Probeer je voor te stellen hoe het publiek, dat in 1913 de première bijwoonde van Strawinsky’s Le sacre du printemps, zich moet gevoeld hebben. Een ongewone muzikale vertolking en een choreografie die zo sterk afweek van wat men in die dagen voor ballet passend achtte, dat de voorstelling uitliep op een flinke rel. Of denk eens aan iemand die voor het eerst kennis neemt van het gedicht Eenzame Stad van Paul van Ostaijen. Een beetje begrepen? Dus: riemen vast, want nu weet je ongeveer wat je te wachten staat als je het boek “Phi – Hoe (niet) te rekenen” van Martijn Peter Burgers openslaat!
Openslaat? Cover en achterkant maken al duidelijk dat je iets heel bijzonders in handen hebt. Het lijkt wel (zeker gezien de inhoud) dat de schrijver alleen maar dit doel voor ogen heeft gehad met de publicatie van het boek. Hij verwacht dat hij hierdoor wereldfaam zal verwerven. “In beperkte kring”, voegt hij er, met een vooruitziende blik, nog aan toe. Al bladerend in het boek krijg je de indruk dat de auteur aandacht wil vragen voor de noodzaak van een Schepper. Althans laat hij duidelijk uitkomen dat hij een God gelooft die hemel en aarde gemaakt heeft. Dawkins en andere atheïsten ontkomen dan ook niet aan de nodige reprimandes. De indeling is bijzonder vreemd: tweemaal een hoofdstuk 1, vervolgens 2, 3, 5, 8, 13, enzovoort. Voor een kenner is het duidelijk: de getallenrij van Fibonacci. Ook gebruikt hij de eigenschappen van deze reeks – die ook in de natuur blijkt voor te komen – als bewijs voor een Schepper. Jammer dat dit allemaal zo omslachtig en vermoeiend gebeurt; met daarin ook nog eens een aperte fout (blz. 152). Het boek bevat 500 voetnoten (sommige zelfs op de omslag), waarvan het merendeel gewild grappig wil zijn, totaal overbodige informatie of banaliteiten bevat, zoals de constatering dat het getal 5 volgt op 4 en aan 6 voorafgaat. Kortom: het unieke van dit boek is gelegen in het feit dat je er geen chocola van kunt maken. Weird, om het op zijn Engels te zeggen. Had de schrijver echt de intentie om een boodschap af te geven? Die indruk had ik af en toe. Aan het eind van het boek volgt namelijk een serie leestips, waarbij je toch wel serieuze namen als Martin Rees, Alister McGrath, Bram van de Beek en Ronald Meester tegenkomt. Maar waarom de schrijver 187 pagina’s (waarvan 50 vrijwel lege) nodig had om deze leessuggesties in te leiden, dat is me een compleet raadsel. Kortom: een boek dat in een rariteitenkabinet niet zal misstaan.