven dat de Jebel Moesa een religieuze betekenis had. Nabateeërs waren nakomelingen van Ismaël die van ongeveer 300 v.Chr. tot 106 n.Chr. een groot gebied aan de oostgrens van Israël bewoonden. Onderaan de Jebel Moesa, ver van de top gelegen, is een dal. Daar zouden de Israëlieten hun kamp kunnen hebben opgeslagen (Exodus 19:2). De top van de Jebel Moesa steekt 735 meter boven het dal uit. Aangezien Mozes de Israëlieten pas hoorde nadat hij van de top was afgedaald, kan dit een aanwijzing zijn dat het inderdaad om de Jebel Moesa gaat. Wel is het zo dat de beklimming van deze top erg moeilijk is. De bergwand is steil en hoog. De noordelijke uitloper van de Jebel Moesa, de Ras es-Safsaf (Wilgenboomtop), wordt ook wel als alternatief aangewezen, omdat de beklimming daarvan makkelijker is. Deze is nog steeds erg hoog (2054 meter), maar ligt slechts 504 meter boven het dal en vlak bij de plek waar de Israëlieten hun kamp konden hebben opgeslagen. Dat strookt echter minder goed met de Bijbel. In het dal zou veel te weinig plaats zijn voor de Israëlieten en hun vele vee (Exodus 12:37-38). De benoeming van de Jebel Moesa als Mozesberg door Helena, de moeder van keizer Constantijn, in 326 n. Chr. is wetenschappelijk omstreden. Zo liet ze haar keuze bepalen door wat de plaatselijke bewoners haar vertelden. Daar komt bij dat de Joodse historicus Flavius Josephus over de Horeb schrijft dat het de hoogste berg in het gebied is. Zowel Jebel Moesa als Ras es-Safsaf komen daarvoor niet in aanmerking, want de berg Katharina, die er vlakbij ligt, is 350 meter hoger.
II – Jebel Serbal
De Jebel Serbal ligt in het westelijke Sinaïgebergte, ongeveer 30 kilometer dichter bij Gosen dan de Jebel Moesa. De berg is 2070 meter hoog en werd al heel vroeg in de geschiedenis als Mozesberg aangewezen. Reeds in de vierde eeuw na Christus was er een klooster bij de oase Feiran (Paran), in het dal aan de oostkant. Ook van deze berg bevestigen Nabatese inscripties dat hij een oude religieuze betekenis had. Jebel Serbal is makkelijk bereikbaar via een breed beekdal. Ook is de beklimming ervan minder moeilijk dan van de Jebel Moesa. Hoewel de top 1420 meter boven het dal ligt is de klim geleidelijk. Dat komt doordat de top ver van het dal verwijderd is. Minpunt is dat de huidige Feiran-oase te weinig water geeft om een groot volk met hun vee te kunnen laten drinken.
III – Serabit El-Kadem
Vertrekkend uit Egypte is de Serabit el-Kadem de eerste berg die het volk tegen zou komen op weg naar het Sinaïgebergte. Deze berg ligt in de noordwestelijke uitlopers daarvan, hemelsbreed zo’n 270 kilometer verwijderd van Gosen. Serabit el-Kadem was een oude religieuze plaats. Er stond een Egyptische tempel. Bij deze berg is genoeg ruimte voor de Israëlieten met hun vee. Ondanks de hoogte van 1040 meter is de beklimming makkelijk, want de top ligt maar 440 meter boven het dal. Dit strookt niet met de gedachte dat Mozes het volk pas hoorde toen hij een eind van de top was afgedaald (wat je uit Exodus 32:15-17 zou kunnen afleiden). De omgeving is open. De wind heeft er vrij spel en het is er vaak erg heet. Tegenwoordig is er geen begroeiing en water te vinden. Het is moeilijk voor te stellen dat het volk met hun vee hier een kamp kon opslaan.
