Slavenhandel en het verzet van ds. Justus Heurnius

by | jul 27, 2021 | Geschiedenis, Opinie, Theologie

De slavenhandel is een zwarte bladzijde in onze nationale geschiedenis. Soms vragen we ons af hoe zoiets ooit heeft kunnen gebeuren. Holland noemde zich een christelijke natie en toch heeft het veel aan slavenhandel gedaan. De kerk is verschrikkelijk tekort geschoten in haar verzet tegen slavenhandel en in het liefhebben en beschermen van slaven. Was er dan helemaal geen verzet vanuit de kerk? Drs. Willem J. Korving heeft een studie gedaan naar het zendingswerk van ds. Justus Heurnius.  In onderstaande samenvatting van zijn studie beschrijft hij hoe Justus Heurnis zich al in de 17e eeuw verzette tegen de slavenhandel. 

“Drs. Peter Sijnke pleit voor een herinneringsplaquette voor Bernardus Smijtegelt in Middelburg (in het Reformatorisch Dagblad van 6 juli 2019). Dit om zijn verzet tegen de slavernij te honoreren. Terecht wordt in dit artikel Smijtegelts afkeer van de slavenhandel geprezen. Wel wekt dit artikel de indruk dat Smijtegelt de enige Nederlandse predikant was die fulmineerde tegen de slavenhandel. Echter, niets is minder waar. Al voor Smijtegelt waren er in Holland predikanten die de slavenhandel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) bekritiseerden. Een van hen was de predikant Justus Heurnius (1587-1652) uit Leiden. Indien terecht een herinneringsplaquette voor Smijtegelt wordt geplaatst, dan verdient Heurnius een borstbeeld in de Statenpassage van de Tweede Kamer in Den Haag, vanwege zijn zorg voor ziel én lichaam als zendeling in Oost-Indië.

Justus Heurnius (1587-1652): Inleiding

Justus Heurnius werd in 1587 als zoon van hoogleraar Johannes Heurnius in Leiden geboren. In Leiden promoveert Justus Heurnius eerst in medicijnen. Na zijn rondreizen door Europa studeert hij theologie aan de universiteit van Groningen. Vervolgens wordt hij predikant te Kalslagen (plaats nabij Aalsmeer).

In die periode schrijft hij zijn Legatione evangelica as Indos capessenda admonitio (Vermaning om de evangelische taak ten opzichte van de Indiërs snel aan te vatten). Dit geschrift biedt hij de Staten-Generaal, prins Maurits en de bewindvoerders van de VOC aan.

Aan de kerk van Amsterdam en de VOC vraagt hij toestemming om met een van de schepen van de VOC naar voormalig Oost-Indië te reizen om aldaar zendingswerk te verrichten. In 1624 vertrekt Heurnius naar de Oost en wordt hij predikant te Batavia, alwaar hij tot 1632 verblijft. Na ook op het eiland Ambon zendingswerk te hebben verricht, keert hij in 1639 terug naar Nederland. Hij wordt na zijn terugkomst in Nederland predikant in Wijk bij Duurstede en overlijdt in 1652.

Arbeid

Zijn geschrift Legatione evangelica as Indos capessenda admonitio, wat Heurnius toont zijn belang voor de zending aan. In dit geschrift waarschuwt Heurnius de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) voor het gevaar van het vergaderen van schatten op aarde en niet in de hemel (Matt.6:19,20).

Zijn zendingsarbeid onder de Chinese bevolking van Batavia wordt door het koloniale regiem met krachtige hand tegengestaan. Deze tegenstand heeft tot gevolg de ontheffing van Heurnius uit zijn ambt. In 1632 wordt hij opnieuw als zendeling aangesteld en begint hij zijn werk op het eiland Ambon in de Indonesische Archipel.

We dienen te beseffen dat Heurnius arbeidde in een maatschappij die beheerst werd door de drieslag G-E-G (Goud-Evangelie-God). In voormalig Oost-Indië kwam hij in aanraking met slavenhandelaren en zakenlieden van de VOC. De slavenhandel was verdeeld in twee categorieën. Slaven die bestemd waren voor het regulier huishoudelijk werk en slaven die arbeiders in een bedrijf waren.

De Nederlandse kerk in de dagen van Heurnius voerde oppositie tegen de slavenhandel. Getuige een studiegenoot van Heurnius, Ds. Jacob Hondius, die schrijft in zijn Swart Register van Duysent Sonden:

Zondigen zodanige mensen die ledematen zijnde, nochtans slaven kopen om die weer te verkopen en met die ellendige mensen haar koophandel te drijven. Gelijk met andere waren en goederen ende als of het maar beesten waren. Daar het immers mensen zijn van een en de zelfde natuur gelijk als zij. En of zodanige slavenhandel al gedreven wordt niet alleen van Joden, Turken en heidenen, maar van de genaamde Christenen als van Spanjaarden, Portugezen en andere, ja ook van de Hollanders. Zo behoren nochtans haar Gereformeerde ledematen haar niet te besmetten met zulke onbarmhartige koophandel, maar alleszins te handelen in de vreze des Heeren. Opdat het geld dat ze winnen, haar niet tot een vloek maar tot een zegen mag gedijen.

