Rudimentaire organen

by | okt 10, 2016 | Biologie, Evolutie

In de afgelopen 150 jaar heeft men bij talrijke levende wezens organen ontdekt, die eerst ingedeeld werden als rudimentair, onvolledig en doelloos. Later bleek meestal, dat zij voor het organisme als geheel wel degelijk een concreet nut dienen. In andere gevallen is er sprake van een degeneratie. De miljarden “in opbouw zijnde organen” waarvan het in de natuur zou moeten wemelen, bestaan niet.

blue-whale-1198719_1280

Bij een evolutionaire ontwikkeling door kleine mutatie stappen zou men verwachten, dat veel levende wezens gedurende vele generaties halfklare, in opbouw zijnde organen met zich met zich mee zouden dragen. Ondanks intensief onderzoek werd iets dergelijks nooit gevonden.1234 Bij nader onderzoek bleken de meeste rudimentair geachte organen, zinvol en nuttig te zijn56

Enkele voorbeelden:

– Het wormvormig aanhangsel (van de blindedarm) van de mens ondersteunt de darmflora. Bij diarree kan een deel van de darmflora in het wormvormig aanhangsel overleven – wat eraan bijdraagt, de gezamenlijke darmflora zo snel mogelijk weer te herstellen. Mensen bij wie de blindedarm verwijderd is, hebben meer tijd nodig om weer volledig gezond te worden.

– De restanten bekkengordel bij walvissen houden verband met het geslachtsorgaan en dienen als bevestigingspunten voor de sterke spieren in het achterste deel.

– Embryonale tandcontructies bij baardwalvissen, waaruit nooit echte tanden komen, spelen, zoals bij alle zoogdieren, een belangrijke rol bij de vorming van het kaakgebeente.

– Het verlies van het gezichtsvermogen bij grotvissen: een overbodig orgaan wordt afgebouwd.

Voetnoten

  1. Helmut Schneider, Natura, Biologie für Gymnasien, Band 2, Lehrerband, Teil B, 7. bis 10. Schuljahr, Ernst Klett Verlag, 2006, S. 268.
  2. Prof. Ulrich Weber (Süssen), Biologie Oberstufe, Gesamtband, Cornelsen Verlag, Berlin 2001, S. 259.
  3. Horst Bayrhuber, Ulrich Kull, Linder Biologie, Lehrbuch für die Oberstufe, 21., neu bearbeitete Auflage (1998), Schroedel Verlag GmbH, Hannover, S. 404.
  4. Horst Bayrhuber, Ulrich Kull, Linder Biologie, Lehrbuch für die Oberstufe, 21., neu bearbeitete Auflage (1998), Schroedel Verlag GmbH, Hannover, S. 404.
  5. Junker, Ähnlichkeiten – Rudimente – Atavismen, 2002, Hänssler-Verlag.
  6. Junker en Scherer, Evolution, het nieuwe studieboek, Oude Wereld, 2010, p. 186-190. Het boek is hier in onze webshop te koop.