IV – Noordelijke Sinaï- en Negev-woestijn
Uitgaande van een noordelijke route uit Egypte zijn er meerdere rotsheuvels in de noordoostelijke Sinaï en de Negev aangewezen als mogelijke Mozesberg. Een daarvan is de ongeveer 800 meter hoge Har Karkom in de Negev, gelegen op zo’n 300 kilometer van Gosen. Ook komt de 880 meter hoge Jebel al-Halal in de Sinaï in aanmerking, op ongeveer 220 kilometer van Gosen. Deze locaties passen bij verschillende gebeurtenissen in de Bijbel die net ten zuiden van het beloofde land plaatsvonden, zoals die met de twaalf verspieders (Numeri 13). Alleen is er dan wel een probleem met de volgorde daarvan. Als het verslag chronologisch is, vonden de gebeurtenissen ten zuiden van het beloofde land pas lang na het bezoek aan de berg Gods plaats.
Andere aanwijzingen die voor deze heuvels pleiten zijn:
- Bij zowel de Har Karkom als de Jebel al-Halal zijn waterbronnen.
- Uit gevonden steeninscripties blijkt dat de heuvels een oude religieuze betekenis hadden.
- Er is op deze plekken voldoende ruimte voor de Israëlieten met hun vee.
Problemen met dit soort rotsheuvels zijn er ook:
- Ze liggen slechts een paar honderd meter boven het dal. Als je Exodus 32:15-17 zo leest dat Mozes al een eind aan het afdalen was voordat hij het volk hoorde, dan kan dat haast niet het geval zijn geweest op deze rotsheuvels. Hij zou de om het gouden kalf dansende Israëlieten al lang hebben gehoord.
- De Bijbel lijkt te zeggen dat de noordelijke route door Mozes juist werd vermeden (Exodus 13:17-18).
- De afstand van de Mozesberg naar Kades Barnea is volgens de Bijbel 11 dagen (Deuteronomium 1:2). Waarschijnlijk is daarmee 200 tot 250 kilometer bedoeld. Har Karkom ligt echter 75 kilometer van Kades Barnea vandaan, en Jebel al-Halal minder dan 40 kilometer.
- De archeologische vondsten bij deze heuvels hebben een andere datering dan de uittocht.
- Op de noordelijke uittochtroute zijn tegenwoordig nauwelijks oases.
- De route is onbeschut; het volk zou veel last hebben van wind en hitte.
V – Ten oosten van de Sinaï
Het volk kan Egypte hebben verlaten door naar het oosten te trekken (Midian). Aan het eind van die route zijn ook Mozesbergen aangewezen: in het tegenwoordige Jordanië en in het noorden van Saoedi-Arabië. Sommige bergtoppen in het zuidwesten van Jordanië zijn meer dan 1200 meter hoog, maar steken slechts enkele honderden meters boven het dal uit. Ook dat lijkt niet met de Bijbel te stroken, want je zit dan met hetzelfde probleem als de rotsheuvels in de Sinaï- en Negev-woestijn.
Andere problemen zijn:
- Het gebergte in Jordanië begint op circa 400 kilometer van Gosen. Dat is te ver lopen vanaf Egypte en te dicht bij het beloofde land.
- Het gebergte in Jordanië was in de tijd van de uittocht bewoond door sterke volken. Dat liet waarschijnlijk weinig ruimte over voor de Israëlieten.
Er zijn ook aanwijzingen die wel (enigszins) met de Bijbel overeenkomen:
- De zuidelijker gelegen bergen in Saoedi- Arabië zijn hoger dan in Jordanië. Sommige bereiken een hoogte van meer dan 2000 meter en steken 500 tot 1000 meter boven het dal uit.
- Enkele bergen zijn vulkanen. Sommige geleerden denken dat de zware wolk, de donderslagen en bliksemstralen die er volgens de Bijbel op de Horeb waren (Exodus 19:16) tekenen van vulkanische activiteit zijn geweest. Die werden echter volgens de Bijbel door Gods aanwezigheid veroorzaakt; over lavastromen en vuur lees je niets. De Israëlieten – en zeker Mozes en Jozua – zouden een vulkanische uitbarsting waarschijnlijk niet hebben overleefd. Eventuele vulkanische activiteit voegt ook niets toe aan het Bijbelse verslag waarin alleen God centraal staat.