Professor Gisbertus Voetius (1589-1676) steunde Heurnius in de strijd tegen de slavenhandel. Het is dan ook niet vreemd dat Voetius van invloed was op het zendingswerk van Heurnius. Heurnius bekommerde zich niet alleen voor de geestelijke zorg van de zielen waarmee hij in aanraking kwam, maar ook toonde hij zorg voor hun lichamelijk welzijn. Om op het zendingsveld in de moedertaal van de inwoners te communiceren schreef hij een Holland-Latijns-Maleis woordenboek. Ook vertaalde hij de Heidelbergse Catechismus in het Maleis.

Dat Heurnius tegen de slavenhandel oppositie voerde, wordt duidelijk uit het feit dat hij in zijn zendingsarbeid ouders verbood hun kinderen te verkopen aan slavenhandelaren. Hij verkondigde dat krijgsgevangenen niet als slaven verkocht konden worden. Het enige wat de bewoners van voormalig Oost-Indië aangeboden moest worden, was Gods liefde voor de zondaar in Christus, naastenliefde en medeleven.

Het argument van de slavenhandelaren dat in de tropen de slavenarbeid gewettigd was, verklaarde Heurnius ongegrond, daar ieder mens zware arbeid moet verrichten. Hij getuigde dat door de zondeval ieder mens (donker of blank) in het zweet zijns aanschijns zijn brood eet (Gen.3:19). De slaven zijn er niet om de vieze en de zware arbeid van anderen te verrichten, maar zij zijn, zoals Heurnius zegt: “Uw gelijken en medemensen.”

Het vele zendingswerk dat Heurnius in voormalig Oost-Indië verrichtte, was in gehoorzaamheid aan zijn Opperherder, de Heere Jezus Christus. Hiermee was hij een van de eerste zendelingen die het zielenheil van mens op het zendingsveld combineerde met het lichamelijke heil. Evenals zijn voorgangers John Wycliffe (1330-1384) en Johannes Hus (1369-1415) op het zendingsveld van Europa, verkondigde ook Heurnius het Woord Gods in de landstaal. Hij vertaalde de Bijbel in het Maleis, stichtte een theologische faculteit en betoonde hij de Christelijke naastenliefde.

Conclusie

De slavenhandel is een zwarte bladzijde in onze nationale geschiedenis. Echter ook een zwarte bladzijde in wereldwijde geschiedenis. Immers niet alleen Hollanders bedreven deze handel, maar ook Portugezen, Spanjaarden, Engelsen, Fransen, Joden, Turken etc. Hiermee wil ik de slavenhandel die onze voorouders bedreven niet goedpraten.

Wel wil ik de aandacht vestigen op het feit dat er gedurende de slavenhandel mensen waren die hiertegen protesteerden. Gelukkig waren er in die tijd theologen als Heurnius, Smijtegelt en Voetius die hieromtrent Staat en Kerk ter verantwoording riepen.

Bekend is dat Heurnius na zijn terugkeer in Nederland aan de VOC zijn bevindingen meedeelde. Ook informeerde hij de Classis Amsterdam van de Nederlandse kerk. Deze Classis heeft vervolgens haar afkeer van de slavenhandel van de VOC bij de Staten Generaal kenbaar gemaakt. De Staten Generaal hebben verordeningen uitgevaardigd om de naaste niet als een beest maar als een schepsel Gods te behandelen.

Het toezicht op de koloniale belangen vanuit Amsterdam of ’s Gravenhage werd bemoeilijkt, omdat de communicatie tussen het voormalig Oost-Indië en Holland traag was. Daarom delegeerde de Staten Generaal veel van haar macht aan de VOC om de kolonie te besturen. Dit bood de VOC gelegenheid, om zonder toezicht van de landsregering, naar eigen believen te handelen en kon zij haar activiteiten betreffende de slavenhandel onverminderd voortzetten. Echter deze activiteiten van de VOC werden door de Nederlandse kerk afgekeurd.

Tot slot, indien we, overigens terecht, als samenleving voor Ds. Smijtegelt een herinneringsplaquette plaatsen, dan pleit ik voor een borstbeeld van Justus Heurnius in de Statenpassage van de Tweede Kamer in Den Haag. Justus Heurnius die de zendeling was voor ziel en lichaam in het voormalig Oost-Indië. De zendeling die oppositie voerde tegen de slavenhandel.”

Drs. W.J. Korving, 2019

Geraadpleegde literatuur

Andel, H. A. van. De zendingsleer van Gijsbertus Voetius. Kampen: Kok, 1912.

Hesselgrave, D. J. “Contextualization of Theology.” Pages 294-295 in Evangelical Dictionary of Theology. Edited by Walter A. Elwell. Grand Rapids: Baker Book House, 2001.

Hondius, Jacobus. “Swart Register van duysent Sonden” nr. 810. Amsterdam 1679.

Hutcheson, Richard G. Jr. “Crisis in Overseas Mission: Shall We Leave It to the Independents?” Pages 290-296 in Christian Century. March 18, 1981.

Joosse, Leendert J. “Justus Heurnius.” Page 291 in Biographical Dictionary of Christian Missions. Edited by Gerald H. Anderson. Grand Rapids: W.B. Eerdmans, 1998.

Metcalf, T. R. Aftermath of Revolt. Princeton: University Press, 1964.

Moreau, A. Scott. “Missiology.” Pages 780 – 783 in Evangelical Dictionary of Theology. Edited by Walter A. Elwell. Grand Rapids: Baker Book House, 2001.

Niebuhr, H. R. Christ and Culture. New York: Harper & Row, 1975.

Vink, Markus. “The World’s Oldest Trade” in Dutch Slavery and Slave Trade in the Indian Ocean in the Seventeenth Century. Journal of World History (June 2003) 14-2.