Samenvatting deel 3: The rise and triumph of the modern self – Carl R. Trueman

by | sep 14, 2022 | Psychologie, Relaties en seksualiteit

The rise and triumph of the modern self Carl R Trueman

Dit artikel is deel van een serie over het boek ‘The rise and triumph of the modern self’ van Carl R. Trueman. Dit derde deel gaat het over een samenleving waarin het individu koning is. Lees hier deel 1 en deel 2.

Charles Taylor en de politiek van erkenning

De vraag waarom bepaalde identiteiten wel geaccepteerd worden en andere niet, is allereerst een vraag naar hoe identiteiten worden gevormd. Het is belangrijk om te beseffen dat de identiteit niet tot stand komt doordat de geïsoleerde individuele persoon een monoloog met zichzelf houdt en zo tot bepaalde conclusies komt. Integendeel. Onze identiteit komt tot stand in onze dialoog met medemensen. 

Bekend is de gedachte van Descartes. Hij kwam tot de zekerheid dat hij bestond omdat hij waarnam dat hij twijfelde, er moest dus een ik zijn. Dat “ik” is kenbaar door taal en taal wordt gebruikt voor interactie. De “ik” is noodzakelijk een sociaal wezen. Het expressief individualisme ontstaat door het dialogische karakter van wat het betekent een persoon te zijn. Wie we denken te zijn is nauw verbonden aan de mensen om ons heen. Een mens heeft de behoefte ergens bij te horen. Identiteit ontstaat in die context. Als iedereen mij behandelt als was ik een waardeloos individu, dan is de kans groot dat ik ook zo naar mezelf ga kijken. 

Nu is er in onze westerse samenleving een diepe wens tot zelfexpressie, om zich publiekelijk te uiten op een wijze die consistent is met hoe men zich inwendig voelt. Dat is volgens de romantiek de essentie van authenticiteit. En deze zienswijze domineert de huidige maatschappelijke belevingswereld. Taylor komt nu bij de filosoof Hegel uit. Hegel worstelde met het probleem van identiteit in de moderne tijd. Hoe kan men de wens om zich authentiek te uiten als vrij individu combineren met de wens om tot een groep te behoren.

Hegel neemt het voorbeeld van de relatie tussen een meester en een slaaf. Hij schrijft dat zelfbewustzijn in en van zichzelf bestaat wanneer en door het feit dat het zo bestaat voor een ander. Dit betekent dat het alleen bestaat door erkend te zijn. Deze vorm van zelfbewustzijn bestaat alleen in zijn volledige betekenis als twee mensen met zelfbewustzijn elkaars zelfbewustzijn erkennen. We weten in ons eigen leven dat het heel belangrijk is dat mensen ons zien staan.

Bekend is het verschijnsel op het schoolplein dat er voor een voetbalpotje of een ander spel groepen gemaakt worden en dat om de beurt kinderen worden uitgekozen. We zijn ons er dan uitermate van bewust of de leider ons ziet staan of niet. Mijn identiteit is afhankelijk van de erkenning door de ander. Dat maakt dat mijn identiteit iets is dat omstreden kan worden. Erkenning kan dan een zaak van leven en dood worden.  Bij Hegel is het dan zo dat in het voorbeeld van de meester en de slaaf de sterkere, dus de meester, van de zwakkere slaaf de erkenning krijgt die hij wenst. Erkenning heeft dan altijd iets te maken met hiërarchie.

Het dialoog-karakter van de identiteit creëert de mogelijkheid van spanning tussen individuen maar ook tussen individuen en de samenleving of tussen verschillende samenlevingen. Een belangrijk concept dat Taylor overneemt van Hegel is Sittlichkeit. Dit is een ingewikkelde term. Het geeft aan dat er verplichtingen zijn ten opzichte van de community waar ik deel van uitmaak. Zoals dat is, moet het ook zijn. Er is geen verschil tussen Sollen en Sein. Zo is er een behoefte van de expressieve individualist om onderdeel uit te maken van een gemeenschap van expressief individualisten. Een gemeenschap die dezelfde taal spreekt, waar men zich thuis voelt, waar men erkend wordt.

Het is dus zo dat we als expressief individualisten ons willen uitdrukken, maar we doen dat typisch op een wijze die door de moderne maatschappij is voorgeschreven. En LHBTI behoort bij de moderne Sittlichkeit. De intuïtieve morele structuur van onze maatschappelijke belevingswereld wordt gekenmerkt doordat het ten eerste: slachtofferschap voorop stelt, ten tweede: zelfheid ziet in psychologische termen, ten derde: seksuele normen ziet als onderdrukkend en leven ontkennend en ten vierde: het recht van het individu voorop stelt om de eigen bestaan te definiëren. Dit is de geest van deze tijd.  

De kwestie waardigheid

Wil een samenleving aan al de bovengenoemde eisen voldoen, dan betekent dit dat de samenleving verschillende aannames moet belichamen. Als het individu de koning is, dan moet de samenleving de opperste waarde van het individu erkennen. 