VI – Jebel Al-Lawz
De eerste, tegenwoordig actieve, vulkaan die het volk – vanuit Egypte gezien naar het oosten trekkend – tegen zou komen, is Jebel al-Lawz. Als deze, of een andere berg in Saoedi-Arabië, de Mozesberg was, dan moet de Golf van Eilat de Schelfzee zijn geweest. Deze optie is eerder besproken in Weet 18. Toch geeft ook de Jebel al-Lawz, of elke andere berg in Jordanië of Saoedi-Arabië, problemen als je de Bijbeltekst ernaast legt. In Exodus 3:1 staat namelijk dat de Mozesberg niet in Midian lag, maar aan ‘de overkant van de woestijn Midian’. Ook lijkt een oostelijke uittochtroute veel te lang (meer dan 500 kilometer). Zouden de zwakkeren van het volk en het vee dat op kunnen brengen? Zo’n lange voetreis vereist veel kracht. Er moest onderweg voldoende beschutting zijn en plekken om water en voedsel te verzamelen. De vraag is dan waar de oases waren die in de Bijbel worden genoemd. Tegenwoordig zijn die er amper op die route. Ook dat is een reden waarom de Jebel al-Lawz en andere bergen in het oude Midian geen aannemelijke kandidaten zijn.
En de Horeb is…?
In de Bijbel staat dat Mozes de berg Horeb aan de achterkant van de woestijn Midian vond. Het is onduidelijk wat de omvang van dit gebied Midian kon zijn. Dat is een probleem. Het kan zich zuidwestelijk naar het Sinaï-schiereiland hebben uitgestrekt maar ook noordwestelijk naar Kanaän, noordelijk naar het huidige Jordanië en zuidelijk naar het huidige Saoedi-Arabië. Mozes koos die plek blijkbaar omdat er water, bomen en begroeiing waren, waar zijn kuddes konden grazen.
Volgens Exodus 4:27 zond God Aäron vanuit het Egyptische Gosen naar zijn broer Mozes om hem bij de Horeb te ontmoeten. De berg lag dus waarschijnlijk niet al te ver van Egypte. Stel dat Aäron 30 kilometer per dag liep – met een dromedaris 80 kilometer – dan lijkt het logisch om de Horeb op het Sinaï-schiereiland te zoeken, maar hemelsbreed nauwelijks verder dan 250 kilometer van Gosen. Op basis van deze Bijbelse gegevens kan de berg dan alleen in de Sinaï hebben gelegen.
Jebel Moesa wordt traditioneel aangewezen als de berg Horeb, maar deze ligt diep verscholen in het midden van het hoogste gedeelte van het Sinaïgebergte. Jebel Moesa is moeilijk te bereiken, het gebied is daar tegenwoordig erg onherbergzaam. Welke herder zou zijn kudde daarin leiden? Omdat Flavius Josephus de Horeb de hoogste berg in het gebied noemt, kun je in eerste instantie denken aan de berg Katharina. Maar omdat er voor deze hoogste berg in de Sinaï verder geen enkele belangrijke Bijbelse aanwijzingen zijn – en omdat deze nog moeilijker te bereiken is dan de Jebel Moesa – valt ook de Katharina als optie voor de Horeb af. Het zou kunnen dat Josephus ‘de hoogste berg’ niet letterlijk bedoelde, maar ‘dichterlijk’. De berg is dan de ‘hoogste’ omdat God erop neerdaalde. Als het wel een letterlijke betekenis heeft, is de Jebel Serbal een geschiktere kandidaat, want er zijn in de directe omgeving geen andere, hogere bergen. Bovendien is deze berg goed te beklimmen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de berg Katharina.
