Inhoudsopgave
Passen dinovondsten in de Bijbelse geschiedenis?
Vanuit de Bijbel weten we dat de landdieren enkele duizenden jaren geleden op de zesde dag zijn geschapen. We weten dan dus ook dat dinosaurussen maximaal enkele duizenden jaren geleden geschapen zijn. Veel wetenschappers denken echter dat dinosaurussen 65 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven. Zijn er dinovondsten die pleiten voor de Bijbelse geschiedenis?
Waar komen dino’s vandaan? Creationisten denken dat God de dinosauriërs op de zesde dag geschapen heeft, het zijn immers landdieren. God schiep verschillende dinobasisgroepen (‘baramins’) waaruit zich verschillende soorten ontwikkelden. Creationisten doen volop onderzoek naar deze dinobaramins. Zij hebben nu ongeveer 20 dinobasisgroepen geïdentificeerd, bijvoorbeeld de tyrannosauriërs en de hadrosauriërs (bekend als de eendsnaveldino’s).
Het ontstaan van dinosauriërs is een groot raadsel binnen de naturalistische wetenschap1. Vanuit dit paradigma zouden de dinosauriërs zijn ontstaan in het Trias (tussen 252 en 201 miljoen jaar geleden) uit de archosauriërs (de vermeende voorouders (kroongroep) van de krokodillen, pterosauriërs en dinosauriërs), maar het ontbreekt aan goed bewijsmateriaal. Het is zelfs zo dat als het erop lijkt dat naturalisten één probleem oplossen er weer diverse nieuwe problemen zich aandienen.
Zacht weefsel
Een van de sterkste argumenten voor de relatief jonge ouderdom van de dinobotten is de vondst van ‘zacht weefsel’. Aan het einde van de vorige eeuw zorgde dr. Mary Schweitzer voor beroering in wetenschappelijk dinoland. Ze had ‘zacht weefsel’ gevonden in dinobotten en publiceerde haar vondsten in een vakblad.
Niet iedereen was daar gelukkig mee en tot vandaag is er discussie over. Alle sceptici ten spijt wordt het werk van Schweitzer keer op keer bevestigd door nieuwe vondsten. In 2020 zijn er zelfs sporen van chromosomen en DNA-markers gevonden. Als deze dino’s werkelijk miljoenen jaren oud zijn, hoe kunnen deze organische moleculen zo lang bewaard blijven? Naturalisten doen er alles aan om een antwoord op deze vraag te vinden en dragen diverse oplossingsrichtingen aan. Dit varieert van het ontkennen van het bestaan van deze organische moleculen tot conservering waarbij ijzerdeeltjes een rol spelen. Deze oplossingen zijn echter niet overtuigend en worden ook door diverse wetenschappers weersproken. Aan één oplossing wil men niet denken: deze dinorestanten zijn niet miljoenen jaren oud maar duizenden jaren ‘jong’. Deze oplossing past goed binnen de Bijbelse geschiedenis.
Koolstof-14 in dinobotten?
In diverse fossiele dinobotten wordt bovendien nog de atoom koolstof-14 gemeten (koolstof-14 is een instabiel radioactief isotoop dat vervalt tot stikstof-14). Koolstof-14 wordt door naturalisten gebruikt om onder andere plantaardig en dierlijk materiaal te dateren. Hoewel er onder creationisten discussie is over de bruikbaarheid van deze dateringsmethode voor absolute dateringen, zijn de meeste naturalisten er vrij duidelijk over: tot 50.000 jaar is deze methode betrouwbaar. Dit getal komt door een berekening waarbij elke 5730 jaar de helft van de resterende koolstof-14 is omgezet in stikstof-14. Als je deze halfwaardetijd doorrekent dan is er na 60.000 jaar niet genoeg koolstof-14 meer over om te kunnen meten. Dinobotten zullen daarom volgens de naturalist geen meetbare hoeveelheid koolstof-14 meer bevatten. Wat blijkt nu? Wanneer je deze dinobotten gaat onderzoeken, bevatten ze nog een meetbare hoeveelheid koolstof-14. Wanneer je deze waarde zou omrekenen naar naturalistische leeftijden zijn deze botten vaak tussen de 25.000 en de 35.000 ‘jaar’ oud. Creationisten verbazen zich er niet over dat dinobotten nog een meetbare hoeveelheid koolstof-14 bevatten, maar voor naturalisten is dit een groot probleem omdat ze denken dat dinosaurussen tot maximaal 65 miljoen jaar geleden leefden. Wat is hun verklaring voor al deze meetgegevens? Standaard: het kan niet waar zijn en dus moet het monster wel vervuild zijn met recent plantaardig of dierlijk materiaal. Maar… wat als deze gemeten hoeveelheid wel correct is? Moeten we dan de koolstof-14-methode verwerpen of erkennen dat deze dinosauriërs enkele duizenden jaren geleden nog op aarde rondliepen?
Het uitsterven van dino’s
Vroeger vochten naturalistische wetenschappers elkaar, soms bijna letterlijk, de tent uit als het ging om een verklaring voor het uitsterven van dino’s. Paleontoloog dr. Michael Benton telde in 1990 maar liefst honderd hypothesen die het uitsterven van de dinosauriërs probeerden te verklaren. Nu is er, mede door het werk van de Nederlander prof. dr. Jan Smit, een redelijke overeenstemming bereikt dat de dino’s uitstierven ten gevolge van een meteorietinslag. Hoewel er concurrentie is van dr. Gerta Keller die beweert dat de dino’s stierven ten gevolge van aanhoudend vulkanisme. Creationistische wetenschappers denken over het uitsterven van de dino’s iets anders. Creationisten aanvaarden veelal een meteorietinslag bij Mexico, maar hierdoor zijn, volgens hen, niet alle dino’s uitgestorven. De meeste creationisten denken dat dinosauriërs grotendeels zijn omgekomen tijdens de zondvloed.
Ten slotte
Je ziet dat de naturalistische wetenschap het moeilijk heeft met het verklaren van sommige dinovondsten, zoals zacht weefsel, organische moleculen en koolstof-14. Deze vondsten passen wel goed bij de Bijbelse geschiedenis dat God de dino’s duizenden jaren geleden heeft geschapen.
Literatuur
- Anderson, K.L., 2017, Echoes of the Jurassic. Discoveries of Dinosaur Soft-Tissue. Expanded and Updated (Chino Valley: Creation Research Society).
- Benton, M.J., 1990, Scientific Methodologies in Collision: The History of the Study of the Extinction of the Dinosaurs, Evolutionary Biology 24: 371-400.
- Benton, M.J., 2015, Vertebrate Palaeontology. Fourth Edition (Chichester: John Wiley & Sons).
- Benton, M.J, 2019, Dinosaurs rediscovered. The Scientific Revolution in Paleontology (London: Thames and Hudson).
- Clarey, T., 2015, Dinosaurs. Marvels of God’s Design. The Science of the Biblical Account (Green Forest: Master Books).
- Thomas, B., 2019, Ancient and Fossil Bone Collagen Remnants (Dallas: Institute for Creation Research).
