Pollenparadox

by | jun 14, 2016 | Geologie, Onderwijs, Paleontologie

Sir Walter Raleigh uit Engeland, die voor het eerst tabak en aardappelen introduceerde in Europa, is het meest bekend omdat hij zijn dure mantel zou hebben gebruikt om een modderplas te bedekken om zo de voeten van koningin Elisabeth I te beschermen. Hij werd onthoofd in 1618 door haar opvolger James I, maar niet voordat hij als eerste Europeaan de Roraima-berg in Zuid-Amerika ontdekte. Deze berg met een hoogte van 2810 m is gelegen in Venezuela.1 Dit gebied gaf ook Conan Doyle inspiratie voor zijn bekende novelle De verloren wereld.

Roraima3.wikipedia

De berg Roraima is één van de groep tafelgebergten (of mesas) die bestaan uit quarz-areniet zandsteen. Men vermoedt dat ze overblijfselen zijn van een uitgestrekt zandsteenplateau. Dit gesteente werd met alle klassieke geologische methoden, maar ook radiometrisch, gedateerd op een ouderdom van zo’n 1,7 miljard jaar (sommigen beweren 1,8 miljard jaar). Volgens de standaard geologische tijdschaal (gebaseerd op de evolutietheorie) was dit het tijdperk van het Precambrium. In dit tijdperk bestond er volgens de evolutietheorie nog geen meercellig leven op aarde – enkel bacteriën en algen. Dat was dus lang voordat de planten op aarde hun intrede deden. Het zijn de planten die in staat zijn sporen of pollen te produceren. Volgens evolutionisten zouden zaaddragende planten niet eerder dan in het Boven-Devoon hun intrede doen, dus zo’n 380 miljoen jaar geleden.

Fossielen in de ‘foute’ era

Toch werden er fossielen van sporen en pollen gevonden in de Roraima-formatie. Daarover werd in 1966 gerapporteerd in een artikel in het prestigieus tijdschrift Nature.2 Dit betekent dat de pollen tenminste 1.300 miljoen jaar of 1,3 miljard jaar ‘fout’ zitten. De ontdekking werd gedaan in 1963 toen een palynoloog3 van een oliemaatschappij de monsters onderzocht die daar door een plantkundige waren genomen. Het hierboven vermelde artikel in Nature was geschreven door Dr. R.M. Stainforth4, een geoloog, een autoriteit op het gebied van de stratigrafie van deze streek en van micropalaeontologie. Het was zo’n onthutsende ontdekking (voor het geloof in de grote ouderdommen) dat een speciale expeditie van gekwalificeerde geologen in 1964 eropuit gestuurd werd om de feiten te controleren. Ze namen meer monsters en ze trachtten de gebieden te vermijden waar pollen mogelijk van buitenaf de gesteenten zouden kunnen binnendringen (zoals splijtingsoppervlakken). Daarna werden de monsters door drie palynologen, onafhankelijk van elkaar onderzocht, en ze vonden meer fossiele pollen en sporen.

Zouden de gesteenten verkeerd gedateerd zijn?

Misc_pollen_colorized.wikipedia

“Dit betekent dat de pollen tenminste 1.300 miljoen jaar of 1,3 miljard jaar ‘fout’ zitten. De ontdekking werd gedaan in 1963 toen een palynoloog van een oliemaatschappij de monsters onderzocht die daardoor een plantkundige waren genomen.”

