In het artikel ‘Waarom de zondvloed geen lokale overstroming was’1 mis ik enkele sterke Bijbelse argumenten waarom de zondvloed planeetwijd (of wereldwijd) was. De Bijbel laat in Gen. 6 en 7 (NBG51) zien dat die totaliteit wordt onderstreept door het herhaalde: alle, al, alles in het verslag, en door het woord verdelgen (Hebr. shachath), wat betekent: zodanig vernietigen dat er niets meer van overblijft, niets meer van terug te vinden is (citaten NBG51).
Genesis 6: 13: “Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen”.
6:17: “Ik ga een watervloed over de aarde brengen om al wat leeft, waarin een levensgeest is, van onder de hemel te verdelgen; alles wat op de aarde is, zal omkomen”.
7:4b: “…en Ik zal alles wat bestaat, hetgeen Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen”.
7:19b: “en alle hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt”.
7:21-23: “En al wat leeft, dat zich op de aarde roert, het gevogelte, het vee en het wild gedierte en alle wemelend gedierte, dat op de aarde wemelt, benevens alle mensen, kwamen om. Alles, in welks neus de adem van de levensgeest was, alles wat op het droge was, stierf. Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, mensen zowel als vee en kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, zodat zij verdelgd werden van de aarde; Noach alleen bleef over en wat met hem in de ark was”.
10 x ‘al’, ‘alle’, ‘alles’, 5 vormen van het werkwoord ‘verdelgen’ (= totaal tenietdoen, verpulveren) en 1 maal ‘ganse’. Dit is duidelijk niet het soort taal dat je gebruikt om een lokale overstroming met beperkte gevolgen te beschrijven. Reken daarbij dat deze teksten – volgens Wiseman – zijn van de hand van de overlevenden van deze vloed. Wie dan nog het woord ‘lokaal’ durft te gebruiken, is wel heel erg onbeschaamd.