Taylor beargumenteert dat er een shift is van een samenleving gebaseerd op eer naar een samenleving gebaseerd op de notie van waardigheid. De eerste is gebaseerd op het idee van een gegeven sociale hiërarchie, zoals in de middeleeuwen het geval was, maar ook bij de samoerai in Japan. Deze notie is in het Westen weggenomen door twee dramatische ontwikkelingen. Ten eerste hebben technologische en economische veranderingen de oude hiërarchische structuren weggebroken. Ten tweede hebben bepaalde intellectuele ontwikkelingen deze gezichtspunten weggevaagd.  

De technologische ontwikkelingen die een rol hebben gespeeld kennen we als de industriële revolutie. Industrialisatie speelde een rol, maar ook het belang van kapitaal. De macht kwam in handen van steden en het gezag, dat eerst in handen lag van de oudere generatie werd na verloop van tijd overgenomen door de jongere generatie, toen ervaring minder belangrijk werd en het vermogen tot leren en aanpassing belangrijker.

Bij de intellectuele ontwikkelingen was het Descartes die in de kennisleer het zwaartepunt verplaatste zodat de individueel kennende object (mens) in het centrum kwam te staan. Dit vond zijn psychologische expressie in het werk van Rousseau. Voor Rousseau is de mens goed en vrij, maar wordt deze door de maatschappij geketend. “Man is born free and everywhere is in chains”.  Daarom hebben alle mensen een gelijke waardigheid.

Dit idee van Rousseau is verder uitgewerkt door de romantici, en in de 17e en 18 eeuw begon de identiteit zich naar binnen te keren. De sociale structuur is niet langer een weergave van intrinsieke superioriteit of inferioriteit van bepaalde individuen. Het is juist zo dat gelijke waardigheid zulke externe factoren als hiërarchie relativeert. Hiërarchie wordt gezien als iets dat corrumpeert, dat de mens inauthentiek maakt.

Dit verandert de termen van het dialoogkarakter van de persoonlijke identiteit fundamenteel. Toen vroeger  de identiteit werd gevormd door datgene waartoe men behoorde, betekende identiteit, dat men zijn plaats kende. Toen speelde eer een rol in sociale verhoudingen. Nu is dat waardigheid. Als er nu conformiteit moet zijn tussen mijn zelf en mijn omgeving, en ik pas me niet aan, dan moet de omgeving zich aanpassen. Desnoods door een conflict. 

De auteur noemt hier een voorbeeld van een uitspraak van het hooggerechtshof van de VS uit 1954 over apart onderwijs voor witte en zwarte kinderen. We zouden dat nu apartheid noemen. Het bijzondere van de uitspraak is niet, dat segregatie verboden werd. Een goede zaak, natuurlijk. Het bijzondere is de argumentatie. Ten eerste valt het psychologische taalgebruik op, het belang van gevoel van inferioriteit, wat schadelijk is en dus door de wet moet worden verboden, en ten tweede dat segregatie schadelijk is doordat het een vorm van gebrek aan erkenning is. En gebrek aan erkenning leidt tot inferioriteitsgevoelens.   

Dit patroon is belangrijk om te begrijpen waarom het in een samenleving, waarin seksualiteit het fundament van iemands identiteit is, niet acceptabel is als iemand homoseksualiteit tolereert en niet meer dan dat. Het probleem is erkenning. Een homoseksueel wordt dan niet erkend in wat hij wezenlijk denkt te zijn. Dit vraagt veel meer dan tolerantie. Dit vraagt absolute gelijkheid in alles, en als men dit weigert, dan vindt men zichzelf aan de verkeerde kant van de wet en opkomende sociale gevoelens. Als men homoseksuele activiteit afkeurt, keurt men de homoseksuele identiteit af en dat is een morele aanval.

Men heeft sterk de neiging de moderne LHBT-beweging te vergelijken met de mensenrechtenbewegingen uit de jaren ’50 en ’60. Er is echter een grote tegenstelling tussen deze bewegingen. De mensenrechtenbewegingen gingen primair uit van de universele menselijke natuur. De moderne LHBT-beweging gaat primair uit van het soevereine recht tot individuele zelfbeschikking. Ze zijn echter daarin gelijk dat ze beiden van de samenleving eisen dat deze de waardigheid van het individu eerbiedigt.

Concluderende reflecties

Belangrijk is het concept van de maatschappelijke belevingswereld (social imaginary). We handelen grotendeels op basis van onze intuïties en die hangen nauw samen met ons zelfbeeld en de interactie met samenleving waarin we leven. Er is een wereldbeeld opgekomen waarin geen intrinsieke betekenis of autoriteit meer aanwezig is.

Het verschijnen van de psychologische mens en het expressieve individu is in de wereldhistorie zonder precedent. Dit is een symptoom en tegelijk bron van enorm veel maatschappelijke, ethische en politieke vragen. We verwisselen een mimetische wereldvisie voor een poietische, en verliezen daarmee inherent doelgerichtheid.

De situatie waarin we leven is geen cultuur. Het is een anticultuur.

Tags: The rise and triumph of the modern self. The rise and triumph of the modern self.