Een brief die in 1964 naar Nature werd gestuurd, citeerde studies die een jaar ervoor in hetzelfde tijdschrift waren gepubliceerd en die bevestigden dat de Roraima gesteenten zeker deze ontzettend hoge ouderdom in het evolutie-systeem hadden.5 In de aantekeningen bij zijn artikelen stelde Stainforth, die zelf de hoge ouderdommen van de evolutie aanneemt, het volgende over zijn vondst: “De gesteenten waarover het gaat zijn onbetwistbaar van hoge ouderdom (Precambrisch) en ze zijn zo verweerd dat er geen organisch materiaal in herkenbaar zou mogen zijn. Ze zijn fysisch gezien ook van zeer hoge densiteit zonder duidelijke routes (zoals natuurlijke permeabiliteit/porositeit of breuksystemen) waarlangs vaste deeltjes binnengedrongen zouden kunnen zijn. Toch werden met standaard palynologische technieken goed bewaarde fossiele pollen in de monsters ontdekt!!!”6 (drie uitroeptekens ook in de originele tekst). De soorten die verantwoordelijk zijn voor de fossiele pollen en de sporen zijn moeilijk met zekerheid toe te wijzen, maar komen duidelijk niet overeen met de soorten die vandaag in deze streek voorkomen. Zoals tevoren reeds vermeld zouden ze niet ouder mogen zijn dan vanuit het ‘Devoon’. De meeste rapporten veronderstellen dat het om plantentypen gaat die volgens de evolutieredenering pas in het Tertiair ten tonele verschenen, zo’n 60 miljoen jaar geleden. Dit maakt de evolutie-discordantie nog 300 miljoen jaar groter dan de 1,3 miljard jaar die hierboven vermeld werd.

Hoe om te gaan met dit probleem?

In zijn originele artikel in Nature rapporteert Stainforth hoe de meningen over deze evolutie-paradox grotendeels in twee kampen verdeeld zijn (die beide in grote ouderdommen geloven, natuurlijk). Het eerste kamp stelt dat de radiometrische dateringen inderdaad hebben aangetoond dat deze gesteenten zeer oud moeten zijn. Maar in hun evolutiedenken is het onmogelijk dat er reeds planten leefden meer dan een miljard jaar voordat ze door evolutie te voorschijn kwamen. Daarom moeten de pollen een vorm van secundaire besmetting zijn die later in het gesteente terecht is gekomen. Ter ondersteuning van hun bewering, stellen ze dat het gesteente duidelijk is gemetamorfoseerd7, waardoor het onmogelijk is dat fossiele pollen dit zouden overleefd hebben. Het tweede kamp antwoordt hierop dat niemand ooit het idee getest heeft dat fossiele pollen metamorfisme niet zouden kunnen overleven. (Sindsdien werd er in 2007 een paper gepubliceerd die “opmerkelijk goed bewaarde” fossiele sporen beschreef in de Franse Alpen die eveneens een hoge graad van metamorfisme ondergingen.8 De auteur van dit artikel, Emil Silvestru, kent ook fossiele sporen uit metamorfe gesteenten in Roemenië.) Het tweede kamp wijst er ook op dat het veranderde (verharde) gesteente een argument geeft voor hun mening dat: “de pollen (en de sporen) door geen enkel fysisch middel van buitenaf het metamorfe gesteente kunnen zijn binnengedrongen. Het zijn ondoordringbare gesteenten met een hoge densiteit (dichtheid) die werden samengedrukt door bovenliggende gesteentelagen met een dikte van honderden meters…(en) het vlak waar de monsters genomen werden, lag tot zeer recent diep in de gesteenteformatie.”9 In zijn laatste paragraaf stelt Stainforth het volgende: “we kunnen geen oplossing aanbieden voor deze paradox”. Hij eindigt met dit “een zeer intrigerend geologisch probleem” te noemen.

De regels van het spel

uitdaging_schaken.pixabay

“Het is net als in een spel waarin de winnaar op voorhand bekend is.”