Er zijn veel uittochtroutes bedacht. De meeste passen niet bij de Bijbel, een paar wel. Toch is het Bijbelverslag over de uittochtroute wetenschappelijk erg aannemelijk. De Bijbel beschrijft een route die van begin af aan van de ene naar de andere oase loopt: Mara, Elim, Refidim en Horeb (Exodus 15:23, 27; 17:1). Noordelijke of oostelijke uittochtroutes vergen een lange reis door open, kale woestijngebieden en vallen daarmee af. Wat overblijft is een zuidelijke route.
Het Sinaïgebergte, dat zich van het noordwesten van het Sinaï-schiereiland naar het zuidoosten uitstrekt, zou bij zo’n zuidelijke uittochtroute beschutting, waterbronnen en begroeiing bieden. Slechts vier bergen in dit gebergte lijken aan de Bijbelse omschrijving van de Horeb te voldoen. De uittochtroute duurde maar kort, dus de Horeb zal niet ver van Egypte hebben gelegen. Zelfs de Jebel Moesa, de traditionele Mozesberg, valt dan af. Jebel Serbal voldoet veel beter aan de omschrijving. Deze wordt al heel lang als Mozesberg gezien. Wanneer dit de Horeb is, dan past dat goed in het Bijbelverslag. Ook is het vanaf de Jebel Serbal inderdaad precies 11 dagen lopen (ongeveer 220 kilometer) naar Kades Barnea, in de Negev (Deuteronomium 1:2).
Toch kun je niet met honderd procent zekerheid zeggen welke berg de Horeb is. Dat wil echter niet zeggen dat de Bijbel onbetrouwbaar is. Van de uittocht van de Israëlieten is tot nu toe nog geen enkel wetenschappelijk ‘bewijs’ gevonden. Daarom moet je voorzichtig zijn met het ‘claimen’ van een bepaalde berg. Maar dat iets niet bewezen is, maakt het nog niet onwaar. Feit is dat Israëls verbondssluiting bij de berg Horeb de basis werd van het joodse en christelijke geloof. Al weet je niet welke berg precies de oudtestamentische Horeb was, dat die berg er is, dat staat zo vast als een rots.
De uittochtroute zal kort zijn geweest om de inspanning zo klein mogelijk te houden. De Israëlieten waren immers grotendeels te voet, met kinderen, bejaarden, gehandicapten, bezittingen en vee. Stel dat ze slechts 20 kilometer per dag zouden afleggen, hoever kwamen ze dan?
Volgens de Bijbel heeft de tocht precies twee maanden geduurd, waarvan het grootste deel bestond uit lange verblijven in kampementen en sabbatsvieringen. Aannemelijk is dat Mozes dan de volgende route koos:
- Eerst volgde men in Gosen (Egypte) de weg naar het noordoosten. Het volk trok namelijk van Sukkot naar Etam en bereikte daar de woestijn (Exodus 13:20).
- Daarna liet God de Israëlieten afbuigen in zuidelijke richting, naar de Schelfzee (Exodus 13:17-18). Ze keerden daarmee terug naar het gebied van Egypte (Exodus 14:1). Hun reisdoel was niet het beloofde land, maar de berg Horeb (Exodus 3:12).
- Na het vertrek uit Gosen en het doorkruisen van de Schelfzee, kwamen de Israëlieten in de woestijn Sur.
- Daarna bereikten ze de oase Elim (Rotszuilen). Die naam verwijst waarschijnlijk naar het bergachtige terrein van de noordelijke uitlopers van het Sinaïgebergte. Daar zullen Mozes en het volk enige tijd gebleven zijn (Exodus 15:27).
- Daarna zullen ze niet door dat moeilijke bergterrein zijn getrokken, maar over vlak terrein; de woestijn Sin (Exodus 16:1).
- Vervolgens hebben ze het Sinaïgebergte, dat geleidelijk hoger en ruiger werd, naast zich gehouden.
- Na de woestijn Sin kwamen Mozes en het volk bij de oase Refidim (Ondersteuningen). Ook daar hebben ze gerust, waarna ze de Sinaïwoestijn introkken en de berg Horeb bereikten (Exodus 19:2).
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Putten, M.M. van, 2017, Op zoek naar de Mozesberg. Waar lag de Horeb?, Weet 46: 30-35 (PDF).