Het is reeds lang duidelijk dat het grote-ouderdom-interpretatiekader een krachtig filosofisch paradigma geworden is dat elke vorm van falsificatie weerstaat. Evolutionisten protesteren soms en stellen dat het ‘gemakkelijk’ is om de evolutie en het eraan geassocieerd grote-ouderdom-interpretatiekader te falsifiëren, namelijk door een duidelijk fossiel te vinden ‘op de verkeerde plaats’, zoals bijvoorbeeld konijnen in het Cambrium. En inderdaad, er zijn reeds veel gevallen gerapporteerd van fossielen die werden teruggevonden op plaatsen waar men ze niet had verwacht. Deze fossielen demonstreerden echter enkel de strategieën die evolutionisten uit hun hoed toverden om zulke onverwachte ontdekkingen ‘weg te redeneren’. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de bekende verticale verspreiding van een soort uitbreiden om de nieuwe vondsten te doen kloppen. Of ze kunnen veronderstellen dat het fossiel een voorbeeld is van herwerking. D.w.z. dat fossielen van ‘tijdperk’ A op één of andere manier in een laag terechtgekomen zijn van ‘tijdperk’ B. Soms is er bewijsmateriaal te vinden dat zo’n tweede begraving inderdaad heeft plaats gevonden. Maar zoals we hier zien bij het standpunt van het eerste kamp bij de fossielen in het Roraima gesteente, kan het ook gebruikt worden zonder dat er fysisch bewijs voor is. Eenvoudig gezegd, de Roraima pollen ‘kunnen onmogelijk’ van dezelfde ouderdom zijn als het gesteente – omdat anders het hele grote-ouderdom-geologische-systeem, met zijn evolutietijdperken ineenstort. Het enige redelijke alternatief dat dan nog overblijft zou de Bijbelse (bovennatuurlijke, recente) schepping zijn. Daarom ‘moeten’ deze fossielen eenvoudigweg toebehoren aan een veel later tijdperk en werden ze op één of andere manier mysterieus in het gesteente gebracht, talloze honderden miljoenen jaren nadat het gesteente zich had gevormd en versteend was (volgens het evolutieverhaal natuurlijk). Wat dan als al deze pogingen tot verklaring falen en het fysisch bewijsmateriaal duidelijk is – zoals het tweede kamp het stelt? Dan worden deze vondsten gewoon geklasseerd als een onopgelost mysterie. Zo is het reeds vijftig jaar lang gebeurd met het bewijsmateriaal dat men vond in het Roraima-gesteente. Het is net als in een spel waarin de winnaar op voorhand bekend is.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Leviathan. De volledige bronvermelding luidt: Silvestru, E., Wieland, C., 2011, Pollen paradox. Een zeer intrigerend geologisch probleem…, Leviathan 61: 2-3. Het oorspronkelijke artikel komt uit het magazine Creation.

Voetnoten

  1. De bergketen (31 km2) omvat ook het drielandenpunt tussen Venezuela, Brazilië en Guyana (voormalig Brits Guyana).
  2. Stainforth, R.M. Occurrence of pollen and spores in the Roraima Formation of Venezuela and British Guiana, Nature 210(5033): 292–294.
  3. Palynologie = de studie van de hedendaagse en de fossiele pollen, sporen, enz.
  4. Hij was de drijvende kracht achter het tijdschrift van de Venezuelaanse vereniging voor Geologie, mineralen en petroleum.
  5. Bailey, P.B.H., Possible Microfossils found in the Roraima Formation in British Guiana, Nature 202(4930): 384. Bailey behoorde tot de Geologische Dienst van Brits Guyana, Georgetown.
  6. http://rpasmd.org/rms/Annotated_list_pubns.htm.
  7. Dit treedt op als een gesteente verandert in een ander gesteente door rekristallisatie door bijvoorbeeld hoge temperatuur en druk. De omvorming van kalksteen tot marmer is hier een voorbeeld van.
  8. Bernard, S. et al., Exceptional preservation of fossil plant spores in high-pressure metamorphic rocks, Earth and Planetary Science Letters 262(1–2): 257–272.
  9. Ref. 2, De pollen van Roraima werd ook in hoornblende aangetroffen, een zeer hard gesteente dat door contactmetamorfisme werd gevormd.